Waanzin en psychopaten aan de frontlijn

NIEUWE REGERING IN AMUDA, VOORGEZETEN DOOR AKRAM HESO (2E VAN RECHTS) 'We denken dat de enige toekomst voor Syrië een federaal bestuur is.' © ALBERTO PRIETO

Terwijl alle aandacht naar Homs, Aleppo en Damascus gaat, voeren de Koerden in het noordoosten van Syrië in stilte hun eigen strijd. ‘We willen een veilige thuishaven creëren voor alle bevolkingsgroepen in dit gebied en dat mag de hele wereld weten.’

‘Wij zijn de nieuwe regering en daar kan Syrië een voorbeeld aan nemen. Wij weten tenminste wat democratie is.’ Akram Heso, de president van de pas gevormde coalitie in Syrisch Koerdistan, kijkt apetrots. We zitten op gloednieuwe stoelen in het pas opgerichte regeringsgebouw in Amuda, een stadje niet ver van de Turkse grens. Volgens onze tolk kan zelfs heel Europa een voorbeeld aan deze nieuwe formatie nemen: ‘Dit is uniek. De drie grootste bevolkingsgroepen – Koerden, Arabieren en de christelijke Assyriërs – hebben een even grote stem en hun talen zijn officieel gelijkwaardig. De vrouwen zijn dat trouwens ook’, fluistert hij. ‘Die maken veertig procent van de regering uit. En ze verdienen exact hetzelfde als de mannen.’

Tot voor kort stond Rojava, het Koerdische deel van Syrië, onder leiding van de Democratische Unie Partij (PYD). Nu is de macht dus verdeeld. Tussen de Koerden, de (soennitische) Arabieren en de Assyriërs, samen met de Armenen de grootste groep oosterse christenen in West-Koerdistan. De prille regering is sinds 21 januari actief en hoopt op aandacht en erkenning van Europa voor de bijna vergeten Koerdische strijd in Syrië.

De Koerden werden niet uitgenodigd op de laatste vredesconferentie in Genève en de Turken proberen Rojava zo veel mogelijk te isoleren, bang als ze zijn voor een sterk en onafhankelijk West-Koerdistan. Maar in de slepende Syrische oorlog slagen de Koerden erin zichzelf te handhaven en te versterken. Hun autonomie is de grote drijfveer. De relatie met het regime van Assad is ingewikkeld maar over het algemeen niet slecht. De Koerden blijven min of meer neutraal tegenover de regering. Op die manier voorkomen ze luchtbombardementen in hun eigen gebied.

Grote vijand in Rojava is de aan Al-Qaeda gelieerde rebellengroep Isis (‘Islamitische Staat van Irak en Sham’). Die heeft het vooral op het grensgebied met Turkije en Irak en op de olievelden gemunt. De Koerden vechten met man en macht om Isis op afstand te houden. De ene keer samen met het regeringsleger, de andere keer met het Vrije Syrische Leger. Maar meestal trekken ze op eigen houtje ten strijde. Met succes, want de YPG, de gewapende arm van de PYD, is goed getraind en georganiseerd. De Koerdische regio is bijgevolg een van de rustigste en veiligste gebieden van Syrië. ‘Daarom zou Europa ons moeten steunen,’ zegt woordvoerder Jwan Mohammed als de nieuwbakken president alweer vertrokken is. ‘We willen een veilige omgeving creëren voor de bevolkingsgroepen in Rojava. Dat mag de hele wereld zien. We vallen niemand aan, we beschermen onszelf alleen. Dat is ons recht. Er wonen meer dan twee miljoen mensen in West-Koerdistan, van verschillende religies en culturen. In plaats van naar die verschillen te kijken, focussen wij ons op wat we met elkaar delen: de plek waar we wonen. De oorlog in Syrië kan nog heel lang duren. De doden stapelen zich op, de hordes vluchtelingen blijven groeien. Wij zoeken daarom een andere oplossing. We denken dat de enige toekomst voor Syrië een federaal bestuur is.’

Of de nieuwe regering een succes wordt, is afwachten. Er zijn heel wat problemen tussen de twee grootste Koerdische partijen PYD, die er een meer democratische ideologie op na houdt, en de KDP (Koerdische Democratische Partij) die West-Koerdistan alleen in handen van de Koerden wil houden.

