Peter De Graef over de liefde, over theater en over het belang van de stem.

INFO : ‘Iets over de liefde’ van Malpertuis van 10/03 tot en met 21/05 op tournee. Info 051 40 62 90 en www.malpertuis.be

Hij werkte zijn opleiding aan het Antwerpse Conservatorium niet af, maar intussen is hij wel een van onze belangrijkste theaterauteurs en -acteurs. Tweemaal bekroond met de Toneelschrijfprijs, tweemaal genomineerd voor de Louis d’Or voor de beste acteur. Soms werkt hij voor volwassenen, dan weer voor kinderen. Vrolijke en tegelijk donkere hersenkronkels. Nu maakt deze rare, fascinerende vogel bij Malpertuis een voorstelling over de liefde, op verzoek van twee acteurs. Toch niet vanzelfsprekend voor een einzelgänger als hij?

De Graef: ‘De werkelijkheid lijkt op dans. Ze is chaos, eerder dan een mooi plannetje dat uitkomt. Zo gaat dat ook met een theaterstuk dat groeit. Katelijne Verbeke stelde me de vraag of ik met haar en met Pepijn Caudron een voorstelling over de liefde wou maken. Het was de bedoeling dat ik hen zou interviewen over hun ervaringen, over de boeken die ze gelezen hadden en de films die ze gezien hadden, maar dat bleek tijdens de improvisaties onvoldoende te werken. Ik heb me aan het schrijven gezet en elke vrijdag kwamen we samen om mijn vorderingen te bespreken. Het kwam in een explosie op papier terecht. Ik heb me niet zozeer op de persoon van de twee acteurs geconcentreerd, maar ik heb me personages voorgesteld en me afgevraagd wie ze zijn en wat ze op de scène komen doen, alsof ik een toeschouwer zou zijn. Ik geef het verhaal voortdurend voeding, terwijl ik niet weet waar ik zal uitkomen.’

Wat kun je nu nog vertellen over de liefde? Zowat de volledige theaterliteratuur gaat erover.

PETER DE GRAEF: Ja, maar alles zit nogal in een Amerikaans sjabloon. Schroom en tederheid ontbreken bij hen als het om het uiten van liefde gaat. Dan beleven wij in Vlaanderen de liefde toch helemaal anders? Hier gaat het om personages van bij ons. Daardoor kan het publiek meedenken. Het gaat over hun leven. Toen ik dit stuk schreef, had ik een soort hyperrealisme voor ogen. Maar als je het stuk gaat spelen, besef je toch dat je aan bepaalde wetmatigheden gebonden bent.

Zitten er, zoals in jouw andere teksten, weer allusies op de wetenschap in?

DE GRAEF: Het leuke aan theater is dat ik mag beweren wat ik wil, en dat ik het onmiddellijk daarna mag weerleggen. Ik leg mijn uitspraken in de mond van een personage, van wie ik de zwaktes kan laten zien. Door het onvermogen in de rest van zijn leven, haal ik het belang van zijn verklaring al onderuit. Mijn mening over de werkelijkheid en over de liefde is trouwens niet belangrijker dan die van iemand anders. Het is maar een klein facet. Ik vind het boeiend om essentiële dingen te laten zeggen door zogenaamde randfiguren, terwijl ik mensen die er goed uitzien liever uit hun nek laat kletsen. We willen ons altijd maar bevestigd zien, omdat we ons niet goed voelen. We zijn dat deel van ons dat we delen met de planten- en de dierenwereld en dat geen bevestiging nodig heeft, uit het oog verloren. In de traditionele Indische geneeskunde worden verschillende lichamen onderscheiden: het stoffelijke, het etherische dat het fysieke lichaam onderhoudt. En dan is er het astrale lichaam, de plek van de hartstocht. Het ik slaat er een vorm in door zich op bepaalde hartstochten te concentreren. Dat zijn we vergeten. Onze eenzijdige ontwikkeling, geconcentreerd op het ego en de ratio, heeft ervoor gezorgd dat we altijd maar bevestiging willen.

Dan is liefde toch heel moeilijk?

DE GRAEF: Als de liefde pril is, projecteer je jouw eigen gevoelens en verwachtingen op de ander en lijkt die ze perfect in te vullen. Het is een prachtig moment, omdat we onze eigenliefde kunnen loslaten. We hebben eigenlijk geen bevestiging van de buitenwereld nodig. Er zit voldoende in onszelf. Ik heb vroeger hulpmiddelen gebruikt om gelukkig te worden, maar door het besef van mijn hartstocht ben ik van mijn verslaving afgeraakt. In het Westen zijn we collectief verslaafd geraakt aan relaties. Single zijn is een taboe; het kan hoogstens een overgang zijn naar een nieuwe relatie.

