Vijfenzeventig jaar geleden hadden in Antwerpen Olympische Spelen plaats.

Roland Renson schreef er een boek over.

TWEE JAAR na de Grote Oorlog, in 1920, werden in Antwerpen Olympische Spelen gehouden. De organizatie ervan was een huzarenstukje in een kapotgeschoten en half failliet land. Het boek “De VIIe Olympiade” van Roland Renson, hoogleraar sportgeschiedenis aan de KU Leuven, behandelt de achtergrond van de gebeurtenis. De mengeling van geschiedschrijving en anekdotiek laat de lezer wat op zijn honger.

– ROLAND RENSON : Anekdotes horen erbij. Niet alleen omdat het een herdenkingsuitgave is. Ze zetten een aantal dingen in reliëf. In Antwerpen namen al kinderen deel. De vader van aktrice Grace Kelly won een gouden medaille in het roeien, hoewel hij als metselaar niet mocht deelnemen aan regatta in Londen. Die waren voorbehouden aan gentlemen. Ruzie tussen de Belgische turnbonden ging zover dat de neutralen de kleedkamers van de katolieken niet wilden gebruiken. De Olympische slogan “deelnemen is belangrijker dan winnen” komt niet van Pierre de Coubertin de organizator van de eerste moderne Olympische Spelen in 1896 , maar uit een toespraak van de Amerikaanse bisschop Ethelbert Talbot bij de Spelen van 1908 in Londen. Voorts zijn er de verhalen over het oorlogstoerisme : atleten gingen wandelen langs de loopgraven en namen helmen en wapens met zich mee.

Mytes horen erbij. De sprong waarmee Charles Paddock door de finish ging, het speciale dieet van de Finse atleten. Sport levert halfgoden en superhelden af.

– Het was wel erg ambitieus om twee jaar na de oorlog de Spelen in België te willen houden ?

– RENSON : De kandidatuur van Antwerpen dateerde al van 1912, zoals die van Amsterdam en Boedapest. Enkele rijke families uit het Antwerpse leverden de drijvende kracht. Dat moet voort onderzocht worden, maar bij hen speelde zeker de hoop op een flinke winst mee. Vandaar dat het evenement rond de klub Beerschot moest plaats hebben. Daar was hun imperium gekoncentreerd en hun invloed was zeker groot genoeg om de Spelen niet in Brussel of elders te laten doorgaan. Het Beerschotstadion werd trouwens flink uitgebreid. Dat was natuurlijk geen argument voor het Internationaal Olympisch Komitee (IOK). Er werd een prachtige brochure uitgegeven over de kulturele uitstraling van Antwerpen.

De afloop van de oorlog stutte de kandidatuur van de Belgen. Nederland mocht niet beloond worden voor zijn neutraliteit in de oorlog. Boedapest viel uit omdat Hongarije net als Duitsland, Oostenrijk, Bulgarije en Turkije tot het vijandelijke kamp had behoord. Het kleine België kon rekenen op de sympatie van veel landen. Er werd grote nadruk gelegd op onze offers.

Tegelijk bemoeilijkte de oorlogsschade de organizatie. Er heerste grote woningnood en toch moesten 2.668 atleten en hun begeleiders ergens logeren. De galopperende inflatie maakte het biezonder moeilijk om een budget op te stellen. De organizatie kwam dus neer op improvizatie op grote schaal, wat veel kritiek opriep.

Het faillissement van het Belgisch Olympisch Komitee is echter niet te wijten aan de oorlog, wel aan een konflikt tussen organizatoren. Maar ook dat moet verder worden uitgezocht.

– Er kwam weinig geschiedschrijving tot stand rond die Spelen.

– RENSON : Niemand ging er trots op dat alles eindigde met het failliet van het Belgisch Olympisch Komitee. Het officiële rapport een gestencilde bundel zit vol fouten en goedpraten van de eigen prestatie. Voorts had het Olympisch Komitee zelfs geen huis meer. De Koninklijke Voetbalbond nam dat over om de schulden van het BOK te delgen. Het Olympisch Komitee ging toen op in de voetbalbond.

Maar de belangrijkste oorzaak van het gebrek aan geschiedschrijving ligt elders. Sportlui zijn mensen van de daad. Die blikken meestal niet terug, ze leven met het ideaal van de maximale prestatie. Hedendaagse verenigingen zelfs grote voetbalklubs hebben geen echt archief. En wat er is, zit vaak verspreid bij bestuursleden thuis. Waarom zouden erfgenamen de statuten bijhouden van de klub waarvan hun vader of grootvader lid was ?

Uit de andere richting kwam ook weinig belangstelling. Sport was lange tijd geen onderzoeksveld voor academici. Zeker niet in België, waar intellektueel werk en sport elkaar in de weg stonden. Eigenlijk zijn we maar een goede twintig jaar bezig met het graven naar de wortels van sporttakken. Wie weet dat het prestigieuze golf voortkomt uit een volkssport als kolven ? En dat het Kolveniershof de plaats was waar Antwerpse buksschutters kwamen oefenen.

De pioniers van het schrijven van de sportgeschiedenis zijn de sportjournalisten. Maar dat waren vroeger de minnezangers van de sport. Ze waren niet objektief en wilden dat ook niet zijn. Toch heeft die oude sportjournalistiek grote verdiensten. De basisgegevens plaats, tijd prestaties, namen zijn korrekt. Maar de kontekst ontbreekt.

– Waarom zou een sportjournalist hebben geschreven over politieke of sociale gebeurtenissen ?

