‘WE BLIJVEN PROBEREN OM DAMASCUS TE OVERTUIGEN’

CHAOS IN HOMS 'We kiezen niet de kant van het vrijheidsleger en we spreken ons niet uit tegen de regering. Maar we klagen wel aan dat we de gewonden niet mogen verzorgen.' © IMAGE GLOBE

Al maanden tracht Artsen zonder Grenzen toegang te krijgen tot de slachtoffers van het geweld in Syrië. Zelfs de bereidheid tot compromissen biedt voorlopig geen soelaas. Algemeen directeur Christopher Stokes over de moeilijkheden om de neutraliteit te bewaren in complexe conflictsituaties.

De bloedige actualiteit in Syrië leidt niet alleen in de straten van Homs en Damascus tot wanhoop. Westerse parlementsleden kijken machteloos toe hoe de internationale gemeenschap maar niet tot een consensus komt over de te volgen tactiek om het geweld te beëindigen tussen vrijheidsstrijders en het leger van president Bashar Al-Assad. Media moeten het doen met schokkerige amateurbeelden die hen enkel worden aangeleverd door de opposanten. Zelfs humanitaire hulporganisaties krijgen geen toegang tot de Syrische veldslagen, ook al weet iedereen ondertussen dat daar ettelijke slachtoffers zijn voor wie ze veel zouden kunnen betekenen.

Artsen zonder Grenzen (AzG) verzet al maanden hemel en aarde om een voet aan de grond te krijgen in Syrië. Daar is de situatie momenteel zo kritiek dat, zelfs al zou de ngo erin slagen om een aantal medische ploegen tot daar te krijgen, we dat wellicht niet te weten zouden komen. ‘In dergelijke situaties vragen de betrokken partijen ons regelmatig om niet te communiceren over onze aanwezigheid’, zegt Christopher Stokes, algemeen directeur van het Brusselse hoofdkantoor. ‘Die informatie zou de druk alleen maar verhogen.’

Artsen zonder Grenzen heeft een decennialange traditie van neutraliteit en ongebondenheid. ‘Maar dat betekent niet dat wij een engelenbestaan leiden’, zegt AzG-medewerker Michaël Neuman. Hij is een van de drie auteurs van Agir à tous prix, dat vorig jaar door AzG werd uitgebracht naar aanleiding van de veertigste verjaardag van de organisatie. Het boek beschrijft de omstandigheden waarin AzG de afgelopen decennia aan de slag was, onder meer in Somalië, Liberia en Afghanistan. ‘We wilden een transparant beeld geven van ons werkterrein’, zegt Neuman. ‘Oorlogen zijn bijzonder smerig. Daar kan ook de hulpverlener niet onderuit. Soms moeten we onderhandelen en compromissen sluiten met verwerpelijke regimes of andere onbetrouwbare sujetten. We wilden de mythe doorprikken als zouden we overal even welkom zijn. Soms is de omgeving ons ronduit vijandig gezind.’

In het boek wordt ook niet verzwegen dat AzG vaak moet betalen voordat het toegang krijgt tot een bepaalde crisisregio. Dat kunnen overheidsbelastingen zijn, maar net zo goed financiële eisen van plaatselijke krijgsheren.

Hoe ver gaan jullie daarin? Is er een bovengrens voor dat soort betalingen?

Christopher Stokes: Hoe dan ook proberen we altijd eerst te onderhandelen zodat we niet hoeven te betalen. Wij zijn tenslotte een vereniging zonder winstoogmerk en we zijn er enkel om te helpen. In sommige landen betalen we heffingen omdat het daar nu eenmaal een wettelijke verplichting is. Maar we komen inderdaad ook op plaatsen waar zo weinig geld is dat machtsgroepen allerhande ons onder druk zetten om ze te betalen. We weten ook dat, als we niet ingaan op die eis, er nog allerlei andere manieren overblijven om misbruik te maken van onze aanwezigheid. Ze kunnen onze vrachtwagens aanslaan of het voedsel dat wij leveren verkopen. Maar de betalingen zijn voor ons nog nooit een reden geweest om een bepaald gebied te verlaten.

Een vaste heffing betalen aan een overheidsregime lijkt iets geruststellender dan aan een lokale krijgsheer. Waar houdt het op?

