Norbert De Batselier (SP) is de eerste voorzitter van het rechtstreeks verkozen Vlaams parlement. De burgemeester van Dendermonde wil een modern parlement.
OBJEKTIEF beschouwd, is hij natuurlijk te jong. Geen politicus met zo een uitgesproken profiel gaat op zijn 47 de Vlaamse raad voorzitten, geen kollega die het ambt van minister-vice-president afslaat, als hem dat zo herhaaldelijk op een dienblaadje aangeboden wordt. Norbert De Batselier (SP) wel. Maar De Batselier was er dan ook overal vroeg bij, ook op hoge posten. Hij was geen dertig toen hij direkteur werd van het vormingsinstituut van het ABVV, 32 toen Marc Galle (SP) hem binnenhaalde als kabinetschef, 34 toen hij het in de Vlaamse administratie tot administrateur-generaal bracht. Datzelfde jaar stapte hij naar het parlement, met een generatie jonge Turken die vanop de oppositiebanken onder leiding van Louis Tobback furore maakten. Vandaag verwijst De Batselier naar de toenmalige kamervoorzitter, de Franstalige liberaal Jean Defraigne (PRL), als een voorbeeld van een voorzitter die ook de oppositie aan haar trekken laat komen. “Ik verveelde mij geen minuut in de oppositie, ” zegt de ekonomist.
Toch weigert De Batselier geen ministerportefeuille om voorzitter van de Vlaamse raad te worden. Hij beloofde de Dendermondenaren namelijk om hun burgemeester te worden, als ze de eeuwige macht van de CVP en haar voorgangers zouden breken bij de verkiezingen van 9 oktober 1994. Zo gebeurde. De burgemeester van Dendermonde werd dan maar bijkomend voorzitter van de Vlaamse raad, die zich tot Vlaams parlement uitriep maar dat eigenlijk niet kon en nu maar Vlaams parlement heet voor de buitenwereld, en Vlaamse raad op de officiële dokumenten. Voor de duidelijkheid.
– NORBERT DE BATSELIER : Na 150 jaar wilden wij in Dendermonde breken met de oude bestuursstijl. Het leek onmogelijk om in die stad, zo verweven met de katolieke zuil, iemand anders aan de leiding te krijgen. We werkten daar eerst twee jaar lang samen met progressieve Vlaams-nationalisten, met progressieve kristen-demokraten en met socialisten. In de coulissen, omdat we niet zomaar de macht wilden wijzigen maar met een projekt wensten uit te pakken. Met 46 procent van de stemmen en de volstrekte meerderheid in de zetels (18 op 35), kunnen we na 9 oktober (1994) moeilijk zeggen : bedankt kiezers, u heeft het zeer goed gedaan en nu neemt iemand anders de leiding. Dat kan ik niet : van de 35.000 kiezers stemden er 7.350 voor mij.
Louis Tobback probeerde alles om mij opnieuw vice-premier te maken en ik begrijp hem, maar het zou mijn geloofwaardigheid totaal geschaad hebben, al waren er in Dendermonde die tot het laatste moment zeiden : De Batselier, die wordt toch weer minister. En Luc Van den Brande (CVP) stelde nog op een meeting in Mechelen dat ik mijn kiezers zou verraden. Ik wens dat niet. Wel heb ik altijd, ook voor de verkiezingen, gezegd dat ik in de regio en ook federaal aktief wens te blijven. Het voorzitterschap van de Vlaamse raad is daarvoor een geschikte funktie. Na zeven jaar oppositie en zeven jaar ministerschap is het een andere uitdaging.
– Uw beslissing mag dan al voor de verkiezingen zijn gevallen, blijft de vraag wat u dan drijft. Heeft u het bekeken op het niveau van die Vlaamse regering, of wil u op lokaal niveau laten zien dat er andere formules mogelijk zijn ?
– DE BATSELIER : Na 24 november 1991 was ik fors ontgoocheld in de politiek in het algemeen. Mijn resultaat was van de beste van het Vlaamse land, maar ik vond wat de kiezers deden, een kaakslag. Dat ze kritiek hebben op de politiek, daar kan ik ze in volgen. Maar dat ze massaal voor het Blok stemmen, vind ik totaal onterecht. Ik begon na te denken, te lezen, zocht kontakten in gemeenten als Gent en Antwerpen en stelde vast hoe ver wij verwijderd zijn van de konkrete problemen. Wij zijn bezig over het gat in de ozonlaag of over de Europese en wereldproblemen, maar de mensen hebben daar zo weinig boodschap aan, hoewel er juist zo een duidelijk relatie is tussen die wereldproblemen en de individuele problemen. Vandaar mijn idee om een projekt te starten dat dichter bij de burger staat. Al vier jaar geleden was het mijn idee om bij de gemeenten te beginnen. We moeten bewijzen dat we de problemen aankunnen op het niveau van Dendermonde. Dat is een beheersbare stad, geen mastodont en ook niet te klein.
