Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Een lawine van schilderijen door Eugène Leroy (1910-2010) in Tourcoing.

Hij was zo lelijk dat zijn goddelijke moeder Juno hem van de Olympus in zee gooide. Opgevangen door nimfen, groeide Vulcanus op en leerde het vak van smid. Toen de tijd van de wraak was gekomen, smeedde hij een prachtige troon. Juno ging erop zitten en kon er niet meer af. Ze moest zweren dat hij zijn plaats in de hemel terugkreeg en mocht trouwen met de liefdesgodin Venus. Aldus gebeurde. Zo ongeveer verging het de schilder Eugène Leroy uit Tourcoing, Noord-Frankrijk. Met werk dat naar academische normen spuuglelijk is, als door een vulkaan uitgebraakt, kende hij lange tijd slechts een beperkt succes. In het beste geval zag men in hem een zoveelste navolger van de Amerikaanse actionpainting, strekking Willem de Kooning. En in zoverre hij iets met informele kunst te maken had, zag men enkel Jean Fautrier.

Het tij begon te keren in 1982, toen Leroy, hij was toen 72, een grote tentoonstelling kreeg in het Gentse Museum voor Hedendaagse Kunst, thans Smak. En wie anders dan Jan Hoet kon zich opwerpen als de pleit-bezorger voor een in traag vuur gesmede kunst, gemaakt in veelkleurige lavabrokken uit een nimmer dovende vulkaan? Zoals de god die hij zo dicht benaderde, pakte Eugène Leroy bliksems met de blote handen. Hij joeg ze over zijn doeken. Zo geven ze ‘van voren en van achteren’ licht, zoals hij op een Russische reis in 1974 voorgedaan zag op een Grieks icoon naar Andrej Roeblev. Diep verscholen achter de in korstige reliëfvormen opgebrachte verf, gloren ook bij Leroy vaak de geliefde iconen. Een zittend of staand vrouwennaakt, het eerste mensenpaar, een Poolse ruiter, een helleveeg. Met dank aan de oude meesters.

De stellige indruk bestaat dat de schilder tijd nodig had om zijn onstuimige temperament zo aan te wenden dat er vorm en structuur in de chaos kwam, dat de kleuren harmonische akkoorden gingen vormen. Alleen op die manier leek hij in staat om ook abstractere motieven dan de menselijke figuur tot een goed einde te brengen. Toen hij eenmaal de kunst van het schilderen als een complex samenspel van tonaliteiten beheerste, ontstonden meesterwerken, geïnspireerd op de vier seizoenen. Zomer en winter, lente en herfst, licht van voren en licht van achteren, zoals het over het canvas scheerde in zijn atelier van Wasquehal, ver van de mondaine kunstwereld. De retrospectieve in het MUba van Tourcoing (tot 31 maart) haalt het beste prominent naar voren, en duwt de rest naar achteren. Een gekregen paard kijkt men niet in de bek. Door een grote schenking van de zoons Leroy heet dit museum voor schone kunsten zelfs MUba Eugène Leroy.

Jan Braet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content