Volgende week gaat in Seattle de nieuwe wereldhandelsconferentie van start. Het beloven bewogen dagen te worden: terwijl tienduizenden activisten een warm onthaal voorbereiden, zijn de onderhandelaars het over vrijwel niets met elkaar eens.

Seattle is de stad van Boeing en Microsoft, twee industriële kroonjuwelen van de VS en jaarlijks goed voor een miljardenomzet buiten de Amerikaanse grenzen. Uitgerekend daar komen van 30 november tot 3 december vertegenwoordigers uit 135 landen over de verdere liberalisering van de wereldhandel praten. Ook China zal, als gloednieuw kandidaat-lid, present zijn.

De discussie gaat over waanzinnig veel geld, miljoenen jobs en immense belangen. Zo’n onderhandelingen verdienen een bijzonder naam: Millenium Round.

België stuurt veel en schoon volk over de oceaan. Op zijn minst twee vice-premiers, Louis Michel (PRL) en Magda Aelvoet (Agalev), en één staatssecretaris Pierre Chevalier (VLD) zullen de regering vertegenwoordigen. Dat zal indruk maken op de Amerikaanse onderhandelaarster Charlene Barshefsky en en haar Europese tegenspeler Pascal Lamy, het duo dat in de voetsporen van Mickey Kantor en Sir Leon Brittan treedt.

Toch valt het niet uit te sluiten dat de honderden ministers, diplomaten en ambtenaren worden overstemd. In Seattle zullen meer dan duizend niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) uit 87 landen voor ambiance zorgen. Zowel het Abya Yala Fund voor de zelfontwikkeling van de autochtone Mexicaanse volkeren, als Oxfam Wereldwinkels, de Anarchist Action Collective, Global Trade Watch en de grootste Amerikaanse vakbond AFL-CIO komen in de straten van Seattle hun gramschap over de “ondraaglijke immoraliteit van het handelsliberalisme” ventileren. Dankzij de apparatuur van Microsoft en het world wide web werden over de hele wereld informatie en ideeën verspreid en tactische plannen uitgewisseld. Meer dan eens stonden de laatste nieuwsflashes over de Millenniumronde vlugger op de website van de actiegroepen dan op die van de persagentschappen. De globalisering als wapen tegen de globalisering.

Hoe grondig de programma’s van de actievoerders ook van elkaar verschillen, de meesten zijn het er absoluut over eens dat globalisering een vies woord en een slecht project is. De ordehandhavers van Seattle bereiden zich op het ergste voor. Op 30 november rukken ze met de grote middelen uit.

HET PUBLIEK WIL NIET MEE

Enkele dagen voor de conferentie waren de 135 deelnemende landen het over bijna niets eens, zelfs niet over de agenda of de duur van de Millenniumronde. De Europese Unie wil over bijna alles praten, de Amerikanen over zo weinig mogelijk. De VS wil het vooral hebben over het slopen van de tariefmuren in de landbouw. De Unie wil de landbouw graag een ‘multifunctionele rol’ toekennen. Behartiger van het planten- en dierenwelzijn, bijvoorbeeld. Washington doet die pleidooien af als hypocriete praatjes om de subsidiëring van de landbouw te camoufleren.

Nog problematischer is de groeiende terughoudendheid van de publieke opinie. Voor het eerst situeert de achterdocht zich minder bij de producenten dan bij de verbruikers. Voor Barshefsky ligt daar het grootste gevaar voor de Millenniumronde. “Het multilateraal handelssysteem wordt vooral bedreigd omdat het niet meer op de steun van de publieke opinie kan rekenen. Er bestaat een wereldwijd wantrouwen tegen vrijhandel.”

Als de 135 landen in Seattle een vergelijk over de agenda vinden, kunnen de eigenlijke onderhandelingen beginnen. Hoe lang die zullen duren, kan niemand bij benadering vertellen. De Uruguayronde die in 1994 in Marrakech werd beëindigd en uitmondde in een akkoord van 22.000 bladzijden, sleepte bijna acht jaar aan.

De Unie hoopt dat de klus deze keer in drie jaar is geklaard. Lobbyisten, zoals Tony Vandeputte van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO), verdedigen daarom een beperkte agenda. Anders dreigt het opnieuw een never ending story te worden. Ondanks de liberale ministers op de sleuteldepartementen van Buitenlandse Zaken en Handel volgt de Belgische regering het VBO niet. In een nota aan de ministerraad van begin oktober pleiten Michel en Chevalier voor “een zo groot mogelijke scala van thema’s”. Zo kan de Unie het beste een offensieve strategie voeren en verhinderen dat er alleen over Europese landbouwsubsidies wordt gebakkeleid. De “brede waaier” zou bovendien aan de bekommerissen van de publieke opinie tegemoetkomen.

