Waarom willen we eerlijk zijn?

ONDER COLLEGA'S Morele waarden kunnen onderdrukt worden door de bedrijfscultuur.

Eerlijkheid en andere vormen van moreel aanvaardbaar gedrag zijn essentieel voor het succes van onze soort: ze maken grootschalige samenwerking mogelijk. Maar hoe gaan onze hersenen daarbij te werk?

Het kon niet uitblijven in deze woelige tijden: psychologen hebben een grootschalig experiment gedaan met bankiers, om na te gaan of ze wel eerlijk en rechtvaardig omgaan met hun verantwoordelijkheden. Lees: met uw geld. De resultaten waren zó opvallend dat ze gepubliceerd werden in het belangrijkste wetenschappelijke blad ter wereld, Nature.

Bankiers hebben tegenwoordig de perceptie tegen. Het zouden zakkenvullers zijn die azen op premies en bonussen, en daarvoor onverantwoorde risico’s nemen met het geld van argeloze spaarders en beleggers. De financiële wereld zou vooral haaien aantrekken die weinig om klassieke normen en waarden geven.

Maar de bankencrisis bracht een alternatieve verklaring aan het licht. De meeste mensen zouden wel een eerlijke inborst hebben, maar kunnen zich onder druk van culturele normen in hun om-geving toch oneerlijk gedragen. De psychologen ontdekten dat de meeste bankiers geen geldwolven zijn, maar vaak willen voldoen aan de verwachtingen van hun werkomgeving. De studie besloot dat de waargenomen oneerlijkheid van bankiers een gevolg is van de bedrijfscultuur die eigen is aan de bankwereld. Eigenlijk is dat goed nieuws, want het is makkelijker om de omgeving aan te passen aan de maatschappelijke verwachtingen dan de menselijke inborst.

Hersenwetenschappers buigen zich nu over een vraagstuk: hoe kan een professionele identiteit die buiten onszelf ligt (in dit geval: een bank) individuele morele normen buitenspel zetten? Het spreekt vanzelf dat hetzelfde proces zich ook in andere beroepen kan voordoen, zoals de politiek. Die draait eveneens sterk om normen en waarden, maar ook om professioneel (en financieel) succes. Waarden en normen uit de bedrijfscultuur zouden ook mee bepalen hoe streng politieagenten arrestanten ondervragen, en hoe zorgzaam artsen en verplegend personeel met patiënten omgaan.

Verschillende morele standaarden

De studie van de biologie van moreel gedrag heeft tot dusver beperkte resultaten opgeleverd. De reden daarvoor is dat ze grotendeels steunde op gedachte-experimenten. Daarbij worden vragen gesteld als: ‘Zou u een hendel overhalen waardoor een losgeslagen trein niet over vijf werklui zal denderen, maar slechts één persoon op een ander spoor met zekerheid zal doden?’ Filosofen gingen nog een stap verder in hun vragen, zoals: ‘Is het moreel aanvaardbaar dat iemand seks heeft met een dode kip voor hij ze klaarmaakt en opeet?’ Dergelijke artificiële prikkels en ethische dilemma’s worden soms geëvalueerd met hersenscans. De resultaten zijn vaak twijfelachtig, onder meer omdat de nauwkeurigheid van scanners bij gedragsanalyses steeds meer ter discussie wordt gesteld.

Vorige herfst publiceerde het vakblad Science echter een studie die het moreel gedrag van ‘gewone mensen’ in hun normale activiteit onderzocht – weliswaar op basis van enquêtes die de proefpersonen zelf moesten invullen en niet aan de hand van afstandelijke observaties, dat is de volgende stap. De studie legde een aantal effecten bloot. Dat goed gedrag besmettelijk is (iemand die geholpen wordt, zal in de toekomst zelf sneller helpen), bijvoorbeeld. Maar ook dat goed gedrag gecompenseerd wordt (iemand die iets goeds heeft gedaan, kan later makkelijker iets slechts doen). Mensen vinden ook altijd dat ze zich meer dan behoorlijk gedragen, terwijl ze in anderen vooral moreel minder aantrekkelijke eigenschappen zien. De meeste mensen hebben ook niet één morele standaard, maar verschillende, afhankelijk van de omstandigheden. Moreel gedrag heeft dus een ecologische component.

Het opvallendste aan de studie was dat de meeste deelnemers veel meer moreel aanvaardbare ervaringen rapporteerden dan verwerpelijke. Dat sluit aan bij de resultaten van onderzoek naar de biologische basis van eerlijkheid, gepubliceerd in Proceedings of the National Academy of Sciences. Eerlijkheid wordt in de hersenen onder meer verwerkt in het striatum: een zone die instaat voor het belonen van acties. De hersenen reageren op dezelfde manier wanneer ze eerlijkheid ervaren als wanneer je onverwachts geld wint. Dat verklaart waarom mensen in economische spelletjes bereid zijn geld op te offeren voor het gevoel eerlijk te worden behandeld.

Bizar is dat de hersenen bereid lijken een zekere mate van ongelijkheid te aanvaarden, op voorwaarde dat ze niet als oneerlijk wordt beschouwd – een ontdekking die in tijden van groeiende ongelijkheid extra aandacht krijgt. Wanneer we ongelijkheid evalueren, lijkt één element doorslaggevend: wie investeerde wat, en hoe verhoudt dat zich tot de bezoldiging?