Wij Vlamingen hebben ook graag commentaar op elkaar en haasten ons om in orde te zijn om kritiek te vermijden. We zijn als kind zo al opgevoed. Als we het goed doen, is dat normaal. Een volwassene vraagt zich nog altijd af: wat is er aan de hand en wat wordt er van mij verwacht. Dat is voortdurend aanwezig in een relatie. Omdat we het kind in ons ontkennen, gaat het steeds harder in ons roepen. Dan gaan we drinken of worden we op een andere manier verslaafd: werk, koopverslaving, allemaal dingen die de maatschappij ons aanreikt.

Als je blijft luisteren naar het kind in jezelf, wordt de nood aan bevestiging kleiner. Er zitten beelden in ons die een universele kracht hebben. Als toneelauteur werk ik daarmee.

In jouw voorstellingen gaat het soms om het strelen van de pijn: de personages die je neerzet zijn niet altijd de meest vrolijke, maar toch breng je hun verhaal met een soort lichtheid.

DE GRAEF: Ik ben ervan overtuigd dat je de pijn niet kunt vermijden, ook al worden onze huizen warmer en onze zetels zachter. Op de duur worden we week: we kunnen geen pijn meer verdragen. Een ascetische levenswijze betekent dat je niet meer op de loop gaat voor pijn. Vaak kom je dan tot het besef dat je zelf de pijn groter hebt gemaakt. En dat kan je aan het lachen brengen, ja. De maatschappij heeft ons collectief verslaafd gemaakt. Een ascetische houding is een goed tegenwicht. Op een metaforische manier ga ik daar in mijn stukken naar op zoek. De toeschouwers kunnen er hopelijk hun eigen pijn in herkennen.

De interactie met het publiek is erg belangrijk in jouw stukken. En de voorstelling lijkt soms ter plaatse te ontstaan, zeker als je verbaast lijkt over de gedachten van het personage dat je op dat moment vertolkt.

DE GRAEF: Ik maak op een intuïtieve manier theater. Ik weet dus niet of wat jij opmerkt mijn bedoeling is. Als een stuk ontstaat, probeer ik zo weinig mogelijk sturend op te treden. Maar ik vind de band met het publiek in een voorstelling wel heel belangrijk.

Het moet moeilijk zijn om jouw manier van denken en spelen over te brengen op de andere acteurs, want in ‘Iets over de liefde’ ben jij de schrijver, de regisseur en tegelijk een van de acteurs.

DE GRAEF: Uiteindelijk acteren we maar met twee, want het derde personage is alleen in filmbeelden te zien. Maar ik geef toe dat het lastig is om mijn manier van werken op de speelvloer door te geven, als een estafette. Gelukkig zitten mijn teksten niet muurvast. Ik vind het belangrijk dat andere acteurs de tekst van zichzelf maken. En dan schrap ik wel als het moet.

Hoe rijm je dat: schrijven, acteren, regisseren?

DE GRAEF: Dat zijn allemaal facetten van mij, maar de acteur kan serieus foeteren op de schrijver. Het is alsof je een auto ontworpen hebt en er dan mee gaat rijden. Pas al doende merk je waar de onvolkomenheden zitten.

Je laat op de scène graag zien dat je aan het spelen bent.

DE GRAEF: Ik vind dat een juiste manier om in het leven te staan. Het leven lijkt me niet altijd echt. Niets is wat het is, maar wat we ervan maken. Ik wil de verbeelding van mensen prikkelen. Kunst heeft niets te maken met het tonen van virtuositeit, maar moet de kunstenaar in de toeschouwer stimuleren. De toeschouwers moeten hun eigen voorstelling maken. Hoe minder je dan als acteur doet, hoe meer ze zien.

Een stembuiging kan genoeg zijn.

DE GRAEF: O, zeker. Ik ben heel gevoelig voor stemmen en voor klank. Als ik voor Antwerpenaren speel, heb ik altijd het gevoel dat ik hen dieper kan raken, omdat ze mijn klankkleur herkennen. Daarom probeer ik me aan te passen aan de plek waar ik mijn voorstelling breng. Hoe moeilijk het ook is, toch zal ik proberen om een Nederlands accent te hanteren als ik bij onze noorderburen actief ben. Zo maak ik soms twee versies van dezelfde voorstelling. Want zo nauw luistert het oor van de toeschouwer.

Is een tekst voor jou een partituur?

DE GRAEF: Absoluut. Het maakt niet uit of het een monoloog of een dialoog is. Ik heb het gevoel dat er maar één manier is om een tekst te spelen, en die toon probeer ik elke avond te treffen. De aandacht van het publiek is de beste regisseur. Er is wel een belangrijk verschil tussen theater en muziek: in muziek moet je maat houden, terwijl theater op mateloosheid gebaseerd is. Ik probeer vooral een verhaal te vertellen op de scène. Dat is het mooiste wat er is. We hebben in de geschiedenis altijd geprobeerd om via verhalen vat te krijgen op de werkelijkheid. Zelfs de wetenschap bestaat uit verhalen. En voor wie aan het woord is, kan het een manier zijn om de pijn niet te voelen. Maar uiteindelijk steekt die toch de kop op.

Paul Demets

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content