‘WE HEBBEN HET WATER WEER LEREN VREZEN’

© JOHANNA LAGERFORS

Een bezoek aan de Japanse havenstad Ishinomaki, één jaar na de tsunami. ‘Je wilt niet vergeten, maar eigenlijk móét je vergeten.

Het is niet moeilijk te zien dat het ooit een gezellig stadje moet zijn geweest. Nu schiet er nog ontstellend weinig van over. Ishinomaki had de pech midden in het kustgebied te liggen dat op 11 maart 2011 door een verwoestende tsunami werd getroffen, kort nadat een aardbeving heel Oost-Japan had opgeschrikt. We wandelen door wat ooit de chicste winkelstraat van het havenstadje moet zijn geweest. Graffiti duidt aan hoe hoog de vloed hier reikte, als om te zeggen: het water heeft ons niet klein gekregen. Hoewel. De straten zijn schoongeveegd, maar nauwelijks één op de tien winkels is inmiddels weer geopend. Van een voormalige kinderboetiek werd de etalageruit gesloopt. De winkel dient nu als fietsenrek voor het aanpalende café. Iets verder, op een braak stuk grond, ligt een forse plezierboot op zijn kant. Niemand schijnt het de moeite te vinden hem naar de Kitakami te slepen, de weidse rivier die dwars door het stadje loopt.

De ravage is nog indrukwekkender in de ooit mondaine woonwijk waaraan de winkelstraat grenst. Een jaar geleden was het de duurste buurt van de stad, want met zeezicht. Alles is er tot op de fundering weggespoeld. Yoshihisa Nishikawa, eigenaar van de lokale krant, toont luchtbeelden voor en na. Van een soort Japans Knokke-Heist naar een ruwe woestenij in enkele uren tijd: de natuur heeft in Ishinomaki tabula rasa gemaakt. Waar de mooiere villa’s stonden, worden nu autowrakken gestapeld en in snel tempo geplet. Dieper landinwaarts, in Ogatsu, staan de resten van een cultureel centrum. Het water heeft twee hoog op het dak een lijnbus achtergelaten. Waar de bus precies is opgeschept, blijft onduidelijk, maar het moet minstens een halve kilometer verderop zijn geweest. De inzittenden overleefden het niet. Het is een iconisch beeld geworden in Japan, een getuigenis van de onwezenlijke kracht van de tsunami. Sommigen willen er een monument van maken, anderen vinden het te deprimerend en zouden liever een symbool van hoop kiezen.

Bij een kleine goederenhaven ontmoeten we Abe Onagawa. Hij baatte een krantenwinkel uit in het zakendistrict bij de dokken. Onagawa had weinig tijd om te vluchten, maar was pienter genoeg om naar het vlakbij gelegen ziekenhuis te trekken, boven op een steile heuvel. De smalle weg richting ziekenhuis werd een dodelijke bottleneck – een herinnering die Onagawa liever niet ophaalt. Hij en zijn vrouw hebben het gered. Ze raakten tot op de eerste verdieping, waar ze nog juist hun hoofd boven water konden houden. Op het nippertje aan de dood ontsnapt. Onagawa weet niet welke toekomst zijn familie hier nog rest. Volgens het herstelplan krijgen ze binnen drie tot vijf jaar een nieuwe winkel. In de bergen, want aan de dokken wordt wellicht niet meer gebouwd. Zolang gaat Onagawa niet wachten. ‘Ik wil geen tijd verspillen met achteruit te kijken. Ik wil verder’, zegt hij. De krantenverkoper werkt momenteel vanuit een loods van zijn schoonbroer. De oorspronkelijke huurders zeiden hun contract op en verhuisden, zoals vele anderen. Vroeger verkocht Onagawa 2600 kranten per dag, nu nog de helft daarvan. ‘De andere klanten zijn dood of verhuisd’, zegt hij. ‘Ik hoor dat veel mensen naar Fukushima trekken. Vastgoed is daar spotgoedkoop.’ Onagawa twijfelt nog tussen wegtrekken of een nieuwe winkel kopen in het centrum van Ishinomaki. In vergelijking met enkele jaren geleden koop je daar nu een pand voor een prikje. Alleen weet hij niet of Ishinomaki weer zal worden wat het ooit geweest is.

Rampenplannen

Het ergste rampscenario voor tsunami’s ging uit van een vloedgolf van zes meter. Dat bleek een onderschatting. In het centrum van Ishinomaki spoelde het water 7,5 meter hoog. Aan de vissershaven werd 21 meter gehaald en het absolute record schijnt in een buitenwijk te zijn gevestigd waar de tsunami zelfs tot 34,5 meter klom. Wie de rampenplannen volgde, overleefde het niet. Wie eigenzinnig was en zo snel als hij kon naar het hogere binnenland vluchtte, redde het wel. Een zure werkelijkheid waar de gezagsgetrouwe Japanners zich nog niet mee hebben verzoend. Abe Onagawa kent een akelig voorbeeld. Naast zijn krantenwinkel stond een bankkantoor. Vanuit zijn uitkijkpunt in het ziekenhuis zag Abe hoe de bedienden zich strikt aan het noodplan hielden: lang voor de golven aankwamen, stond het personeel op het acht meter hoge dak. Toen het water steeg, ontstond een gruwelijke strijd voor een plek in de gsm-antenne. Enkel de hoogste drie klimmers overleefden het drama.