Wij zijn intussen bezig met een grootse enquête bij tweeduizend inwoners. Op een gedetailleerde wijze vragen wij hoe ze de inspraak ervaren, of ze er al gebruik van gemaakt hebben, hoe ze tegen de dienstverlening aankijken, wat ze willen met de huisvuilophaling, of ze daarvoor willen betalen. Tegen het einde van het jaar komen we dan met een strategisch plan. Niet dat wij ons zo maar neerleggen bij de enquête : wij koppelen die aan ons programma dat we desgevallend bijsturen. Dan komt de bevraging bij de adviesraden en leggen we ons plan voor aan de gemeenteraad. Ik wil daar een demokratisch proces van maken en zien of daar respons op is. Of zeggen de mensen : bwa, dat is een bezigheidsterapie ?
– Zijn de partijen dan de aansluiting met de basis verloren en moeten ze weer van nul beginnen, dat wil zeggen vanuit de gemeenten ?
– DE BATSELIER : De partijen hebben dat nodig. Maar ook het politiek personeel. Wie een aantal jaren met grote politiek bezig is, zoals men dat noemt, moet zich in zijn gemeenten herbronnen vooraleer de grote problemen weer te lijf te gaan. Anders vergeet je voor wie je het doet. Riccardo Petrella omschrijft mooi de problemen, maar zijn oplossing om met wereldregeringen te werken, is een fiktie. Dat is nog verder van de mensen gaan staan. We mogen het kontakt met de hogere instanties niet verliezen, maar we moeten een sleutel naar de bevolking hebben. Want wat zie ik ? Dat dezelfde De Batselier veel bereikbaarder is als burgemeester dan als minister.
– U had toch een partij, met al haar strukturen. Kreeg u daar dan geen reakties en impulsen van ?
– DE BATSELIER : Jawel, maar je moet ook zelf iets realizeren. Ik heb dat als minister van Huisvesting geprobeerd. Maar toen ik dat programma van tienduizend sociale woningen in Brussel voorstelde, dan was de reaktie van de pers er een van aha, positief nieuws, we zullen daar wel eens over spreken als het misloopt. Als De Batselier de tienduizend woningen niet realizeert, of er een schandaal met een aannemer of de toewijzing van de huizen uitbarst, dan komt hij in het nieuws. Ik maakte het mee op een perskonferentie, dat men mij letterlijk zei : wat moeten wij hiermee, dit is allemaal positief nieuws en hier kunnen wij niets tegen inbrengen ? Toen viel mijn frank. Want toen ik die woningen op het terrein binnen de drie jaar realizeerde, zag ik dat die mensen wél entoesiast zijn. Zelfs als ik als Dendermondenaar die woningen in Antwerpen en Gent moest laten zetten. Ik ontmoette daar een publiek dat erg Vlaams Blok-gezind was omdat aan hun essentiële behoeften niet was voldaan, niet omdat zij fascistoïde waren. Hun verwijt was terecht, hun remedie fout. Vandaar mijn besluit : laten wij onze boodschap terug dicht bij de mensen verkopen.
– Denkt u dat er in Dendermonde rond uw Inzet nog een partijkultuur groeit zoals dit land die kent, of misschien gekend heeft ?
– DE BATSELIER : We zullen de volgende eeuw niet meer de partijen van de negentiende eeuw kennen, maar we zullen wel altijd partijstrukturen nodig hebben. Maar de aanhankelijkheid verdwijnt, de relaties met de partij worden losser. Mensen zullen niet van hun wieg tot hun sterfbed door de partij en haar verenigingen worden begeleid. Mensen zullen hun partij ook niet hun heel leven trouw blijven, het aantal vaste kiezers wordt zeer miniem. Partijen moeten dus voor elke verkiezing hun kiezers winnen.
– Wisselen ook de mensen die de partijstrukturen bezetten ?
