Op 13 en 14 april zijn er parlementsverkiezingen in Italië. De grote vraag is of de Italianen hun vertrouwen geven aan de rijzende ster Walter Veltroni, dan wel op de bejaarde Silvio Berlusconi rekenen om hen uit het moeras te trekken.

‘Ik ga niet stemmen en daar ben ik trots op!’ De kreet kwam van de bekende cabaretier Beppe Grillo, die eind februari de Napolitanen toesprak op een protestdag tegen de aanslepende afvalcrisis in hun stad. ‘Jullie worden bedolven onder vuilnishopen uit het noorden en ondertussen lokt Venetië de Duitse toeristen met de raadgeving vooral uit Napels weg te blijven.’

Grillo spuwt al meer dan twintig jaar zijn gal uit over de Italiaanse politiek. Of zijn landgenoten op 13 en 14 april ‘rechts’ dan wel ‘links’ stemmen, maakt volgens hem geen donder uit. De twee belangrijkste kandidaat-premiers, Silvio Berlusconi en Walter Veltroni, zijn immers ’twee koorknapen die dezelfde mis dienen’.

In 2005 besloot de Genovese komiek de talloze wantoestanden in zijn land ook via een blog aan te klagen. Sindsdien is hij uitgegroeid tot de Michael Moore van Italië, al noemen sommigen hem liever een internetgoeroe van de antipolitiek. Zijn site www.beppegrillo.it, die ook in een Engelstalige versie beschikbaar is, telt dagelijks meer dan 200.000 bezoekers. Als Grillo zijn eigen partij zou oprichten, zo blijkt uit peilingen, kan hij makkelijk 10 procent van de kiezers achter zich krijgen.

Maar daar heeft deze eigentijdse nar helemaal geen zin in. Liever sart hij de politieke kaste met zijn tweede Vaffanculo Day of ‘Donder-op-dag’, een massamanifestatie op 25 april met als thema ‘vrije informatie in een vrije staat’. De eerste VDAY in september vorig jaar bracht in steden over heel Italië meer dan 300.000 mensen op de been. Die ondertekenden toen allemaal de petitie waarin Grillo eiste dat parlements-leden maximaal twee termijnen zitting zouden hebben, en dat wie strafrechtelijk veroordeeld is geen parlementair mandaat meer kan krijgen. Een vanzelfsprekendheid dat laatste, ware het niet dat er in het vorige parlement meer dan twintig afgevaardigden met een strafblad zaten.

De grofgebekte kritiek van Grillo mag dan al een aantal mensen tegen de borst stuiten, verwonderlijk is zijn succes niet. Tekenen van verrotting en verval, letterlijk en figuurlijk, zijn er immers niet alleen in Napels maar in heel het land.

Niet langer geleden dan in de tweede helft van de jaren tachtig evenaarde Italiës bruto binnenlands product dat van het Verenigd Koninkrijk en leek het land een van de drijvende krachten van het eengemaakte Europa. Twintig jaar later, na de ineenstorting van het politieke bestel in de jaren 1992-1993 als gevolg van het smeergeldonderzoek Schone Handen, en na de loodzware bezuinigingen eind jaren negentig om Italië in de eurozone te hijsen, blijft van dat elan bitter weinig over.

De voorbije tien jaar, waarvan vijf onder leiding van de kampioen van de vrije markt Silvio Berlusconi, kende Italië een van de laagste groeicijfers van Europa. In 2008 zal de economie met een verwachte groei van nauwelijks 0,6 procent zelfs helemaal tot stilstand komen. De officiële inflatie bedraagt 2,9 procent. Maar als je de belangrijkste dagelijkse uitgaven van de gezinnen in aanmerking neemt, zo berekende het Italiaans Instituut voor de Statistiek, kom je uit op een prijsstijging van 4,8 procent. Pasta is in één jaar 10 procent duurder geworden, brood en benzine zelfs 12 procent.