Maar geen enkel verhaal is zo tragisch als dat van het schooltje in de wijk Okawa. Dankzij het vaak geoefende rampenplan wisten de leraars dat ze na de eerste aardschok ongeveer veertig minuten zouden hebben om iedereen in veiligheid te brengen. Naast de school was een zeven meter hoge heuvel opgeworpen, als tsunamibeveiliging: makkelijk te beklimmen en met afgeplatte top om een latere evacuatie vlot te laten verlopen. Alleen kwam het water hier wel elf meter hoog. Achter het schoolgebouw ligt een nog hogere, natuurlijke heuvelrug. Een moeder luidt de gong bij het geïmproviseerde schrijn dat op de plek van het drama werd gebouwd. Ze rouwt bij een dikbuikige Boeddha, terwijl brekers het puin van de vroegere school vermalen. Je ziet haar haast denken: was mijn kind maar díe heuvel op gevlucht, het had het overleefd. Van de 108 leerlingen stierven er 77. Drie personeelsleden hebben het overleefd, twee leerkrachten en een verpleegster. Hun schuldgevoel moet verpletterend zijn. Een van hen zou zich intussen van het leven hebben benomen.

De school werd in ijltempo heropgebouwd, maar je vraagt je af waarom. Achter het gebouw ligt een kale vlakte. Kinderen wonen hier niet meer. Hoe gaat een gemeenschap verder wanneer de jeugd dood is? Yoshihisa Nishikawa vreest dat de streek alleen senioren overhoudt, die het niet meer zien zitten om elders een nieuw leven op te bouwen. Wie een naaste verloor, vertrekt meestal. Wie als bij wonder alleen materieel werd getroffen, wacht af. ‘Men wil het gevoel krijgen dat hier nog een toekomst ligt’, zegt de ondernemer. ‘Maar het moet dan wel snel gaan. Als het leven hier niet gauw weer op gang komt, trekken de gezinnen weg.’

De overheid bouwde noodwoningen voor wie geen opvang bij familie vond. De containerhuizen ogen deprimerend, maar Nishikawa zegt dat bewoners hem vertellen dat ze zeker niet ongerieflijk zijn. ‘Niet ongerieflijk, maar natuurlijk ook geen thuis’, vult hij aan. En dus geen oplossing die langer dan een paar jaar mee kan.

Veilige bouwgrond

Voor de ramp telde Ishinomaki ongeveer 160.000 inwoners, buitenwijken inbegrepen. Een op de vijftig inwoners is op 11 maart 2011 omgekomen. Het bestuur schat dat daarenboven 15.000 mensen de stad hebben verlaten. Het is niet zeker wie daarvan zal terugkeren, de mensen weten het wellicht zelf nog niet. Een gigantische klap voor een dunbevolkte vissersstreek. Ook angst verhindert mensen om hun leven weer op te nemen. Geen enkel rampenplan is bestand tegen een tsunami van meer dan tien meter. Veilige bouwgrond vind je pas diep in het binnenland. Een tsunami van die gruwelijke proporties gebeurt maar eens om de zoveel honderd jaar, wordt gezegd. Niet dat die gedachte iemand geruststelt of trauma’s heelt. Omgaan met de angst blijkt makkelijker voor mensen die toevallig die dag niet in de buurt waren. ‘Wie de tsunami zag, heeft ontzag gekregen voor de natuur. Ik ken veel mensen die niet meer nabij water durven te komen. We hebben weer geleerd om het water te vrezen’, zegt Yoshihisa Nishikawa.

Meerdere gebouwen in Ishinomaki waren zogezegd tsunamiproof. Zoals het politiekantoor. Het gebouw stáát nog, maar zestig meter verder, en ondersteboven. Tegen dit natuurgeweld was geen kruid gewassen. Onderzoekers proberen te weten te komen waarom bepaalde panden de vloed hebben doorstaan en andere niet. In de zwaargetroffen residentiële wijk aan de Kitakami is één houten huis zo goed als ongeschonden, als enige in de rij. Een streep graffiti geeft aan dat het water ook hier tot aan de dakgoot kwam. Het onderzoek loopt nog, maar wellicht was het puur toeval dat net dit huis en niet dat ernaast gespaard is gebleven.

De ramp in de kerncentrale van Fukushima en het gevaar van radioactieve besmetting zijn hier vreemd genoeg helemaal geen issue. Een zorg voor mensen die niet beseffen wat het betekent om een echte ramp mee te maken. ‘26.000 mensen stierven tijdens de tsunami, waarvan amper twee in de kerncentrale’, horen we in Ishinomaki. Wat zou je je bekommeren om een kerncentrale die tachtig kilometer verderop ligt wanneer je have en goed bent kwijtgeraakt? Straling? Niet mee bezig, meneer. Dat is prioriteit nummer 497. Het enige waar de kustbewoners voor vrezen is dat het ‘Fukushima-gedoe’, zoals een inwoner het noemde, de aandacht afleidt van hún problemen.