– DE BATSELIER : Inderdaad, ook de bemanning is niet meer zeker. Partijen zullen dus veel meer oor moeten hebben voor wat er gebeurt, zij zullen politiek weer veel intenser moeten gaan beleven. Vandaag hebben mensen veel minder interesse voor het hele programma van een partij. Maar de jongeren weten veel meer dan wij in onze tijd over, bijvoorbeeld, ontwikkelingshulp of over gezondheidszorg of kansarmoede. Ze kennen een kleiner segment veel beter. Daar moeten de partijen van de volgende eeuw zich aan aanpassen. Ze zullen zich moeten heroriënteren naar nieuwe tema’s. De vraag is : waar liggen de breuklijnen ? De partijen zullen die breuklijnen volgen.
– Partijen of kiesverenigingen ?
– DE BATSELIER : Kiesverenigingen is zo negatief. Het wordt meer, al zullen partijen niet meer het hele spectrum van de politiek omvatten. Elke partij houdt zich nu met alle tema’s bezig, met als gevolg dat de mensen geen verschil zien in dit allegaartje. Daarom zullen wij, over tien, vijftien jaar tot keuzes komen. Misschien kiest een deel voor de kombinatie van het sociale met het ekologische. Daar ben ik voorstander van, omdat het om twee fundamentele breuklijnen van de toekomst gaat. Anderen zullen alleen het sociale of het groene willen blijven benadrukken. Ik ben blij dat ik nu over al die evoluties wat meer kan lezen en debateren. Eigenlijk ben ik altijd een beetje een studax gebleven, ondanks het ministerschap, waarin het representatieve luik van de job mij stoort. Voor mij geldt nog altijd : liever tien jaar kabinetschef dan tien jaar minister.
– U zegt dat partijen zich zullen verfijnen, zich strikter zullen profileren. En u gaat in Dendermonde over tot de bundeling van de krachten, en wil in Vlaanderen hetzelfde.
– DE BATSELIER : Het is geen bundeling van dé SP met dé VU en dé kristen-demokratie. Wij willen mensen samenbrengen die op eenzelfde manier tegen de breuklijnen van de toekomst aankijken. We moeten dat allemaal wetenschappelijk onderbouwen, moeten inhoudelijk diskussiëren, nieuwe ideeën aanreiken. En de syntese mag geen vervlakking zijn, zoals zo vaak het geval in de Belgische politiek. We maken te veel negatieve kompromissen : de ene noch de andere mag scoren. Ik zie positieve elementen in verschillende ideologische paradigmata. Laten we daar een nieuwe idee van maken, in de dialektische betekenis van het woord syntese. Daarom moeten we tegelijk hergroeperen en selekteren.
– De centrale figuur in deze oefening is de 75-jarige Maurits Coppieters (VU). U gaat daar geen tien jaar over nadenken ?
– DE BATSELIER : Ik zag Maurice gisteren nog. Hij ziet personen, ik zie er andere en het is de bedoeling om tegen het einde van het jaar met de eerste teksten naar buiten te komen. We onderzoeken of we daar niet een aantal hoorzittingen over kunnen organizeren. We willen niet rond zijn tegen, zeg maar, 15 januari 1997. Maar het klopt dat we geen tien jaar de tijd hebben. Het volgende jaar willen we serieuze stappen vooruit zetten. Ik verkies de aanpak van Inzet in Dendermonde : rustig overtuigend. Zo krijg je geëngageerde mensen. Dat heeft als nadeel dat je nadien niet veel stappen terug meer kan zetten. Daarvan ben ik het levende bewijs. Maar de gesprekken die we tot nu met de veertig professoren voerden, waren zeer verrijkend. Een technoloog heeft een totaal andere invalshoek dan een ekonoom of een filozoof. Dat is boeiend.
– De SP wordt niet onrustig om wat u doet ?
– DE BATSELIER : Het partijbureau heeft dit goedgekeurd en Louis is nogal een zelfverzekerd man. Ik heb ook niet de ambitie om het hem moeilijk te maken. Ik ben er zeker van dat ook hij met de partij naar een herbronning wil, waarin dit experiment een rol kan spelen. Dit vergt alleen veel vertrouwen tussen Tobback en mijzelf. Maar ik heb langs mijn grootouders aan moeders- en vaderszijde een socialistische stamboom en ben dus weinig verdacht om het socialisme te dwarsbomen. Het projekt vertrekt trouwens vanuit een socialistische etiek. Daar winden wij geen doekjes om. Alleen willen wij weten hoe een maatschappelijk projekt en een partij er in de volgende eeuw kunnen uitzien. We zullen onze resultaten voor de leeuwen gooien. Wil men ons projekt totaal negeren, dan stellen wij dat vast. Maar zelfs dan is het nog niet totaal verloren. Minimaal zal elke partij hier iets uithalen en zich hier en daar aanpassen. Of, wat ik hoop, er ook een herschikking van het politieke landschap komt, is iets anders.
