Sinds Vietnam de vrije markt weer binnenliet is er heel wat gebeurd. Nu moet de Vietnamese politiek de markt binnenlaten.

HET rolmodel hier is natuurlijk Singapore, zegt Linh Bao Nguyen. ?Maar het is waarschijnlijker dat ze bij zoiets als Bangkok gaan uitkomen.”

Meneer Linh zit in zijn met airconditioning iets te sterk gekoelde kantoor in Saigon. In een gebouw met een oprit, en een luifel voor de deur. SRG Vietnam doet in toegepaste sociologie, marktstudies. Producten als ?Profile of te Vietnamese Consumer”, gemaakt voor de Marketing & Advertising Conference – Bangkok Nov 23-24, 1995. Linh is teruggekomen uit Australië, heeft van daar een zekere aanpak, een manier van werken meegebracht die ook in andere bedrijven in slonzig Saigon opvallen als import van outer space : modern, efficiënt, afgewerkt. ?Vietnam ligt nu weer midden in Azië,” zegt hij. ?Dat is de snelst groeiende regio in de wereld. Wat tien jaar geleden in China gebeurd is, is geschiedenis. Vietnam gaat veel sneller vooruit dan China toen : het heeft een veel controleerbaardere omvang, en het heeft progressievere mensen. Het communistische keurslijf is veel minder sterk.”

?Wat jonge Vietnamezen willen is een baan met mogelijkheden. Om zo’n baan te krijgen hebben ze een betere opleiding nodig. Vaardigheden. Dat kunnen ze zo voor hun ogen zien. Dit is de eerste generatie Vietnamezen die zien hoe de wereld er buiten Vietnam uitziet. Die democratie in werking hebben gezien. En dat is de helft van de bevolking hier. Die is jonger dan 25 jaar.”

Vietnam is veranderd. De mensen die je kende zijn ouder geworden, de veteranen aan de top zijn vóór of achter in de zeventig, de oorlog is zo lang geleden dat de meeste Vietnamezen hem niet meer hebben meegemaakt. De fameuze Hereniging, die Glorieus had moeten zijn (zo was ze gepland), maar alleen berucht werd, was twintig jaar geleden : op 30 april 1975 viel Saigon en was, in aller ogen, de oorlog gedaan. (Wat daarna gebeurde, was een andere zaak.) Maar de helft van de Vietnamese bevolking heeft andere katten te geselen dan zich bezig te houden met oude geschiedenis. In Hanoi en Saigon, in de grote steden, zijn er nog wel oudere mensen die verwijzen naar de tijd van ideeën en idealen die voor hen belangrijk waren. Daar staan ook nog die statige gebouwen met echte tanks, helikopters en gevechtsstraaljagers op betonnen sokkels in hun tuinen, die dan eigenlijk ?museum van het leger” of ?van de Amerikaanse Oorlogsmisdaden” of gewoon ?van de Oorlog” heten, maar waar niet veel volk binnen gaat.

POLITIEK EN PORNO.

Neen, de meerderheid van de stedelijke Vietnamese bevolking, lichtzinnig gezegd, lijkt alleen geïnteresseerd in het zo gauw mogelijk binnenslepen van geld. Bijvoorbeeld om de oude fiets van de hand te kunnen doen en zo’n blitse motorfiets van het merk Honda te kopen, type Dream II. De meerderheid van de plattelandsbevolking, daarentegen, lijkt vooral zo gauw mogelijk naar de stad te willen komen, om daar werk te vinden, en de oude fiets te verruilen… Enzovoort. Er rijden nog andere motorfietsen ook, in de eindeloze, compacte verkeersstromen die het oversteken van een straat in de stad telkens weer tot een avontuur maken, en zelfs ziet men er sjiekere. Maar over het algemeen heb je het contingent Honda’s, en een minderheid van mindere modellen, uit Tsjechoslovakije, de oude DDR, of zelfs, een motor waarop een beetje ambitieuze Vietnamees niet dood gevonden zou willen worden, de goede Minsk, van Sovjet-makelij (raakt altijd stuk, maar kan overal hersteld worden).

De politiek in dit alles ? Je merkt er niet veel van. Ga ergens naartoe waar het er officieel aan toegaat (een ziekenhuis, een instelling, het ministerie van Buitenlandse Zaken), en er zal vroeg of laat een officieel persoon opduiken, een ambtenaar, onderdirecteur, medeverantwoordelijke op districtsniveau, meer uit beleefdheid en voor de goede orde dan om enige échte reden. Daarbuiten is er veel kans dat je niemand tegenkomt.

Toch blijft het een éénpartijstaat, opgebouwd met de zuiverste stalinistische principes, zij het met een beetje Vietnamees pigment (die eindeloze oorlog, en zijn vaak overschatte invloed op de officiële, stalinistische ideologie). En als de buitenstaander die door het land loopt zo weinig politieks opvangt, is dat wellicht ook omdat dat zo de bedoeling was. Pornografie en politiek blijven de twee taboes in de zeer confucianistische Vietnamese maatschappij. Pornografie heet dan bijvoorbeeld ?vergif” of ?sociaal kwaad”, politiek heet nog steeds land-, volks-, klasseverraad zoals vroeger, of laster, of spionage voor vreemde mogendheden. Daarom bemoeien de meeste mensen zich liever met hun appartement, of met hun Honda Dream II.

