Leen Huet
Leen Huet Leen Huet is schrijfster en bekijkt details in historisch perspectief.

Amerikaanse kunsthistorici zijn vaak verrassend. Zo is bekend dat de heer Charles D. Cuttler – wiens handboek over Northern Paint-ing from Pucelle to Bruegel/ Fourteenth, Fifteenth and Sixteenth Centuries wij als kandidaten met vrome aandacht doorploegden – een vrolijke cowboy uit Iowa was. In Florence ontmoette ik Jennifer, die Nederlands leerde om het Schilder-boeck van Carel Van Mander in de oorspronkelijke taal te kunnen lezen. Wordt het Nederlands straks een taal die alleen Amerikanen nog leren om Hadewych en onze historische bronnen te lezen, terwijl wij hier met z’n allen een soort inboorlingen-Engels zitten te krassen?

Jennifer vertelde me nog iets. Zij, haar broer en haar zus kregen tijdens hun tienerjaren elke zaterdag Holocaustdocumentaires voorgeschoteld door hun vader. De bedoeling was hun politieke bewustzijn aan te wakkeren. Ik vond dat een akelige opvoedingsmethode. Waarom kinderen onderdompelen in beelden van gruwel waaraan ze niets kunnen verhelpen? Het heeft iets wreeds. Het kweekt mijns inziens ook alleen maar gevoelens van ontzetting en machteloosheid. En vrij snel worden die beelden leeg; wat bij de toeschouwer tot extra schuldgevoel leidt. Wie heeft nooit doorgezapt bij de aanblik van alweer een uitgemergeld Afrikaans kind? Niet omdat men dat kind niet te eten zou geven als men het op straat vond; maar omdat het beeld van dat kind een product geworden is, dat de een of andere enorme machine je opdringt. Wat voor machine? Soms krijg je het gevoel dat je een gans bent die door een tube in de strot gedwongen gevoed wordt, almaar gedwongen gevoed totdat je gevoelens vet genoeg zijn; een foie gras van sentimentaliteit.

Er wordt veel geschimpt op het victoriaanse tijdperk, op de katholieke opvoeding in de jaren dertig, op de burgerlijke jaren vijftig. Het zal best waar zijn dat daar veel aan te verbeteren viel, maar kunnen mensen eigenlijk wel schimpen op tijden die ze niet zelf hebben beleefd? Wanneer ik terugdenk aan de boeken en films en artikelen die tijdens mijn puberteit in de mode waren, overvalt me evengoed een neovictoriaans gevoel. Het ging ook vaak over gruwel; altijd moest je ergens moreel verontwaardigd over zijn; altijd moesten er problemen aan de orde worden gesteld (ik voel gelijk die diepe moedeloosheid opkomen die me toen overviel bij de aanblik van het zoveelste vertaalde Zweedse jeugdboek over een meisje dat wel aan de pil was, maar op een woonboot toch zwanger raakte, enzovoort). Rond het dagboek van Anne Frank hing een sacrale sfeer waarvan ik nu denk dat zij zich er als eerste ongemakkelijk bij zou hebben gevoeld. Gelukkig zijn leek nagenoeg harteloos.

Misschien had het geschreven woord een te grote invloed op me. In elk geval maakte het mensen uit andere generaties verfrissend en origineel: zij waren immers nooit aan dat softe opvoedingsideaal blootgesteld. In zekere zin waren ze te vergelijken met oude poëzie; ook zo’n verademing, letterlijk longen vol berglucht, na al die amechtige huis-, tuin- en keukengedichtjes die overal opdoken. (‘Naar voorgedragen poëzie kun je toch echt niet luisteren,’ zei een vriend onlangs, ‘het klinkt altijd belachelijk’ – we werden het erover eens dat het wel zou lukken met een voorgedragen epos, met Pindaros.) Wat ik nu waardeer in mijn oudere generaties, is hun discretie, hun gebrek aan zelfmedelijden. Zonder hen zou ik niet getroffen zijn door de zin die ik onlangs vond in een boek van Kamiel Vanhole: ‘Zoals de dichter zegt, het is een vergissing om niet vrolijk te leven.’

LEEN HUET IS KUNSTHISTORICA EN SCHRIJFSTER.

Leen Huet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content