Stokes: Waar een oorlog woedt, weet je sowieso niet hoe het geld zal worden gebruikt. Wat voor de ene een vijandige krijgsheer is, is voor de andere een revolutionaire held. Maar je weet het ook niet als je belastingen betaalt aan een regering. Stel dat we nu naar Syrië zouden kunnen gaan en we moeten daarvoor een taks betalen aan Damascus… Over het algemeen proberen we zo weinig mogelijk in te gaan op dat soort vragen. Ik wil ook even benadrukken dat het in verhouding tot ons totale budget maar een heel klein bedrag is dat we op die manier spenderen. Maar zekerheid over de bestemming hebben we nooit. De kans is groot dat ze het gebruiken om meer wapens te kopen.

Onderhandelen betekent ook tijdverlies. En dat gaat in jullie sector vaak gepaard met extra slachtoffers.

Stokes: Bij de Libische oorlog stonden we in drie dagen in Benghazi. Maar het duurde wel heel lang voor we ook toegang kregen tot de hoofdstad Tripoli. Daarvoor hebben we maanden moeten onderhandelen met de Khaddafi-getrouwen. Toen we er uiteindelijk binnen mochten, kon dat alleen met onze Afrikaanse mensen. Medewerkers die afkomstig waren uit de landen die deelnamen aan de internationale coalitie tegen Khaddafi kregen geen toegang. In Syrië zijn we nu al maanden aan het onderhandelen, en dan nog enkel met de rebellen. Doorgaans staan die iets meer open voor onze hulp. Maar wij willen het liefst overal met alle betrokken partijen werken.

Neutraliteit is een van de hoekstenen van Artsen zonder Grenzen. Dat heeft er ook al voor gezorgd dat jullie ergens niet binnen raakten, terwijl andere organisaties dat wel konden.

Stokes: Ons model van onpartijdigheid betekent dat we in de regel geen beroep doen op gewapende escortes om een bepaald terrein te bereiken. Wij verkiezen te onderhandelen. Soms is onze tactiek heel effectief, zoals in de stammengebieden in Noord-Pakistan. Maar in Irak heeft onze methode nooit gewerkt. Daar kregen we geen veiligheidsgaranties, niet van Al-Qaeda en niet van andere oppositiegroepen. In Pakistan en Afghanistan kregen we die wel van de taliban. Op een bepaald moment waren wij de enigen die met hen gesprekken voerden. Wij zijn ervan overtuigd dat ons systeem het beste is, maar tegelijk zijn we ons bewust van onze limieten. Syrië gaan we alvast niet opgeven. We doen er alles aan om binnen te raken.

Moeten we concluderen dat het goed is dat er, naargelang van de situatie, zowel neutrale hulporganisaties bestaan als andere die zich aansluiten bij een bepaalde partij?

Stokes: Ik ga akkoord met dat soort ‘biodiversiteit’, maar dan moet er wel duidelijk zijn wie waarvoor staat. Hulporganisaties mogen wat mij betreft met een gewapend escorte van het Amerikaanse leger naar Bagdad trekken, maar die link mag geen gevolgen hebben voor andere organisaties die geen kant gekozen hebben. Het probleem is een beetje dat de hulporganisaties vaak op een hoop van gelijkgezinden wordt gegooid. En dat klopt niet. Pas op, wij hebben ook al een beroep moeten doen op één partij. In 1994, bijvoorbeeld, zijn we met de steun van het Front Patriotique Rwandais (FPR) Rwanda binnengetrokken. Anders was het onmogelijk. Maar we proberen zeker te vermijden om altijd een beroep te doen op dezelfde mogendheden.

Artsen zonder Grenzen heeft makkelijk praten, horen we kleinere ngo’s al zeggen. Hoe groot moet een organisatie zijn om die onpartijdigheid aan te houden?

Stokes: Wij zijn ook klein begonnen. Van bij het begin hebben we ervoor gekozen om ons onpartijdig op te stellen. Dat was een grote en lange investering. Dat is ook wat we andere organisaties opdragen: maak uw werking niet volledig afhankelijk van een bepaalde regering in de hoop daarna een groter publiek aan te spreken. Wie er toch voor kiest om vooral met subsidies van één bepaalde overheid te werken, moet goed beseffen dat zijn actieradius beperkt is. Iedereen weet dat de Verenigde Staten in de eerste plaats middelen geven aan hulporganisaties waar ze als staat actief zijn. De laatste jaren was dat bijvoorbeeld hoofdzakelijk in Irak en Afghanistan. Voor dat soort organisaties is het moeilijk om bijvoorbeeld een actie op te zetten in Congo. Degenen die ons onze ‘luxepositie’ benijden, moeten weten dat het hard werken is om al dat geld te verzamelen.