BUITENSLAPERS.

Door Saigon lopen volstaat om, alle bestaande verhoudingen in acht genomen, al gauw minstens twee redenen te vinden waarom de zaken zo liggen. Sinds de regering, in 1986, met de Doi Moi (?hervormingen”) de marktekonomie in het land binnenliet, is die uit het straatbeeld niet meer weg te denken. Overal wordt gebouwd, rijzen ondernemingen, joint ventures, toonzalen en verkoopspunten van Mercedes, Toyota, Daiwoo uit de grond waar vroeger kleine Vietnamese huizen stonden. Aan de muren en schuttingen worden reclame-affiches geplakt en geschilderd dat het een lieve lust is en vaak, op die reclameborden, zijn het vrouwspersonen die de auto, het appartement, de computer of de boormachine aanprijzen. De stap van pin-ups naar pornografie is nooit groot, zeker in het hoofd van een censor, en meer bepaald in een maatschappij waar de prostitutie weer helemaal terug is van weggeweest. Een campagne, zoals momenteel ontwikkeld wordt, tegen ?sociaal kwaad” of ?cultureel vergif”, viseert dan natuurlijk bovenal prostitutie en pornografie maar nu al worden reclame-affiches verscheurd in Hanoi, beginnen film- en spektakelmensen weerom uit hun doppen te kijken, en laten schrijvers als Bao Ninh (van het zeer populaire ?Het verdriet van Vietnam”) zich alleen nog met een officiële tolk interviewen. Want waar zo’n campagne begint, dat weet iedereen in Vietnam, kan een kind zien, maar waar ze zal stoppen weet zelfs Ho Chi Minh in de hemel niet.

Een tweede reden valt vaak te vinden onder de reclameborden. Of op de braakliggende grond rond de werven van echt grote hotels of prestigebouwsels (het ?Nieuwe Wereld-Hotel” in Saigon is een mooi voorbeeld). Daar vindt men de buitenslapers, de dak- en werklozen, de families die van het platteland naar de stad gekomen zijn omdat zelfs een leven van armoede in een stad als Saigon nog honderd keer comfortabeler is dan het leven in het dorp, op het land. Op plaatsen zonder pretentie, naast zo’n werf, onder een brug, in een plantsoen, zoeken die dan een onderkomen en groeien er, als paddestoelen, naargeestige groepen van krotjes waar water, riolering en hygiëne ontbreken, zodat het leven er ongezond wordt. Een curieus soort wellevendheid bij toeristen lijkt erin te bestaan aan bedelende kleine kinderen niets te geven (om ze niet in slechte manieren aan te moedigen, wat de volwassen Vietnamezen niet zouden appreciëren), wat op zich al een behoorlijke prestatie is want die kinderen weten van aandringen, en daarbij dan te doen of ze de tientallen rechtstreeks of onrechtstreeks bedelende volwassenen niet zien (het oude vrouwtje met haar strohoed en haar gebiedend uitgestoken hand, de oorlogsveteraan op één been, de scheefgegroeide jongen of ook de verkoper van sigaretten, strohoedjes, bamboefluiten, ansichtkaarten, postzegels, oud geld, piratenedities van ?The Sorrow of War” van Bao Ninh of, verrassend genoeg, ?The Quiet American” van Graham Greene). De les is, er lopen breuklijnen doorheen dit land, en niet alleen die tussen Noord en Zuid, waar iedereen het de hele tijd over heeft zelfs als erover wordt gezwegen, maar ook die tussen oud en jong, opgegroeid voor of tijdens versus opgegroeid na de oorlog, tussen communistisch en postcommunistisch, tussen stad en platteland, tussen straatarm blijvend in eeuwigheid en snel rijk wordend, in witte villa’s wonend. Die breuklijnen, of ze nu pornografisch of sociaal giftig heten en geprobeerd wordt ze te verbergen door de loterij te verbieden, zijn in laatste instantie politiek. Maar politiek is taboe.

MACHT.

Politiek is taboe, eigenlijk omdat de leiding niet goed weet hoe ermee om te gaan. Ze lijkt wel een vaag idee te hebben van wat ze wil : op het allerhoogste niveau aan de macht blijven, en de rest uit handen geven, delegeren naar beneden in een partij- en staatsapparaat dat enerzijds voor zichzelf kan zorgen, de markteconomie invoeren, rijk worden zelfs, en het land doen opgaan in de stroom der volkeren (of toch, ten minste, de Oost-Aziatische volkeren), en dat, anderzijds, onder hun controle blijft. Je kan het in één zin opschrijven, en toch is het de kwadratuur van de cirkel : dit, nu, zullen die oude topleiders nooit begrijpen.