Want de rest van het land blijft onverminderd in de ban van de kernramp. Een greep uit de voorpagina’s in twee weken Japan: Asahi Shimbun meldt dat een recordaantal Tokioërs naar het zuidelijke eiland Okinawa verhuizen. ‘Hier hoef ik tenminste niet te vrezen voor de gezondheid van mijn zoontje’, getuigt een jonge moeder. The Japan Times stelt vast dat geigertellers het best verkopende product zijn in Akihabara, de elektronicawijk van Tokio. Het glossy Mainichi Magazine besteedt zijn cover aan de vraag: hoe veilig is de schoollunch van uw kind? Met labtests, een beetje à la Test-Aankoop. Het blad laat moeders aan het woord die hun kind zelf een lunchpakket meegeven. Veiliger, want eigenhandig gescand met de geigerteller. Dagelijks publiceren de grote kranten twee stralingskaarten van Oost-Japan: een met metingen en een met voorspelde stralingswaarden. Wat je daar nu concreet mee kunt doen, is niet helemaal duidelijk. Vandaag maar binnenblijven want de wind waait uit het noorden?

Kerncentrales stilgelegd

Voor de ramp telde Japan 54 kerncentrales. Die worden nu een voor een stilgelegd. Officieel voor uitgebreide veiligheidscontroles, maar het is erg onduidelijk of ze ooit weer zullen worden heropgestart. De Japanse overheid heeft vroeger fel ingezet op kernenergie, maar sinds de ramp vorig jaar heeft de publieke opinie zich daartegen gekeerd. Plannen voor nieuwe centrales lagen klaar maar gaan nu vanzelfsprekend de kast in.

Een ander gevolg is dat etenswaar uit de getroffen regio merkelijk minder goed verkoopt. Het keurmerk van de overheid verandert daar niet veel aan. Wat op de markt komt, is veilig, verklaren ambtenaren van het ministerie van Volksgezondheid haast dagelijks in de pers. Ze worden kennelijk niet geloofd en dat is nieuw voor het gezagstrouwe Japan. De overheid zet nochtans alle zeilen bij. ‘Premier Noda eet Fukushima-rijst!’ benadrukt een official bij een bezoek aan het nationale parlement. Noda is niet de enige. Grote bedrijven pakken ermee uit dat zij producten uit het tsunamigebied serveren in hun cafetaria’s. Solidariteit staat mooi, maar de individuele Japanner is liever solidair met zijn eigen gezondheid en neemt het zekere voor het onzekere. ‘Als de overheid zegt dat onze producten veilig zijn, wat is dan het probleem?’ klaagt kranteneigenaar Yoshihisa Nishikawa. Voor Oost-Japan blijkt dat nog de grootste uitdaging: weer normaal worden, niet meer gezien worden als ‘dat gebied van de tsunami’. Maar dan moet de rest van het land wel meewillen. ‘Hoe gaan we hier anders ooit uitkomen?’ vraagt Nishikawa.

De directe schade van de tsunami valt al amper te bevatten, maar hoeveel inkomsten werden gederfd door het imagoverlies voor de streek, kan niemand bij benadering zeggen. Ondertussen kiest Tepco, de eigenaar van de kerncentrale in Fukushima, voor de vlucht vooruit. Het bedrijf hoeft officieel nog niets te betalen, aangezien de schadeclaims nog niet juridisch zijn afgehandeld. Toch deelt het al geldsommen uit aan de omwonenden om de publieke opinie te bespelen – met weinig succes overigens. Met de Japanse overheid heeft Tepco wel afgesproken dat het maximaal 1,6 miljard euro aan schadevergoedingen zal moeten betalen. En dat bedrag zal niet volstaan, zoveel is nu al duidelijk.

Onder de hipsters in Tokio is ondertussen een nieuwe hype ontstaan. In de overvolle winkelstraten dragen tieners met onwereldse vetkuiven fluo T-shirts met in gestileerde print: genki! 3/11. Het betekent zoveel als: geef niet op, blijf vechten. De opbrengst gaat naar een hulpfonds voor de slachtoffers. In Ishinomaki waarderen ze het gebaar, maar ze voelen zich nog lang niet genki. ‘Te veel mensen kunnen de onrechtvaardigheid van de gruwel die hen overkwam, niet vergeten’, vertelt kranteneigenaar Yoshihisa Nishikawa. ‘Het gaat tijd vragen voor deze streek weer in staat zal zijn om vooruit te kijken. Je wilt niet vergeten wat er is gebeurd, maar eigenlijk móét je vergeten: dat is het drama als je zo’n ramp overleeft.’

‘DOOR JEF VAN BAELEN / FOTO’S JOHANNA LAGERFORS

‘Als het leven hier niet gauw weer op gang komt, trekken de gezinnen weg.’

Yoshihisa Nishikawa

‘Nogal wat mensen trekken naar Fukushima. Vastgoed is daar spotgoedkoop.’

Abe Onagawa

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content