Hubert van Humbeeck

Knack nam vorige week afscheid van Frank De Moor. Hij was ruim 30 jaar aan het blad verbonden, waarvan bijna 20 jaar als hoofdredacteur. Een portret van een man voor wie de journalistiek geen vak was, maar bijna een plicht.

‘Als mij opnieuw zou worden gevraagd om een blad te beginnen en een redactie samen te stellen, zou Frank De Moor daar altijd bij zijn.’ Met dat compliment sprak Frans Verleyen kort voor zijn dood zijn grote waardering uit voor de man die het jonge weekblad Knack samen met hem op weg hielp. Met Frank De Moor stierf de laatste smaakmaker van die eerste generatie Knack-redacteuren. Hij werd maar 55 jaar. Minder flamboyant dan Verleyen zelf, Johan Struye of Johan Anthierens, wordt zijn aandeel in de groei van het blad regelmatig onderschat.

Frank De Moor belandde in 1973 op de redactie van Knack, na een toevallig gesprek met de jonge uitgever Rik De Nolf aan de Universiteit van Gent. In de ons omringende landen beleefden nieuwsmagazines gouden tijden. In Duitsland was Der Spiegel van de legendarische Rudolf Augstein spraakmakend. In Frankrijk zetten Jean-Jacques Servan-Schreiber en Françoise Giroud met L’Express de toon. Bij Knack spoelde op enkele jaren tijd een groep journalisten aan, die op dezelfde manier over de samenleving wilden schrijven, zonder zich tegenover een politieke zuil te moeten verantwoorden. Dat was in Vlaanderen toen nog hoogst opmerkelijk. Dat het blad toch snel zijn lezers vond, bewijst dat de tijd er rijp voor was.

Frank De Moor werkte in die vaak chaotische omgeving met een uiterste nauwgezetheid. Het soort onderwerpen dat hij behandelde, vroeg ook om een zeer precieze aanpak. Hij bood de lezer weinig stilistische hoogstandjes – maar wat er stond, was juist. De Moor bouwde gestaag aan een rijke documentatie en aan een netwerk van informanten, dat hem nooit in de steek zou laten. Het journalistieke speurwerk van De Moor bezorgde zijn blad sérieux en geloofwaardigheid. Het vertrouwen dat de redactie in hem stelde, was zo groot dat niemand na verloop van tijd nog naar zijn bronnen informeerde. Hij hield ze ook liever voor zich – dat was veiliger.

Zijn gedrevenheid kwam wellicht het best tot uiting in zijn jarenlange strijd met Paul Vanden Boeynants. Een Brusselse christen-democraat van de rechterzijde, die zijn zakelijke en politieke belangen zonder scrupules met elkaar vermengde. VdB was geen schertsfiguur. Hij was een populair politicus, hij was premier geweest en leider van de toen machtige Parti Social Chrétien (PSC). Knack bedacht voor de artikelen van De Moor over de handel en wandel van Vanden Boeynants een eigen omschrijving: ze hoorden thuis in de wereld van de politieke industrie.

Op het terrein

Paul Vanden Boeynants was minister van Landsverdediging tussen 1972 en 1979. In die zeven jaar kocht de Belgische staat voor meer dan 500 miljard frank aan legermaterieel. In aantoonbaar veel gevallen werd daarbij ‘de kromme weg bewandeld’, zoals de Nederlandse staatssecretaris voor Defensie Arie van Houwelingen de Belgische praktijk om bij defensiecontracten met een commissie te werken, later plastisch omschreef. Bestellingen kwamen vaak goede vrienden van de minister ten goede, in de kleine kring van zijn Brusselse wereld. De jonge nv Asco uit Zaventem bijvoorbeeld, werd opvallend goed bedeeld. Zaakvoerder Roger Boas inviteerde op jachtpartijtjes, er was sprake van callgirls en van sportzakken vol baar geld, die van hand tot hand gingen.

In 1979 kwam het tot een krachtmeting tussen VdB en Knack, naar aanleiding van de aankoop door de Belgische staat van 1189 pantservoertuigen, waarvan de productie aan Asco werd toegewezen. Vanden Boeynants had de gewoonte aangenomen alle kritiek op zijn beleid te smoren onder ellenlange, niet terzake doende rechten van antwoord. ‘Als Frank De Moor zo doorgaat, word ik spoedig een permanent lid van uw redactie’, schreef de minister spottend aan Frans Verleyen. Toch werd de match ook met een zekere zin voor fair play gespeeld. Het gebeurde dat VdB een collega van Knack na een persconferentie onder vier ogen wou spreken, met de vraag om De Moor te feliciteren met het artikel dat hij die week over defensie had geschreven.

De redactie ontving in totaal twintig rechten van antwoord van de minister. Veel kranten gaven het op te proberen ernstig over het beleid van VdB te schrijven: het sop was de kool niet waard. Knack achtte de tijd gekomen om de rechtbank uitspraak te laten doen over de manier waarop Vanden Boeynants de media probeerde te muilkorven. Het blad weigerde de publicatie van twee rechten van antwoord. Het proces was in de zomer van 1979 voorpaginanieuws – het Nederlandse weekblad de Haagse Post stuurde zijn sterreporter Lieve Joris voor een reportage naar Brussel.