En toch ligt de zaak ingewikkelder dan men zou denken.

?Wat je hier hebt,” zegt een waarnemer die wéét dat hij afgeluisterd wordt, ?dat is geen harde dictatuur als in het klassieke communistische regime, maar een zachte dictatuur. Geen massaverplaatsingen meer, geen kampen. Af en toe een waarschuwing, tegen een trend : dan pikken ze iemand op die z’n nek uitgestoken heeft, en dan is dat erg voor die man. Maar de boodschap is dan afgeleverd, en daar blijft het bij. Een zachte dictatuur.”

Een ander zal dan zeggen dat de regering niet weet wat ze wil, en eigenlijk maar wat aanmoddert. Improvisatie alom : er bestaat trouwens geen wetgeving, en geen regelgeving, om wat in Hanoi beslist wordt in de provincie ook te doen toepassen, als die provincie dat niet wenst. ?Er zijn drie legale stelsels in Vietnam, en die zijn meestal onderling tegenstrijdig. De wetgeving van de koloniale periode, die van de communistische, en die van de postcommunistische periode. Een ambtenaar kan bijna kiezen welk stelsel hij wil toepassen.”

Het is niet dat er onwil zou heersen, of sabotage tegen het regime : dat is, voor een buitenstaander alleszins, niet merkbaar. Het regime, lijkt het, doet z’n best om een bevolking bij te benen die de pot met goud heeft zien staan aan de andere kant van de regenboog.

?De regering wil de levensstandaard opvoeren,” zegt Duong Quynh Hoa, die ooit minister van Volksgezondheid was in de Voorlopige Revolutionaire Regering (die van de Zuid-Vietnamese rebellen). ?Maar ze wil ook dat de partij aan de macht blijft.” Dat is de basiscontradictie. ?Als dat nu de partij was van in de oorlog, pur et dur, dan zou dat misschien nog kunnen.” Maar ze zitten met de tegenstelling tussen hun privatiseringspolitiek en hun staatscontrole op de productiemiddelen, en nu al is het ?schaar-effekt” merkbaar van de groeiende kloof tussen arm en rijk. Arm is er altijd geweest. Maar rijk ? Tegen die kloof heeft dokter Quynh Hoa heel haar leven gevochten.

Nu leeft Vietnam onder de schaduw van het komende partijcongres. De partijleiding zou daarop vernieuwd zal worden. En dus ook de leiding van de staat. Wat staat Vietnam te wachten ? Wat zijn dat voor ?belangrijke beslissingen ?”

CONGRES.

Eigenlijk is het een uitgestelde beslissing. ?De onafhankelijkheid van het land is al lang een gegeven voor de jongeren,” zegt Hoa. ?Het probleem is te beslissen wat men nu verder wil. Een socialisme als voorheen ? Nee, dat wil men niet. Men wil een geciviliseerd kapitalisme, maar wat zou dat voor iets kunnen zijn ? Waar we naartoe moeten, is een soort sociaal-democratie, en aan ons dan om dat concreet in te vullen.”

Het zal er allemaal van afhangen wie de bovenhand krijgt op het partijcongres. Momenteel wordt de top geleid door oude mannen van meer dan zeventig jaar, van wie niemand écht de integriteit in twijfel trekt (van hun zonen en familie, is een andere zaak). De generatie die hen moet opvolgen, vijftig tot zestig jaar oud, werd gevormd in de socialistische landen en zit van kop tot teen vol oud-stalinistische vooroordelen. Dit zijn de heren van de privileges, die nog steeds in partijclichés praten en lopen als automaten. Als die aan de macht komen, zullen de Vietnamezen het weten. Al zijn er anderen die erop wijzen dat juist deze generatie competent is, en goed geschoold. De generatie daarna, nu tussen veertig en vijftig jaar, werd gevormd na de bevrijding van het land. Die zijn cynischer dan de ouderen, want ze hebben een andere verdeling gezien, na 1975 : de niet-revolutionairen die het op hun kop gekregen hebben, de ?revolutionairen” die de privileges kregen. En allemaal samen, twintig jaar schaarste te overleven.

?Het congres kan de zaken doen kantelen,” zegt Dr. Hoa. ?Door een realistische politiek aan te nemen. Maar als het allemaal cynisme en machtsbehoud blijft, kan het evengoed het land de verdommenis indrijven.”

Sus van Elzen

De Vietnamese ontwikkeling tussen twee vuren.

Symbolen voor officieel Viëtnam : ook economie.

Reclameborden met vrouwen erop : nog niet echt aanvaard.

In de krant de voetbaluitslagen, op de muur de vader van het communistische Vietnam, Ho Chi Minh.

Winkels van rode vlaggen en wimpels zijn hier nog normaal.

Videocassettes overspoelen het land met cultureel vergif.

Ho Chi Minh verkopen ze nu, ingepakt en zuurtjes uitdelend.

Lu Phuong : filosofie begrijpt toch niemand.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content