– Dat het om een socialistisch projekt gaat, maakt de anderen niet huiverachtig ?
– DE BATSELIER : Als u daarmee alle konnotaties van het socialisme bedoelt, dan zal dat wel. In het eerste gesprek dat Freddy Willockx (SP, Europarlementslid) en ikzelf met Coppieters hadden, lieten wij de term socialisme niet vallen. Het was Coppieters die zei dat we duidelijk moesten zijn : alleen een socialistische etiek kan oplossingen aanreiken, maar dat heeft niets te maken wat ons werd voorgehouden als een socialistische maatschappij. Ons projekt staat bol van de demokratische principes en de gelijkwaardigheidsbeginselen, niet het uniforme gelijkheidsbeginsel. Minder dan ooit is de term socialisme verouderd. En als het socialisme altijd herbeginnen is, dan herbeginnen we maar.
– Het Vlaams parlement is voor het eerst rechtstreeks verkozen. Is dat ook het begin van een nieuwe politieke kultuur ?
– DE BATSELIER : Van de 124 leden zijn er liefst 54 nieuwelingen. Dat biedt kansen, al ben ik zeer ontgoocheld over de eerste zitting. Dat doet me te veel terugdenken aan de debatten in de kamer, aan een stijl waarvan ik niet hou. De kamerdebatten waren de jongste jaren niet op niveau, dat was geroep zonder inhoud. Van mij mag iemand een tirade houden en mogen daar zelfs scheldwoorden aan te pas komen, als het maar gemotiveerd en inhoudelijk gestoffeerd is.
– Hoe waren de debatten vroeger in de Vlaamse raad ?
– DE BATSELIER : De kultuur was er altijd al verschillend. Zo werd er in de kommissies veel beter werk afgeleverd. Dat wil ik bestendigen in het Vlaams parlement. We moeten er zelfs nog meer tijd voor uittrekken. Ik hoop dat de verslaggever ook meer armslag krijgt, zijn eigen rapport kan neerschrijven en de minister en de kollega’s parlementsleden verplicht om daarover na te denken. Het kan evenmin dat kommissies en plenaire vergaderingen samenvallen. In een modern parlement worden ook de frakties belangrijker. Bijgevolg moeten we de fraktiewerking verbeteren, ze de tijd geven om tussen kommissie en plenaire vergadering hun werk te doen en hen niet een half uur voor de plenaire zitting samenroepen.
Ik denk dat we met de kommissies ook werkbezoeken, op het terrein, moeten brengen. Hoe dat precies in zijn werk gaat, weet ik nog niet. Maar hoe kan je beter een probleem als leegstand benaderen dan door ter plaatse te gaan kijken ? Het probleem is dat zo’n aanpak iets minder spectaculair is en de vraag is of wij, parlementsleden, bereid zijn wat minder aan spektakelpolitiek te doen. Misschien worden de media daarin wel onze tegenstanders. Een journalist heeft namelijk liever leven in de brouwerij dan een diepgaand onderzoek op het terrein. We moeten dus anders met de media omgaan en zij moeten ons anders beoordelen. Als dat niet wederzijds gebeurt, mislukt het. In de goede kranten lees ik dat het parlement een kermis is. Maar als we die kermis willen uitschakelen en vervangen door een open debat, niet akademisch maar naar het hart van de maatschappelijke problemen, dan krijg ik het verwijt er een steriele boel van te maken. Een tussenkomst over een beek kan alleen als ze past in het kader van de brede problematiek van de onbevaarbare waterlopen en de algemene waterproblematiek. Niet omdat de beek toevallig in de achtertuin van het parlementslid ligt.
– Dat was te veel het geval ?