Dat klinkt misschien mooi, maar niet echt overtuigend. Bovendien is het plagiaat. De citaten komen letterlijk en zonder bronvermelding uit een mededeling van de Europese Commissie over de Millenniumronde. Niet dat de minister of staatssecretaris maar meteen van gemakzucht moet worden verdacht: België heeft in deze niet veel in de melk te brokkelen. Ondanks de vele ministers die naar Seattle afreizen, is het niet de regering die onderhandelt, wel de Europese Commissie. En die houdt rekening met heel andere dan VBO-belangen.

LANDBOUW IS OVERGEWAARDEERD

Heel gevoelig ligt het Europees boerenbelang. Dat de bevoegde commissaris een Frans staatsburger is, scherpt deze gevoeligheid alleen maar aan. Europa mag dan al de mond vol hebben van hightech en kennistechnologie, het blijft nog altijd een boerencontinent. Bijna de helft van de Europese begroting gaat naar landbouw. Vele Europese leiders vinden dat een anomalie, maar allemaal deinzen ze ervoor terug om de subsidiekraan dicht te draaien.

Al vele jaren is het Europees landbouwbeleid een doorn in het oog van de Amerikaanse scherpslijpers van de free trade. Bij elke onderhandelingsronde proberen ze door het Europees protectionisme te breken. Daardoor is de Unie dikwijls op verdedigen aangewezen. Om het landbouwbelang te vrijwaren moest al veel diplomatieke energie en goodwill aangewend worden. Op die manier werden kansen en markten voor andere, meer toekomstgerichte sectoren, opgeofferd.

Toch heeft de Unie een punt als ze de VS-kritiek unfair en hypocriet noemt. De Amerikaanse overheid subsidieert de landbouw evengoed als de Europese. Alleen gebeurt het anders. De VS werkt met directe inkomenssteun. Daardoor blijven de landbouwprijzen laag en wordt de uitvoer nauwelijks ondersteund.

Ook de Unie heeft de mogelijkheden van die boekhoudkundige truc ingezien. In maart van dit jaar veralgemeenden de regeringsleiders de nieuwe techniek tijdens de bespreking van Agenda 2000 (de begroting van de Unie) op de top van Berlijn. “We zijn nu beter gewapend voor de Millenniumronde”, verklaarde commissaris Lamy onlangs. “We hebben meer manoeuvreeruimte.”

Het landbouwbelang vermindert de Europese kansen op een offensieve strategie voor meer vrijhandel. In de Verenigde Staten, samen met de Unie goed voor ruim veertig procent van de wereldhandel, zet het veel kwaad bloed. Het voedt er de pleidooien om de eigen markt af te schermen voor Europese producten en diensten.

DE DERDE WERELD WIL GEEN NORMEN

Groot ongenoegen veroorzaakt het Europees landbouwbeleid natuurlijk bij de ontwikkelingslanden. India, Pakistan en Maleisië, de meest assertieve leden van deze groep, kanten zich zelfs tegen een nieuwe onderhandelingsronde zolang de afspraken van 1994 niet zijn uitgevoerd.

In eerste instantie willen ze dat de rijke landen een einde maken aan de invoerbeperkingen van hun landbouw- en textielproducten. A fortiori staan ze weigerachtig ze tegenover elk voorstel dat de invoering van sociale en andere normen verdedigt. De derde wereld beschouwt zulke normen als een onduldbare inmenging in binnenlandse aangelegenheden en als een ‘Trojaans paard’. Ze zien er een verkapte vorm van protectionisme in. Onder druk van de vakbonden, die het niet alleen om de nobele en noodzakelijke strijd tegen kinderarbeid en uitbuiting te doen is, heeft de Unie de laatste jaren systematisch op het respect voor de fundamentele arbeidsnormen gehamerd. Zonder veel succes evenwel. De derde wereld wil er niet van weten en eist dat de sociale problematiek buiten het handelsoverleg moet blijven. Zelfs een voorstel om binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO) een werkgroep rond de sociale normen op te richten, ketsten de ontwikkelingslanden af.

Binnen de Belgische regering is het alvast een punt van permanent debat. Vice-premier Laurette Onkelinx (PS) bezorgde haar collega’s zopas een nota waarin ze vraagt dat de regering bij commissaris Lamy aandringt op een rechtlijnige opstelling. Minister van Buitenlandse Zaken Michel heeft daar zijn bedenkingen bij. “Hoe harder we ons opstellen, hoe minder de derde wereld aan de bak komt. Ik kan me niet voorstellen dat dát de bedoeling is van al die pleidooien voor meer sociaal fatsoen?”

Ook bij de vijftien landen van de Cairns-groep, waartoe Australië en Nieuw-Zeeland behoren, geniet het opdoeken van de ‘landbouwuitzondering’ de absolute prioriteit. Volgens de Australische minister van Handel Mark Vaille is het de hoogste tijd dat de landbouw als een normale sector wordt behandeld. “Het is absoluut onaanvaardbaar dat de OESO-landen vorig jaar zowat 362 miljard dollar in de landbouw stopten.”