En terwijl de Italiaanse parlementsleden met een netto-inkomen van zo’n 14.000 euro per maand (alle kostenvergoedingen inbegrepen) veruit het meest verdienen van al hun Europese collega’s, behoren de Italiaanse werknemers tot de slechtst betaalden van Europa. Uit een rapport van de OESO, de organisatie van de 30 meest geïndustrialiseerde landen, blijkt dat een alleenstaande Italiaan zonder kinderen ten laste in 2007 gemiddeld 12.946 euro netto verdiende. Hij is daarmee, rekening houdend met zijn koopkracht, slechter af dan een Spanjaard of Griek (een alleenstaande Belg verdiende volgens de OESO gemiddeld 16.510 euro).

LOOD IN VLEUGELS

Hoezeer de Italiaanse economie lood in de vleugels heeft, blijkt ook uit het dossier Alitalia. De nationale luchtvaartmaatschappij is een logge mastodont die al jaren zwaar verliesgevend is. Het management stak al die tijd de kop in het zand, de politici keken de andere kant op en de vakbonden zetten zich schrap zodra het woord herstructurering viel. De regering van lopende zaken onder leiding van Romano Prodi – die na de verkiezingen afscheid neemt van de politiek – verklaarde zich onlangs akkoord met een overnamebod door de luchtvaartgroep Air France-KLM. Dat zou gepaard gaan met een drastische afslankingsoperatie en een forse daling van het aantal vluchten op de luchthaven Malpensa in Milaan.

Oppositieleider en Milanees Silvio Berlusconi probeert daar nu een stokje voor te steken. Als hij na 14 april premier wordt, zo belooft hij, zal hij zijn veto uitspreken over die overname. Berlusconi pleit voor de oprichting van een Italiaans consortium om Alitalia te redden. Daarvoor krijgt hij luid applaus van de vakbonden en brengt hij de kandidaat-premier van centrumlinks, Walter Veltroni, in een lastig parket. Die moet immers Prodi’s beslissing verdedigen, maar beseft dat hij zich daarmee niet populair maakt.

Oude problemen zoals de gigantische bureaucratie, de corruptie en de inefficiëntie van het overheidsapparaat etteren ondertussen rustig voort. Onlangs nog kwam aan het licht dat de Italiaanse staat een pensioen uitkeert aan 379.000 onderdanen die daar om de meest evidente reden geen recht meer op hebben: ze zijn namelijk dood. Hoe dat kan? Veel gemeenten hebben hun gegevens van de burgerlijke stand nog niet gedigitaliseerd of zijn niet aangesloten op de computers van de desbetreffende overheidsdienst, waardoor aanpassingen soms met jaren vertraging centraal worden verwerkt.

Italië krijgt steeds meer trekjes van een gerontocratie: zestig- en zeventigplussers maken de dienst uit in de politiek, de top van het bedrijfsleven en elders. Jongeren komen nauwelijks aan de bak. Nadat ze zijn afgestudeerd moeten ze vaak jarenlang genoegen nemen met armoedige baantjes en tijdelijke arbeidscontracten. ‘Italiaanse jongeren zien de toekomst niet als een uitdaging maar als een dreiging’, zegt de bekende politicoloog Ilvo Diamanti van de universiteit van Urbino aan de telefoon. ‘Ze vormen een onzichtbare generatie, die door hun ouders gepamperd én gegijzeld wordt.’ De echte problemen komen niet aan bod in de lopende verkiezingscampagne en daar windt Diamanti zich behoorlijk over op. ‘De werkgelegenheid, de hervorming van de instellingen, dáárover zou het moeten gaan. Maar liever maakt men zich druk over de malle boutades van Berlusconi.’

VERJONGINGSKUUR

Toch dringt het besef dat de Italiaanse samenleving toe is aan een verjongingskuur tot steeds meer kringen door. Tot de machtige werkgeversorganisatie Confindustria bijvoorbeeld, die vorige maand de 42-jarige Emma Marcegaglia als haar eerste vrouwelijke voorzitter koos.