De studie concludeerde ook dat er bijna geen mensen zijn die als heiligen volslagen eerlijkheid willen, maar er zijn ook bijna geen egoïsten die alles op zichzelf betrekken. De meeste mensen schipperen tussen de twee verlangens, die in de hersenen zo goed als identiek worden behandeld.

Eind vorig jaar publiceerde Science een overzicht van het onderzoek naar het eerlijkheidsprincipe. Het uitgangspunt was dat eerlijkheid essentieel is voor grootschalige samenwerking – ze maakte van de mens bijvoorbeeld een succesvolle soort. Eerlijkheid is niet in de eerste plaats een kwestie van persoonlijk gewin of verlies. Ze verzekert een ononderbroken samenwerking. Grootschalige samen- werking is onmogelijk als er geen systeem bestaat dat het verdelen van de voordelen garandeert. Met apen werden baanbrekende experimenten gedaan waaruit blijkt dat individuele dieren weigeren om nog samen te werken als ze merken dat ze voor hetzelfde werk systematisch minder krijgen dan andere exemplaren. Hun rudimentaire eerlijkheid mag niet buitenspel worden gezet.

Ook bij mensen krijgt eerlijkheid aparte kantjes. Het is best mogelijk dat een systeem ertoe leidt dat alle leden van een gemeenschap het er beter afbrengen dan zonder het systeem, maar als de voordelen niet gelijk verdeeld zijn, kan er toch onvrede groeien – ook al wordt niemand slechter van de samenwerking. En dát speelt vandaag in onze samenleving. De armen worden in absolute termen minder arm, maar de kloof met de rijken wordt groter, waardoor het gevoel van onrechtvaardigheid groeit. Dan wordt er geprobeerd om de toestand te veranderen. Door een vermogenswinstbelasting in te voeren, of door de lasten op arbeid te verlagen.

Er spelen ook persoonlijke factoren mee: je verdraagt meer ongelijkheid van je vrienden dan van kennissen of collega’s. Als je partner meer verdient dan jij ben je – in principe – blij. Maar als het een collega is, komt de na-ijver opzetten en voel je je onheus behandeld.

Waar ‘woont’ onze moraliteit?

Mensen drijven het gevoel van eerlijkheid wel een stuk verder dan andere apen. Soms voelen we ons ongemakkelijk als we méér krijgen dan waar we recht op hebben. Wij kunnen ongerust worden over onze reputatie, en over onze kansen op vriendschap. Daardoor schenken sommigen een deel van hun vermogen aan goede doelen – niet in de eerste plaats omdat ze hun geld niet op kunnen, maar omdat ze kritiek op hun overvloed willen vermijden. Uit economische spelletjes in gecontroleerde omstandigheden blijkt dat mensen meer delen als ze weten dat ze bekeken worden.

De vraag waar hersenwetenschappers mee worstelen, is of ze kunnen nagaan waar in de hersenen een eventuele ‘zetel van moraliteit’ ligt. In de zaak van de bankiers bleek er een opsplitsing te bestaan tussen de werkomgeving en de persoonlijke waarden. Die professionele context moet wel héél sterk zijn. In een emotionele conflictsituatie moet onze linkerhersenhelft, die meer op logica is toegespitst, vaak de duimen leggen voor de rechterhelft, die vooral gestuurd wordt door wat er al in ons hoofd zit (bijvoorbeeld voorgekauwde overtuigingen). Als je bank haar overtuigingen stevig in je hoofd hamert, kan je logische linkerhelft er niet meer tegenop.

Overtuigingen kunnen hardnekkig zijn. The British Journal of Social Psychology publiceerde eind vorig jaar een (bekritiseerde) studie, waaruit bleek dat wat we als tienjarig kind geloofden over het bestaan van een ziel en een leven na de dood, ook als volwassene ons denken blijft bepalen. Zélfs als we het niet openlijk toegeven. Het doet denken aan de klassiek geworden test waaruit bleek dat bijna geen enkele proefpersoon een fake contract wilde tekenen waarmee hij voor 2 euro zijn ziel verkocht. Het idee dat je je ziel niet aan de duivel verkoopt, zit zo stevig in ons hoofd dat er niet mee gelachen wordt. Het is ongetwijfeld gekoppeld aan de sterke hang naar eerlijkheid en andere aspecten van aanvaardbaar moreel gedrag die onze soort zo succesvol hebben gemaakt.

Het blad New Scientist focuste recent op een ander gedrag, dat wellicht ook uniek is voor de mens: ons grenzeloze vermogen om te dagdromen en te fantaseren. Het maakt dat we in ons hoofd voortdurend experimenteren met ingebeelde omstandigheden, waardoor onze hersenen worden klaargestoomd voor als de situatie realiteit wordt. Ons hoofd experimenteert dus met het leven. Zelfs ingebeelde vrienden kunnen soelaas bieden op moeilijke momenten: je leert afwegen of iets wel aangewezen is, en leert je in te leven in de ander. Je gebruikt een imaginaire wereld als oefenterrein voor de harde realiteit. Het leven, en zeker het samenleven, is zo moeilijk dat een helpende hand van onze hersenen geen kwaad kan.

DOOR DIRK DRAULANS

De hersenen reageren op dezelfde manier wanneer ze eerlijkheid ervaren als wanneer je onverwachts geld wint.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content