Zwitsers

Sinds 21 januari is de Koerdische volksmilitie YPG dus ook niet meer in dienst van de PYD, maar van de nieuwe regering. Bijgevolg werkt ze officieel samen met de gewapende afdeling van de christenen, bestaande uit de Assyrische Militaire Raad en de Sutoro (‘politie’). De meerderheid van de Sutoro is tegen de Syrische regering, maar er is ook een afsplitsing die pro-Assad is. Ook onder de christenen is er dus verdeeldheid, hoewel de anti-Assadaanhang zegt dat die verwaarloosbaar is.

De Assyrische christenen in de Militaire Raad laten weten dat ze vechten voor alle christenen in de regio, ook voor de Armeniërs en kleinere gemeenschappen zoals de Chaldeeërs. De soldaten in de Militaire Raad zijn, net als de Koerden, allemaal inwoners van Rojava. Op twee uitzonderingen na. Tot onze verrassing hebben twee Assyrische christenen uit Zwitserland zich bij de militairen aangesloten. We ontmoeten hen in een kantoor van de Sutoro in het stadje Gerkilege. ‘Het moeten niet altijd moslims zijn die vanuit Europa naar Syrië trekken om hun broeders te helpen in de strijd’, grinnikt Gewargis Hanna. Hij is 41 en komt uit het Duitstalige deel van Zwitserland. Collega Amed Malke is 31 en woont dicht tegen de Italiaanse grens. Ze mogen niet worden gefotografeerd omdat ze als enige buitenlanders een extra doelwit zijn voor Isis, maar ze kunnen wel onder eigen naam spreken. Beide mannen trokken in 2012 naar Syrië. ‘Om onze mensen te helpen en te verdedigen’, zegt sergeant Amed Malke. Hij diende vijf jaar in het Zwitserse leger en gebruikt zijn militaire kennis nu om zijn collega’s in Syrië te trainen. Gewargis Hanna is al langer actief als Assyrische strijder. Hij vocht tussen 1995 en 2003 in Irak tegen Saddam Hoessein, net als nu ‘om de christenen bij te staan’.

‘Er zijn geen andere Europeanen hier’, zegt Amed Malke. ‘We hebben alles in Zwitserland achtergelaten vanuit een diepgeworteld patriottisme. Religie heeft er niet eens zoveel mee te maken. In Syrië kunnen we ons als vólk profileren, niet als religieuze minderheid. De Assyriërs waren de eerste bewoners hier in het noorden van Syrië, dit is onze heimat. Tegelijk voel ik me ook een Zwitser. Ik ben het allebei, zowel Assyriër als Zwitser. Ik ben opgegroeid in Zwitserland maar spreek en schrijf ook Aramees.’

‘Vergelijk ons niet met islamitische strijders uit Europa’, zegt collega Gewargis Hanna met klem. ‘Zij vechten vanuit een fanatiek geloof dat ze anderen met geweld willen opdringen. Wij willen niemand iets opdringen. We willen wel onze mensen beschermen tegen het oprukkende islamitisch extremisme. Dat is echt een groot gevaar voor Syrië.’

Befehl ist Befehl

De twee Zwitsers hebben veel werk aan de training van hun Assyrische broeders, zo’n tweehonderd in totaal. ‘Het zijn jonge gasten zonder militaire ervaring’, zegt Hanna. ‘Plots staan die tegenover Isis-strijders die er niet voor terugschrikken een hoofd af te hakken. Bovendien heeft Isis betere wapens dan wij. We leren onze mannen guerrillatechnieken aan maar we geven ook onze Europese democratische waarden mee. Respect voor mensenrechten bijvoorbeeld. De mentaliteit hier is heel anders. Zo is het bij de politie de gewoonte om eerst te slaan en dan pas vragen te stellen. Wij leren hen dat zoiets niet hoort. Maar we zijn ook streng: Befehl ist Befehl. Daar moeten ze hier erg aan wennen. Tegelijk beschouwen we elkaar als vrienden, we moeten tenslotte samen levend uit de strijd zien te komen. De mannen van Isis staan sterk door hun religie. Ze zijn niet bang om te sterven, ze zijn ervan overtuigd dat het paradijs op hen wacht. Onze kracht zit hem in de eerste plaats in onze rationele aanpak, en ten tweede in onze geschiedenis. De Assyriërs zijn altijd onderdrukt geweest: door moslims, Koerden, Arabieren, Turken… De strijd om zelfbehoud zit in onze genen.’

