Te midden van het referendumgeweld bij uw zuiderburen, waar een heel land gepolitiseerd en gespleten raakt, is het bij uw noorderburen tamelijk rustig. Toch gaan over twee weken ook de Nederlandse kiezers zich uitspreken over de Europese grondwet. Acht van de 25 landen ratificeerden inmiddels. Aanstonds stemt het Belgische parlement. Op 27 mei de Duitse Bondsraad. Op 29 mei stemt de Franse bevolking. Op woensdag 1 juni is het aan Nederland. Waar stuit de Unie op het eerste ‘nee’?

In Nederland gaat tot nu toe niet veel goed. Het is ten eerste de onwennigheid van de vorm. Een nationaal referendum – simpelweg het advies van de bevolking vragen – is niet vertoond sinds 1815. Veel Nederlandse politici zouden dit het liefst bij een eenmalig experiment willen laten. Onder buitenlandse diplomaten circuleerden complottheorieën, als zouden de christen-democraten, traditioneel tegenstander van volksraadplegingen, zo min mogelijk aandacht willen genereren. De reden: hoe lager de opkomst, hoe groter de kans dat ze er in één keer vanaf zijn. Aldus deze kwade tongen.

Helaas zit het onbehagen dieper. Het raakt ook de inhoud. Europa en zijn grondwet vallen nauwelijks te verkopen. Niemand weet zich er raad mee. De politici missen de goede toon. De minister van Justitie vergaloppeerde zich enige weken geleden door de oorlog in Joegoslavië erbij te halen. Een nee-stem zou de deur openzetten naar oorlogen op het continent. Maar dat is onzin, weet de kiezer feilloos. De minister van Economie, onvermoeibaar pro-Europees, liet zich ontvallen dat hij de nee-stemmers uiteindelijk onnozel vindt. Dat helpt ook niet. Zou u zin hebben ‘ja’ te stemmen, als u mocht kiezen tussen worden bang gemaakt of beledigd? Dat is geen ‘ja’, dat is ‘niet-nee’.

De reden voor deze overspannen reacties is dat de politieke elite de grip op het volk is kwijtgeraakt. Sinds het dramatische verkiezingsjaar 2002, waarin Pim Fortuyn als een komeet opkwam en het populaire ongenoegen wist te mobiliseren, vrezen de gevestigde partijen het wispelturige electoraat. Deze anti-establishment onderstroom zou zich zeer goed op ‘Brussel’ kunnen richten. Men leest de kloof tussen politiek en burgers al af aan de opiniepeilingen. Van de parlementariërs is 85 procent voor de grondwet: een alliantie van christen-democraten, sociaal-democraten, liberalen en groenen. De tegenstanders zitten bij de kleine partijen, verdeeld in drie blokjes: populistisch links (SP), populistisch rechts (Wilders, LPF) en protestants orthodox. Niettemin gaat in de peilingen het ‘nee’ bij de bevolking ruim aan kop. Blijkbaar vertegenwoordigen de volksvertegenwoordigers op dit punt het volk niet?

Dat maakt dit referendum tot een belangrijk politiek moment. Het wordt meer dan een raadpleging over de verdiensten en feilen van de grondwet. Het gaat over het zelfbeeld van de natie. Op het spel staat ‘ une certaine idée de la Hollande’. Leidt onzekerheid over de eigen identiteit tot afsluiting van de wereld? Of hebben wij het zelfbewustzijn om – zie art. I-1(1) – met de andere burgers en staten van Europa onze gezamenlijke toekomst vorm te geven? Blijven we in een hoekje zitten zeuren, of nemen we akte van de nieuwe geopolitieke en wereldeconomische werkelijkheden? Blijven we hangen, of wenden we de steven naar de toekomst? Dat laatste zou kunnen en moeten leiden tot een volmondig ‘ja!’.

Maar aan zo’n existentieel ‘ja’ is men nog lang niet toe. Herinnert u zich de tweede ronde van de vorige Franse presidentsverkiezingen, tussen Jacques Chirac en Jean-Marie Le Pen. Veel linkse kiezers brachten hun stem uit met een wasknijper op de neus. Zo is het nu ook een ‘ja’ met tegenzin. Het zegt: als ik eerlijk ben, vind ik in de verschillen tussen ‘Nice’ en de grondwet geen reden om ‘nee’ te stemmen, dus dan toch maar ‘ja’.

Op dit moment lijkt dat in Nederland het hoogst haalbare: een meerderheid voor het wasknijper-ja.

Luuk Van Middelaar

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content