In tegenstelling tot de vorige onderhandelingsrondes, toen de Amerikanen het initiatief namen en Europa voor het blok zetten, komt de Millenium Round er op vraag van de Unie. “Voor het eerst”, zegt de bevoegde Belgische topdiplomaat Jan Grauls in een recent kranteninterview, “heeft de Unie het leiderschap in de onderhandelingen. Europa beseft dat het enorm veel te winnen heeft bij een verdere liberalisering van de wereldhandel.”

In Seattle zal duidelijk worden of de Unie over voldoende hefbomen beschikt om haar ruime agenda erdoor te duwen. Tot dusver lijkt alleen Japan geneigd om Europa te volgen, terwijl de ontwikkelingslanden en de Cairns-groep zich veeleer in het Amerikaanse kamp thuisvoelen.

De vraag welk standpunt de armste – in hoofdzaak Afrikaanse – landen verdedigen, stelt zich nauwelijks. Ze nemen slechts 0,5 procent van de wereldhandel voor hun rekening en zijn in een onderhandelingsronde van weinig of geen tel. In Seattle zullen ze nauwelijks in het stuk voorkomen. Vele van die landen beschikken niet eens over de middelen om de werkzaamheden van de WTO te volgen. Als ze geen gratis vliegtuigtickets krijgen, geraken ze niet eens in Seattle.

In het Europees parlement wierp Johan Van Hecke (CVP) zich vorige week als de pleitbezorger van deze landen op. “Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat de desiderata van de ontwikkelingslanden worden fijngemalen tussen de belangen van de grote economische blokken. In Afrika weet men maar al te goed dat vechtende olifanten het gras vertrappelen.”

DE WTO KOMT IN OPSPRAAK

Vijf jaar geleden hadden alleen vaklui en lobbyisten belangstelling voor het grootschalig multilateraal handelsoverleg. Die tijd is voorbij. Mee onder druk van een veel alertere publieke opinie moesten dit jaar de onderhandelingen over een Multilaterale Overeenkomst inzake Investeringen (MAI) worden afgeblazen. BSE- en dioxine-affaires, milieuschandalen en de bezorgdheid over jobs en gezond voedsel maakten van de globalisering een erg controversieel begrip.

Vooral de WTO, de wereldhandelsorganisatie zelf, werd als de oorzaak van alle kwaad bekeken. Nochtans werd ze pas in 1995 opgericht. Maar de slechte reputatie die het Internationaal Muntfonds (IMF) destijds in linkse kringen had, heeft de WTO nu in de veel bredere kringen van verbruikers, boeren en milieuactivisten. De nieuwe directeur-generaal van de WTO, Mike Moore, beseft dat het met het imago van zijn organisatie grondig fout zit. “Voor alles wat er in de wereld slecht loopt, krijgen wij de schuld.”

De WTO is echter geen doetje. Ze bezit aanzienlijk meer macht dan destijds de GATT en treedt op als een heuse waakhond van de vrijhandel. De WTO kan handelsgeschillen beslechten en natiestaten bestraffen, als die zich niet aan haar rechtspraak houden. In vijf jaar tijd moest ze meer dan honderd klachten afhandelen, waaronder die van de VS en Canada tegen het EU-invoerverbod van hormonenvrij vlees. Omdat de Unie zich niet bij de uitspraak neerlegde, kreeg de VS van de WTO het recht om voor ruim zeven miljard dollar tegenmaatregelen te nemen. Dat vonnis heeft de WTO, nochtans een Europese uitvinding en een repliek op de vroegere eenzijdige Amerikaanse maatregelen, in de Unie veel krediet gekost.

De uitspraak bewees dat de WTO zich ver van alle sociale, gezondheids- of milieuoverwegingen houdt. Landen of multinationals, zoals Reebok en Nike die hun personeel in onmenselijke omstandigheden tewerkstellen, hoeven van de WTO niets te vrezen. De WTO houdt zich aan de ‘regels’ en die zeggen niets over mensenrechten, laat staan elementaire sociale normen.

Ook in de VS is de WTO allesbehalve geliefd. De Amerikaanse regering verzette zich tot het allerlaatste momenten tegen de organisatie, omdat die het einde van het vrijhandelssysteem made in the USA betekende. Een deel van het Amerikaans Congres pikt het nog altijd niet dat de VS soevereiniteit inleverde en niet langer autonoom sancties kan afkondigen. Het einde van de Koude Oorlog had ook tot gevolg dat de critici van de vrijhandel meer ruimte in de media krijgen en gehoor in het parlement vinden. De protectionistische lobby spint daar garen bij, maar net zo goed de duizenden Amerikaanse activisten die dringend grenzen willen stellen aan de handel zonder grenzen. Want, zegt Thea Lee van de Amerikaanse vakbond AFL-CIO, “als je wel tegen een schending van het patentrecht bent, maar niet tegen kinderarbeid kunt procederen, dan schort er iets aan het systeem.”

Paul Goossens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content