– DE BATSELIER : Wij hielden ons aan de ene kant te veel bezig met lokale zaken, waaardoor Marc Platel (Het Belang van Limburg) konstant kon schrijven dat wij een gemeenteraad waren en aan de andere kant hielden wij ons bezig met federale materies en waren wij een eisenforum voor zaken die buiten onze bevoegdheid vielen. Laten we ons houden bij onze bevoegdheden die bovendien wonderwel passen in de maatschappelijke uitdagingen van vandaag : gezondheidszorg, onderwijs, kultuur, leefmilieu, huisvesting, samenlevingsproblemen, werkloosheid,… Laten we daar de stier bij de horens nemen, doorpraten tot we konklusies kunnen trekken waarvan we geloven dat we ze kunnen realizeren en ook echt iets doen. De politiek wordt algemeen negatief beoordeeld maar het vertrouwen is, zoals ons ekologisch stelsel, ook snel weer herstelbaar. Wij maken nu een zwarte periode door, want 21 mei was een even zwarte zondag als 1991. Maar als we konkrete zaken laten zien, herstelt het vertrouwen. We moeten de maatschappij ook een vertrouwenwekkend projekt bieden. Dat is het doel van Coppieters-De Batselier.
– Beseft de Vlaamse raad voldoende haar macht ? Was u, bijvoorbeeld, als minister bang voor die raad ?
– DE BATSELIER : Alle parlementaire vragen beantwoordde ik binnen de gestelde termijn. Dat was een punt van eer, dat ik niet foert zei tegen het parlement. In de kommissie lieten wij de andere voorstellen ruim aan bod komen. Onder de vorige legislatuur kwam 25 procent van de wetgeving uit eigen voorstellen in de kamer was dat 10 procent. Wat het parlement zeker niet moet doen, is in de plaats treden van de uitvoerende macht. Om de regering te kontroleren, heb je als parlementslid nu meer en betere technieken dan vroeger. Maar als het parlement op mijn niveau wilde komen inzake wetgeving, dan haalde ik het altijd als minister. Ik ben daar veel beter voor uitgerust, met een hele administratie achter mij en een heel kabinet voor mij. We moeten het parlement leren zich aan zijn terrein te houden en politiek-maatschappelijk te diskussiëren. Dan zal het macht hebben. Als het parlement technisch wil meepraten met de uitvoerende macht, dan verliest het.
– De CVP-SP-meerderheid is zeer krap : 63 zetels op 124.
– DE BATSELIER : Laten we dat tot een voordeel ombuigen. Dat de frakties nu maar aan meneer of mevrouw de minister vragen om bij het besluitvormingsproces zelf te worden betrokken. Als de oppositie daaraan konstruktief wil meewerken, dan is dat toch boeiend ?
– Hoe ziet u als voorzitter van het parlement de samenwerking met het Vlaams Blok ?
– DE BATSELIER : Ik ben een overtuigd anti-racist. Maar het Blok is wel een demokratisch verkozen partij, wat nog iets anders is dan een demokratische partij. Zij hebben de rechten van elke demokratisch verkozene.
– Enkele jaren geleden pleitte u voor zeven ministers. Het aantal is dan effektief van negen naar zeven teruggebracht. Nu zijn het er weer negen. Vlaanderen is toch niet groter geworden ?
– DE BATSELIER : Met zeven kan het, zeker nu een regeringslid niet meer in het parlement zit. Acht, zoals de vorige keer, vind ik goed.
– Gaat u toekijken op de afslanking van de kabinetten ?
– DE BATSELIER : Ik ben daar niet zo voor. Wel ben ik er voor om de hofhouding met de bodes en zo meer af te bouwen. Die tijd is voorbij. We moeten de kabinetten anders opvullen. Ministers hebben behoefte aan mensen met spirit en ideeën naast zich. Ze hebben beleidsadvizeurs nodig.
– Is dit een funktie die u lang zou willen uitoefenen ?
– DE BATSELIER : We hebben tijd nodig om van dit huis iets te maken. Dit doe je niet op zes maanden. Er moet veel worden gepraat met de fraktieleiders zodat zij bij de parlementsleden een stuk mentaliteitswijziging kunnen teweeg brengen. We moeten ook met de nieuwe mensen praten. In het bureau van de Vlaamse Raad valt nieuweling Kathy Lindekens (SP) binnen. Als die vraagt waarom dit zo en dat anders gebeurt, dan moeten wij al diep nadenken waarom dat vroeger zo is beslist. We moeten rekening houden met de frisse ideeën van nieuwelingen.
Peter Renard
Norbert De Batselier zit het Vlaams parlement voor : “De politiek wordt algemeen slecht beoordeeld maar het vertrouwen is, zoals ons ekologisch stelsel, ook snel weer herstelbaar. “
De Batselier : “Het was Maurits Coppieters (in beeld) die zei dat alleen een socialistische etiek oplossingen kan aanreiken. “