© Newsweek

info

Pacal Lamy is ex-eurocommissaris voor Handel en kandidaat-directeur-generaal van de WTO.

De laatste twee decennia is de wereld veranderd. Dat is ook merkbaar binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Nieuwe machtsverhoudingen kwamen tot stand. Tot midden de jaren 1980 voerden de Verenigde Staten en de Europese Unie er de plak. Later kwamen daar Japan en Canada bij. Vandaag laten ook de ontwikkelingslanden duidelijk van zich horen aan de onderhandelingstafel, via de G20 en de G90.

Om te komen tot een systeem van vrijhandelsregels waar iedereen zich aan houdt, staat vertrouwen tussen de leden voorop, evenals engagement. Daarnaast moet de besluitvorming gestructureerd en transparant zijn. Dat alles ligt niet voor de hand. Getuige de ministeriële conferenties van de Doha-ronde in Seattle (1999) en Cancùn (2003).

De opdracht van zo’n handelsronde is heel ambitieus. Eens je het onderhandelingsprogramma onderschrijft, kun je niets meer toevoegen of weghalen. Het gaat om een ongelooflijk complexe diplomatieke materie. In de uiteindelijke overeenkomst moeten de verschillende items gelijkmatig aan bod komen. En zolang niet over alles een consensus is bereikt, blijft een finaal akkoord uit. Het komt erop aan een soort wisselwerking tot stand te brengen tussen de noden en eisen van de verschillende leden. Maar zoals de speltheorie ons leert, dient zich een ontzagwekkend aantal mogelijke combinaties aan, waaruit moet worden gekozen. Soms lukt dat, soms niet.

Neem bijvoorbeeld de handelstop in Cancùn. Die liep mis, vooral doordat de ontwikkelingslanden zich niet konden vinden in een punt dat zeker niet het belangrijkste was. Maar zij dachten daar blijkbaar anders over, waardoor de onderhandelingen moesten worden stopgezet.

Wat de laatste jaren ook opviel, was de organisatie van de ministeriële conferenties. Of moet ik het de ‘desorganisatie’ noemen? Die deed bij mij verschillende vragen rijzen: welke rol moet de minister van het gastland spelen, welke taak heeft de voorzitter van de onderhandelende raad precies en wanneer is het nodig voor bepaalde kwesties hulp in te roepen? Er was meer transparantie nodig. Alleen een mirakel leek Seattle of Cancùn nog te kunnen redden. En wanneer juiste besluitvorming van wonderen moet afhangen, bevinden we ons terug in de Middeleeuwen.

In juli vorig jaar raakte de Doha-ronde in Genève weer op de rails. De Verenigde Staten en de Europese Unie moesten door de zure appel van de landbouwexportsubsidies bijten. En dat lukte. Voortbouwen op Genève is perfect mogelijk. Daarbij wordt de houding van de ontwikkelingslanden cruciaal. Zullen zij hun belangen behartigd zien in het resultaat?

Ieder mens heeft het gevoel zich tegen de anderen te moeten beschermen. Daardoor zal het gevaar voor protectionisme ook nooit helemaal verdwijnen. Toch pleit ik voor vrije handel, ik beschouw het als iets natuurlijks. De openheid die ermee gepaard gaat, moet gestimuleerd worden, geleid en bewaakt. Ik ben voor vrijhandel via een multilateraal systeem. Bij bilaterale overeenkomsten – die vanuit pragmatisch perspectief vaak de voorkeur genieten – zijn nu eenmaal niet alle landen gebaat.

Als kandidaat-directeur-generaal van de WTO zie ik in die functie een uitdaging. Je hebt geen macht, je bent geen koning. Het draait erom elke dag opnieuw respect te verdienen. En erkend te worden als bemiddelaar in een organisatie die erom bekendstaat door haar leden zelf te worden bestuurd. Je taak bestaat erin vertrouwenskapitaal te vergaren, op bestuursniveau en onder de leden. Waarvan je dan af en toe wat mag uitbesteden.

Pascal Lamy. Copyright Newsweek

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content