Het koorwerk van Sven-David Sandström persifleert noch citeert Bach.
Uitgerekend in Leipzig vond ik ooit een uitgave van ‘Johann Sebastian Bach. Ein verpflichtendes Erbe’, een laudatio van Paul Hindemith uit het herdenkingsjaar 1950. Hindemith focust op Bachs relatief karige productie in zijn laatste levensjaren. Hij betoogt dat dit niet aan artistiek onvermogen of moeheid kon liggen, gezien de verbijsterende kwaliteit van werken zoals Ein musikalisches Opfer of Die Kunst der Fuge. Hij roept een melancholie in, eigen aan wie het hoogste heeft bereikt: ‘Voor dit hoogst bereikbare moet hij een hoge prijs betalen: (…) de treurnis, de onvolkomenheid verloren te hebben en daarmee ook de mogelijkheid tot vooruitgang. (…) Hem rest alleen nog (…) een ietsje verder te bouwen, mooier te maken, met de middelen die hij gewend is. Daarbij verhoogt zijn kunnen zich tot het visionaire kennen.
Dit is dan ook het meest waardevolle dat we met Bachs kunst geërfd hebben: de blik op het einde van de menselijk mogelijke volmaaktheid; en het kennen van de weg die daarheen voert. Het onontkoombare, plichtsbewuste afhandelen van wat noodzakelijk is, dat echter (…) boven elke noodzaak moet uitstijgen. (…) Het gaat niet meer om het aanschijn van de muziek, om mooie of lelijke klanken, om moeilijks of makkelijks, om apollinisch of dionysisch; zelfs de ons vandaag zo belangrijk toeschijnende zoektocht naar vergelijkingswaarden tussen muziek van vroeger en nu wordt overbodig. Er kan dan slechts één soort muziek zijn: die in de zin van Bachs muziekethos, ware muziek, zijn kostbaarste nalatenschap.’
Hoe elke musicus vroeg of laat verplicht wordt om zich van Bachs muziek rekenschap te geven, is zeker slanker maar nooit mooier verwoord. Een treffend voorbeeld van de bedeesd collegiale bewondering voor de grote man uit Eisenach vond ik zopas op een nieuwe plaat op Channel Classics, Nordic Sounds, die een bloemlezing uit het koorwerk van Sven-David Sandström presenteert. Sandström, ooit exponent van de Zweedse avant-garde maar via het amateurkoorleven tot een meer op empathie gerichte toontaal gekomen, schreef veel werken op tekst uit Bachs motetten of cantates. Maar hij persifleert noch citeert ze. Zo schept hij afstand en verwerft hij zich persoonlijke vrijheid.
Het Zweeds Radiokoor onder zijn chef Peter Dijkstra doet schitterend werk, zelfs in onmogelijke passages. Laten we dat, ondankbaar en wel, weinig verrassend noemen: muziek als deze – op het viscerale af fysiek, ontroerend begrijpelijk, maar pijnlijk virtuoos en veeleisend – is zowat de bestaansreden van dit koor.
Ook met potlood aangeduid in het inlegboekje: Sandströms interpretatie van Purcells onvoltooid anthem Hear My Prayer, O Lord. Hij weet zelfs aardedonkere, hyperstatische muziek zo veel flair te geven dat je zou zweren dat ze swingt.
NORDIC SOUNDS, MUSIC OF SVEN-DAVID SANDSTRÖM, SWEDISH RADIO CHOIR O.L.V. PETER DIJKSTRA, CCS SA 29910.
Rudy Tambuyser