Walter Veltroni, die ontslag heeft genomen als burgemeester van Rome om voluit te gaan voor het premierschap, heeft verjonging zelfs tot een belangrijk verkiezingsthema van zijn nieuwe Partito Democratico (PD) gemaakt. Met zijn 52 jaar kan Veltroni een van de jongste eerste ministers ooit worden in Italië. Maar dan moet hij wel de achterstand van zeven à acht procent zien weg te werken die hij in de meeste peilingen heeft op de net geen twintig jaar oudere Berlusconi. Op de lijst van de PD staan ook opvallend veel jonge en vrouwelijke kandidaten, dertigers en veertigers. Tot grote verontwaardiging overigens van oude krokodillen zoals ex-premier Ciriaco de Mita (80 jaar), die te horen kregen dat er voor hen geen plaats meer was.

Met zijn groene campagnebus reist Veltroni dezer dagen het hele land af en overal waar hij komt houdt hij gloedvolle speeches waarin hij de toehoorders oproept weer meer geloof in Italië en vertrouwen in de toekomst te hebben. Veltroni heeft daarbij goed gekeken naar de campagne van de Amerikaanse presidentskandidaat Barack Obama, voor wiens boek Audacity of Hope hij het voorwoord van de Italiaanse editie schreef. Thema’s als groene energie, een gezins- en vrouwvriendelijker beleid met meer sociale woningen en voorzieningen voor kinderopvang, moeten vooral de jonge kiezers aanspreken. En al blijven sommige verkiezingsbeloftes erg vaag, zelfs Berlusconi heeft moeten toegeven dat zijn uitdager un grande comunicatore is.

In de aanloop naar de parlementsverkiezingen heeft Veltroni ook een belangrijke politieke koerswijziging doorgevoerd. De afgelopen 15 jaar was Italië, ondanks de aanwezigheid van een dertigtal partijen en partijtjes, eigenlijk een politiek tweestromenland geworden. Twee grote blokken, de centrumlinkse Unione (de Unie) en het centrumrechtse Casa delle Libertà (het Huis van de Vrijheden), wisselden elkaar af aan de macht. Maar zeker ter linkerzijde, waar een bijzonder heterogene coalitie van wel negen partijen nodig was om aan een parlementaire meerderheid te komen, heeft dat bipolarismo bijzonder onstabiele regeringen opgeleverd. Door nu de Unie op te blazen en resoluut te breken met de groenen en de communisten, die nog wel deel uitmaken van de huidige regering-Prodi, wil Veltroni die polariteit doorbreken. De Partito Democratico trekt op eigen kracht naar de stembus, alleen aangevuld met twee kleine partijen, Italia dei Valori (Italië van de Waarden) van de voormalige onderzoeksrechter Antonio Di Pietro, en de Radicalen van Emma Bonino. Als zijn partij straks goed scoort bij de verkiezingen, heeft Veltroni de handen vrij om nieuwe coalities aan te gaan en het politieke landschap te herverkavelen.

VURENLAND

Maar als we de peilingen moeten geloven, zal het dus de 71-jarige Silvio Berlusconi zijn die na 14 april premier wordt, voor de derde keer nu al. Berlusconi vormt nog steeds front met de separatisten van Lega Nord en met de postfascisten van Alleanza Nazionale. Die laatste partij is samen met Berlusconi’s Forza Italia opgegaan in de tot Popolo della Libertà (Volk van de Vrijheid) herdoopte coalitie. Alleen de relatief kleine christendemocratische UDC maakt niet langer deel uit van het centrumrechtse blok.