Een van uw voorgangers, Reginald Moreels, zei ooit: ‘Onze neutraliteit en onpartijdigheid betekenen niet onpartijdigheid van het bewustzijn.’ Ook u kroop recent in uw pen om bepaalde wantoestanden aan te kaarten. Hoe vaak kunt u dat doen voor u het verwijt krijgt dat u partij kiest?

Stokes: Artsen zonder Grenzen besliste onlangs om weg te trekken uit de gesloten centra in het Libische Misrata. De oorlogsgewonden die we er verzorgden werden tijdens hun ondervragingen door het nieuwe regime herhaaldelijk gemarteld. Vooraleer we daar de aftocht geblazen hebben en daarmee ook een signaal gaven, zijn we wel met de autoriteiten gaan praten om hen te vertellen dat we geen positie wensten in te nemen. We wilden alleen onze bezorgdheid uiten vanuit het standpunt van de patiënten. Het hoofd van de Militaire Raad in Misrata noemde ons desondanks de ‘vijfde colonne van Khaddafi’. En de martelingen bleven doorgaan. Hetzelfde geldt voor de huidige situatie in Syrië. We kiezen niet de kant van het vrijheidsleger en we spreken ons niet uit tegen de regering. Maar we klagen wel aan dat we de gewonden niet mogen verzorgen. De kans blijft hoe dan ook groot dat een van beide kanten ons zal beschouwen als handlangers van de tegenpartij.

Heeft het Rode Kruis het gemakkelijker om toegang te krijgen tot conflictzones?

Stokes: Onze ervaringen lopen doorgaans gelijk. Maar zij beschikken wel over een uitgebreider netwerk. Soms kunnen ze iets forceren via hun nationale afdelingen of omdat ze internationaal breder erkend zijn. Maar er zijn ook nadelen verbonden aan hun statuut. In Syrië wordt het Rode Kruis bijvoorbeeld volledig gecontroleerd door de familie van president Assad. Daar schieten ze dus ook niet veel mee op.

Soms leidt een terugtrekking tot schrijnende situaties. Ooit moesten jullie de voedselsteun aan noodlijdende Liberianen stopzetten. Wellicht gaan daar intern zware discussies aan vooraf.

Stokes: Niet alleen in Liberia is ons dat overkomen. Ook bijvoorbeeld in Somalië, tot op vandaag een van de moeilijkste regio’s om te werken. Als onze hulp volledig wordt misbruikt door een bepaalde partij, stoppen we ermee. Wanneer je merkt dat je alleen maar mensen aan het verzorgen bent die neergeknald worden zodra ze de poort van het ziekenhuis verlaten, zoals we ooit meemaakten in Kigali, dan kun je bijna niet anders. Gemakkelijk is dat nooit. Je trekt weg uit plaatsen waar de mensen je nodig hebben. Over Misrata viel de beslissing nog mee. Daar waren het onze plaatselijke medewerkers die aandrongen op een terugtrekking. Dat maakt het voor het hoofdkwartier gemakkelijker om een beslissing te nemen.

Zouden jullie in veel van die heikele situaties niet mogen verwachten dat de internationale gemeenschap op z’n minst ervoor zorgt dat jullie mensen in nood kunnen bijstaan?

Stokes: We staan daar redelijk weigerachtig tegenover. Je kunt moeilijk beweren dat die internationaal gecoördineerde situaties erg geslaagd zijn. Ik was erbij in Kosovo in 1999. Uiteindelijk zijn daar 600.000 mensen op de vlucht geslagen en waren er etnische zuiveringen. Ik zeg niet dat de internationale troepenmacht in Somalië verantwoordelijk is voor de huidige toestand, maar ze heeft ook niets bijgebracht. Als ze ergens binnentrekt, moet je dus altijd rekening houden met het scenario dat er nog meer slachtoffers kunnen vallen. De operatie in Sierra Leone in de jaren negentig was redelijk succesvol. Vandaag is de toestand er redelijk stabiel. Maar de voorbeelden van het tegenovergestelde zijn talrijker.

DOOR HANNES CATTEBEKE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content