De Assyrische Militaire Raad houdt oefeningen in een voormalig trainingskamp van het Syrische leger, niet ver van het stadje Derik. Een verlaten plek in de velden, vol woekerend onkruid. Amed Malke troont ons mee, door het hoge gras naar de ‘schietbaan’. Malke is scherpschutter en haalt een oud Bulgaars snipergeweer tevoorschijn. Hij schiet achter elkaar recht in de roos. ‘Ik doe het graag’, zegt hij bijna verontschuldigend. ‘We kunnen van een kilometer afstand iemand raken, al zien we niet wie, natuurlijk. Probleem is dat we een tekort aan goed materiaal hebben. Nachtkijkers bijvoorbeeld. Isis heeft die wel, wij niet. Maar we roeien met de riemen die we hebben. Het belangrijkste is de motivatie. We gebruiken wapens om onze rechten in Syrië te behouden. Dat is ons gemeenschappelijke doel. Niets meer, niets minder.’

Het is heel makkelijk, zegt Malke, om in een aanslepend conflict je normen te verlagen. ‘We zien zo veel waanzin aan de frontlijn. Er lopen heel wat psychopaten rond. Isis-strijders die afgehakte hoofden op een ander lichaam zetten, mannen die erop kicken om te doden. Ook aan onze kant hoor. Er was een Koerdische commandant die op eigen houtje minstens zes mensen executeerde. Zodra dat bekend werd, moest hij weg. Hij is nog actief als militair, maar ergens op een bureau, waar hij nog maar weinig te zeggen heeft.’

Vrouwelijke militairen komen er bij de Assyriërs niet aan te pas. Ze vechten wel samen met de YPJ, de vrouwelijke militaire afdeling van de Koerden. ‘Toegegeven: ze zijn even goed als de mannen’, vindt Amed Malke. Intussen is hij blij dat de Assyriërs alleen mannen naar de frontlinies sturen. ‘Het is zo al ingewikkeld genoeg.’

Buitenaardse wezens

’s Avonds mogen we zowaar op bezoek in een Koerdisch trainingskamp van de vrouwelijke militairen. Iets wat ze zelden toestaan, volgens de militair die ons voor de poort afzet. ‘Ze beslissen alles zelf. Wij houden ons erbuiten.’

Commandant Barwar (32) en haar vrouwen begroeten ons met liters thee. Aan de muren hangen foto’s van vrouwelijke martelaars, gestorven tijdens gevechten in Aleppo, Efrin en vlakbij, in Tel Hamis en Tel Berak. ‘We vechten overal’, zegt commandant Barwar trots. ‘Zet ons neer waar je wilt, we zijn overal inzetbaar. Ik train hier verschillende groeperingen. Over aantallen mag ik niet spreken, maar het gaat om heel wat vrouwen. We strijden meestal samen met de mannen, al gebeurt het ook dat we dagenlang alleen tegenover Isis staan. Je moet ze eens zien dan. (lacht luid) Ze roepen via hun radio’s, zelfs met een megafoon, dat vrouwen niet op het strijdveld thuishoren, dat het een grote schande is. En als we sterker blijken te zijn, rennen ze weg, alsof we buitenaardse wezens zijn met een of andere duistere besmettelijke ziekte. Ze gooien hun wapens op de grond, gaan op hun knieën zitten en geven zich over, zo bang zijn ze om gedood te worden door een vrouw. Want dan gaan ze naar de hel, geloven ze. Zo hebben we er al een hoop kleingekregen. Ze komen soms helemaal van Pakistan, of van Iran. Zogenaamde grote stoere mannen. Maar tegenover ons zijn het een stelletje sukkels eerste klas.’ De commandant schatert, alle andere vrouwen lachen mee.

Vroeger was commandant Barwar naaister. Ze zette kleding in elkaar, thuis bij haar ouders. ‘Ik zag mijn leven al uitgestippeld: man, huis, kindje. Daar had ik totaal geen zin in. Ik wilde vrij blijven, me vooral niet laten onderdrukken. De YPJ was een ideale kans. Ik zit er nog maar anderhalf jaar bij, maar ik doe mijn uiterste best. Na de eerste twee weken militaire training werden we er meteen ingesmeten. Stond ik daar plots aan het front tegenover die baardmannen. Ik was doodsbang, maar dat duurde niet lang. Als je er een paar dagen inzit, raak je gewend aan kogels rond je hoofd. Erg genoeg, want je kunt er beter nooit aan wennen.’