Maar er gebeurde wat kon worden gevreesd: de rechtbank durfde de confrontatie met de invloedrijke VdB niet aangaan. Ze interpreteerde de wet op een strikte manier, en Knack verloor zijn proces. Vijf jaar later stond VdB terecht voor fraude en valsheid in geschrifte. Frank De Moor publiceerde als eerste de lijst met de belangrijkste beschuldigingen die tegen de voormalige eerste minister werden aangevoerd. Dat was niet meer dan terecht: zonder De Moor was het nooit tot een proces tegen Vanden Boeynants gekomen.

In 1983 werd Frank De Moor samen met ondergetekende hoofdredacteur van Knack. We zouden de titel bijna twintig jaar samen voeren. Zijn opdracht bestond erin de formule van Knack uit te diepen en jong talent op weg te helpen in de magazinejournalistiek. Hij was nauw betrokken bij de lancering van de lifestyle-bijlage Weekend Knack, die snel een eigen profiel ontwikkelde. Daarna lag hij onder meer aan de basis van een boeiende poging om in enkele grotere Vlaamse steden lokale nieuwsmagazines op te zetten, als een spin-off van Knack.

Maar ook in die jaren verloor hij zijn netwerk in de wereld van de magistratuur en de politie niet uit het oog. Welke functie hij ook waarnam, hij kon het nooit lang zonder zelf een voet op het terrein te zetten. Op het moment dat Paul Vanden Boeynants werd veroordeeld, hield De Moor zich trouwens al op met de bezigheden van de nieuwe minister van Defensie, de liberaal Freddy Vreven. In de marge van de aankoop van een partij obussen voor houwitsers van het Belgische leger was er namelijk voor bijna 400 miljoen frank smeergeld betaald. Dat kon die keer moeilijk worden betwist, want het stond zwart op wit in een brief van de Amerikaanse FBI aan het Belgische gerecht.

Het geld was op de rekening van een spookfirma op het Kanaaleiland Jersey gestort, en van daaruit verder verdeeld over verschillende buitenlandse rekeningen. De jacht op Vreven duurde jaren. De affaire kostte hem zijn politieke carrière, maar het gerecht kreeg hem niet te pakken. Het bleef onnaspeurbaar, waar het geld naartoe was. Op het ogenblik dat de hele zaak alleen Frank De Moor nog interesseerde, kwam het dertien jaar na de feiten alsnog tot een proces. Daarbij stond alleen de eigenaar van de spookfirma terecht, een garagehouder uit Ledegem. Vreven zelf verscheen als een verongelijkte getuige.

Het woord van Jefferson

Frank De Moor van zijn kant ging tegen die tijd hoe dan ook altijd zijn eigen weg. In de zaak-Dutroux stond hij met Knack aan de zijde van de zogenaamde non believers – de mensen die niet geloofden dat de ontvoeringen deel uitmaakten van een groot complot. Hij wist via zijn betrouwbare netwerk in de politiewereld dat de spectaculaire verhalen van de X-getuigen geen steek hielden. Hij zag ook het gevaar: de waanzinnige theorie over de betrokkenheid van ‘hooggeplaatsten’ ondergroef het vertrouwen in de instellingen en dat kon alleen nare politieke gevolgen hebben. Zoals naderhand ook is gebleken.

In 2000 werd hij zelf nog even het slachtoffer van een ruwe intimidatiepoging van onderzoeksrechter Jean-Claude Leys. Die was belast met het onderzoek naar fiscale fraude bij de KB Lux, de Luxemburgse vestiging van de toenmalige Kredietbank. De Moor toonde aan dat het bewijs dat Leys daarvoor wilde gebruiken, op een onrechtmatige wijze was verkregen: ook het gerecht moet zich aan de regels houden. De Moor werd gedurende enkele uren ondervraagd en er werden wat documenten in beslag genomen. Hij mocht het niet meer beleven dat een wet het bronnengeheim van journalisten op een afdoende wijze beschermt.

In de tweede helft van zijn carrière bekommerde Frank De Moor zich geleidelijk meer om de bescherming van het landschap, en dan zeker van zijn geliefde Vlaamse duinen. Hij volgde met belangstelling het werk van moderne antropologen en het kwam voor dat hij op zoek ging naar de authenticiteit van indianen in de Amazone of van Afrikanen in de jungle van grootsteden, zoals Kinshasa of Caïro. Zijn laatste artikel verscheen op 28 juli. Hij schreef het op zijn ziekenhuisbed en het ging over Knokke-Heist, de stad van burgemeester Leopold Lippens – die hij, laten we eerlijk zijn, niet in zijn hart droeg.

Waar hij het ook over had, Frank De Moor liet zich altijd leiden door een gevoel voor wat juist is. Het woord van Thomas Jefferson indachtig, dat ’the People cannot be safe with-out information.’ Hij liet er zich niet op voorstaan, maar hij was ongetwijfeld de belangrijkste Vlaamse onderzoeksjournalist van zijn tijd. Al was het maar omdat hij nooit iemand ervan langs gaf, die het niet verdiende.

Knack moet nu verder zonder Frank. De redactie betuigt haar meest oprechte gevoelens van medeleven aan zijn vrouw Anita en zijn dochter Alexandra. Vanuit het diepe besef dat het leven dan toch niet altijd rechtvaardig is.

Hubert van Humbeeck

Hij mocht het niet meer beleven dat een wet het bronnengeheim van journalisten beschermt.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content