Met zijn vorige regering (2001-2006) heeft Berlusconi de wettelijke termijn van vijf jaar volledig uitgediend en dat had sinds de Tweede Wereldoorlog niet één politicus hem voorgedaan. Maar verder heeft ook hij als regeringsleider de verwachtingen niet waargemaakt. Zo is hij er bijvoorbeeld niet in geslaagd de gigantische staatsschuld af te bouwen, de regels van de arbeidsmarkt echt te versoepelen of het dure pensioenstelsel te hervormen. Zelfs de fiscale druk is onder Berlusconi niet aanzienlijk verminderd.

Zijn verkiezingsprogramma wekt ook heel erg een déjà-vugevoel op. Minder belastingen, meer ruimte voor het vrije ondernemerschap, hervorming van de justitie, en niet te vergeten: de brug over de Straat van Messina. Met die vaste verbinding wil Berlusconi volgens kwatongen niet zozeer de mobiliteit van de Sicilianen dan wel de inkomsten van de maffia verhogen. Sicilië, waar op 13 en 14 april ook regionale verkiezingen plaatsvinden, is immers een bolwerk van centrumrechts en het ‘stemadvies’ van de cosa nostra speelt daarin een belangrijke rol.

De aanhoudende populariteit van Berlusconi valt veeleer te verklaren door het parcours dat hij als zakenman heeft afgelegd, dat van de selfmade man die het tot mediatycoon en rijkste man van Italië heeft geschopt. Dat hij het daarbij niet zo nauw nam met regels en voorschriften, en er zelfs niet voor terugschrok om via chantage en omkoping zijn doel te bereiken, heeft hem in de ogen van veel Italianen alleen maar sympathieker gemaakt. Al in de zestiende eeuw wist de diplomaat en historicus Francesco Guicciardini dat het particolarismo, het zich overal en altijd laten leiden door het eigenbelang, een van de grootste kwalen van zijn landgenoten is. Hoe minder de staat zich met onze zaken bemoeit, hoe beter: daar zijn ook de aanhangers van Berlusconi nog steeds van overtuigd.

Nergens wordt die staat meer verfoeid dan in het zuiden van het land en op Sicilië. Daar heersen de wetten van de maffia en zijn grote delen van de economie in handen van de georganiseerde misdaad. Zo heeft de Napolitaanse camorra sinds de jaren negentig zijn klauw gelegd op de afvalverwerking in Campanië. In zijn indrukwekkende boek Gomorra beschrijft de jonge Italiaanse onderzoeksjournalist Roberto Saviano hoe de camorraclans giftig afval uit heel Italië naar Campanië laten transporteren om het daar illegaal te storten. Hij schetst een apocalyptisch beeld van ‘het vurenland’ in de omgeving van Napels: een desolaat gebied met tientallen illegale stortplaatsen die uitpuilen met giftig afval. Wanneer de vuilnisbergen te hoog worden, overgieten zigeunerjongetjes ze met benzine en steken ze in de fik, waarbij ze afgerolde tape uit video-cassettes gebruiken als lont. Hele gebieden in Campanië zijn inmiddels ernstig vervuild. Artsen stellen de laatste jaren een opvallende stijging van het aantal kankergevallen en van onvruchtbaarheid bij mannen vast. Zelfs de mozzarella, een belangrijk exportproduct, zou nu door de vervuiling zijn aangetast. Ook de tonnen afval die wekenlang in de straten van Napels lagen, waren een gevolg van de greep die de maffia heeft op de afvalverwerking en van haar verzet tegen nieuwe verbrandings-installaties.

De georganiseerde misdaad is hét fundamentele probleem van Italië, schreef Saviano (die wegens doodsbedreigingen van de camorra ondergedoken leeft) onlangs in het Amerikaanse weekblad Time, en het is een schande dat zij in deze verkiezingscampagne door alle partijen wordt genegeerd. Zolang de strijd tegen de maffia geen voorrang krijgt, zal Italië immers nooit kunnen evolueren tot een moderne, volwassen democratie. En daarom, aldus Saviano, zullen er op 14 april geen winnaars zijn.

DOOR JOOST ALBERS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content