Naast militaire training krijgen de vrouwen ook theorielessen. In het trainingskamp staan ze elke dag om 5 uur op en zitten ze van 7 tot 11 in de klas. Alles gebeurt stipt volgens het tijdsschema. De lessen variëren van wapen-techniek tot geschiedenis en filosofie. ’s Middags staat er sport op het programma. ‘We moeten in vorm blijven en blijven trainen met wapens. Anders bakken we er niets van straks aan de frontlijn. We zijn felle donders als het moet maar we kicken niet op wapens. Integendeel. Hoe minder ik een wapen gebruik, hoe beter. Zo denk ik erover, tenminste.’ De commandant kijkt vragend naar de rest van de groep. Het zijn allemaal jonge vrouwen, tussen 18 en 25 jaar. Ze knikken bevestigend. ‘Vechten is afschuwelijk’, zegt een van hen, een zekere Zilan. ‘Ik heb vrienden voor mijn ogen zien sterven. We hadden geen tijd om erbij stil te staan, we moesten zelf voor ons leven vechten. Ik denk altijd aan hen, iedere keer als ik een wapen in mijn handen heb.’

Alle vrouwen in het kamp zijn single. ‘Oorlog en een relatie gaan niet samen’, horen we telkens. ‘We besteden onze tijd liever aan de toekomst van ons land dan aan een man. Eerst vrede, dan pas een echtgenoot. Misschien.’

Arabische vrouwen

‘De Koerdische vrouwen in dit deel van Syrië zijn erg vooruitstrevend’, zegt Elisabeth Gori, rechterhand van de nieuwe president Akram Heso, de volgende dag. Zelf is ze Assyriër. ‘Ze spelen een belangrijke rol in de samenleving, ze zijn overal vertegenwoordigd. Elke Koerdische instantie heeft zowel een man als vrouw aan de leiding en ze verdienen exact hetzelfde salaris.’

De christelijke vrouwen zijn ook vrij, verduidelijkt Gori, maar de communicatie met de Arabische vrouwen blijft moeilijk. ‘We wilden er graag een aantal in de nieuwe regering hebben, maar er kwam niemand opdagen. De deur blijft gesloten, de soennitische Arabische gemeenschap staat het niet toe, de sociale druk is groot. In de steden is het beter, maar hier op het platteland zijn ze enorm conservatief. Sommige Arabische vrouwen vertellen ons dat ze het geweldig vinden wat we doen, maar dat ze ons onmogelijk kunnen volgen. Ze zouden ook graag zonder hoofddoek rondlopen en een baan hebben. De mannen houden hen echter tegen. Aan de andere kant zien we ook een radicalisering bij de Arabische vrouwen. Ze willen louter ’ten dienste’ staan van hun echtgenoot, kinderen krijgen, het huishouden doen en voor de rest onzichtbaar blijven.

‘Nu zijn we aan elkaar gewend: christenen, Koerden en Arabieren leven al zo lang samen. Maar de kloof tussen de Arabische vrouwen en ons is enorm. En de Syrische revolutie heeft het er niet beter op gemaakt. Voor de revolutie konden wij vrouwen ons niet echt ontwikkelen. De druk van de Arabische gemeenschap was groot. Onze vrijheid zat hem in de keuze van een studie en van ons uiterlijk, verder ging het niet. Maar sinds 2011 laten de Arabieren ons veel meer onze gang gaan. Ze hebben genoeg andere dingen aan hun hoofd. Dat gaf ons vrouwen de kans om ons te ontwikkelen. In het leger, in de politiek, in alle lagen van onze samenleving. Terwijl wij er sterker op worden, blijft de Arabische gemeenschap stilstaan.’

DOOR JOANIE DE RIJKE, FOTO’S ALBERTO PRIETO

Elisabeth Gori: ‘We zijn aan elkaar gewend: christenen, Koerden en Arabieren leven al zo lang samen. Maar de kloof tussen de Arabische vrouwen en ons is enorm.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content