– RENSON : Omdat die elkaar beïnvloeden. De myte was dat sport, commercie en politiek niets met elkaar te maken hebben. Dat hield men nog vol in München, waar tijdens de spelen van 1972 Israëlische atleten werden doodgeschoten. Het voert alweer terug naar Coubertin, die sport beschouwde als een religie, verheven boven nationalismen en partijpolitiek. Hij verkondigde een zeer liberaal-patriarchale opvatting.

Sport diende tot vorming van de jonge man. Sport en oorlog leunden in die tijd soms tegen mekaar aan. Oorlogspropaganda raadde jonge mannen aan het sportveld te ruilen voor het waardigere slagveld. Na de oorlog spraken sommige landen over hun atleten die de oorlog van gisteren op het sportveld voortzetten.

Sport was voor Coubertin slechts een deel van de vorming. Ook kultuur moest aan bod komen. Vanaf de Spelen van Stockholm (1912) tot die van Londen (1948) hadden tegelijk Olympische kunstwedstrijden plaats en werden medailles uitgereikt voor architektuur, literatuur, muziek, schilderkunst en beeldhouwkunst. Het ideaal was de volledige mens te vormen. Weliswaar binnen de groep die tijd en geld had. Het veelgeprezen amateurisme kwam neer op het uitsluiten van wie moest werken voor zijn brood. Het was een sociaal scherm, waardoor de rijke amateurkampioen in de Olympische takken van sport primus inter pares werd, eerste onder gelijken, zonder vandoen te hebben met de brute volksjongen. Vandaar ook de verbijsterend hoge toegangsprijzen in Antwerpen. Omgerekend moet een toegangskaartje van toen nu zo’n 1.000 tot 1.500 frank kosten. Dat was niet op te brengen voor gewone mensen. Die hadden bovendien geen vrije tijd.

Dat alles verklaart de geringe belangstelling van de gewone man voor het evenement van 1920. Wat echter niet betekende dat de werkman geen belangstelling had voor sport.

– Wat was populair in het Antwerpen van 1920 ?

– RENSON : Professionele wielrennerij, want die ging tussen volksjongens die hoopten te ontsnappen aan het labeur op het veld, in de fabriek of de mijnen. Voorts boksen en worstelen, de kultus van de sterke man. Spierkracht was voor een arbeider zijn enige kapitaal. En juist die professionelen mochten niet aantreden. Dus ging er niemand uit de volkskring kijken.

– Voetbal was niet zo populair.

– RENSON : Voetbal bestond wel in de kolleges. Maar wie studeerde, behoorde toch tot een elite. In de jaren twintig begonnen ploegen hier en daar talent van de straat te plukken. Pas tussen de twee wereldoorlogen brak het voetbal echt door. De Spelen van Antwerpen brachten weliswaar een ommekeer tot stand in ons land. Wie Olympisch goud won in het voetbal was toen virtueel wereldkampioen (België dus in 1920). Het eerste wereldbekertoernooi van de internationale voetbalbond vond pas tien jaar later plaats, in Uruguay.

Op de Spelen van Antwerpen is voor het eerst de Olympische eed afgelegd. Zwemmer en schermer Victor Boin stond daarvoor in, de latere stichter van de beroepsbond van sportjournalisten. De vlag met de vijf ringen, één voor elk kontinent, werd voor het eerst gehesen. Ook werden voor het eerst witte vredesduiven losgelaten, door militairen nog wel. Voorts viel hypokrisie op. Officieel waren alle deelnemers amateurs. Maar de Amerikaanse acht met stuurman bestond uit goed getrainde roeiers van de navy. Paavo Nurmi, het Finse loopwonder, stond bekend om zijn hoge onkosten.

De verwachte doorbraak van de vrouwensport en de arbeiderssport kwam er dan weer niet. Vrouwen mochten nog geen krachtsporten beoefenen. Wel elegante sporten als zwemmen, schaatsen of tennissen. Maar ook de vrouwen waren in de oorlog veranderd. In 1922 organizeerden ze eigen Olympische Spelen in Parijs. Dat maakt de Spelen van Antwerpen zo boeiend : overal is de breuklijn tussen de negentiende en de twintigste eeuw zichtbaar.

– Daar gaat uw boek over.

– RENSON : Over de sportieve resultaten bestaat genoeg literatuur. Wat vrijwel altijd ontbreekt, is de sociale, politieke en ekonomische kontekst van de Olympische Spelen. En die is juist voor de Spelen van 1920 heel belangrijk. Om te beginnen zijn het de eerste Spelen na de Eerste Wereldoorlog. De oorlog hertekende de politieke kaart van Europa. Er ontstonden nieuwe landen. In Rusland was de monarchie weggeveegd. Het Duitse keizerrijk werd opgedeeld.

Na het starre nationalisme van die oorlog, ontsprong overal een internationaal elan. De Volkenbond zag het licht. De eerste scoutsjamboree werd in dat jaar gehouden. Antwerpen betekende een nieuwe start voor de internationale Olympische beweging. Vandaar de ondertitel : De herboren spelen. Zonder Antwerpen en de voortzetting van de reeks sinds 1896 zouden de Olympische Spelen niet meer bestaan.

De sociale verhoudingen waren na de oorlog grondig gewijzigd. België voerde het algemeen enkelvoudig kiesrecht voor mannen in. Daardoor werd het voor de sterke Belgische Werkliedenpartij (voorganger van de socialistische partij) mogelijk om een sociaal programma te verwezenlijken.

Tegelijk tekende zich de strijd af tussen de Franstalige elitaire kaste en de Vlaamse beweging. Een maand voor de opening van de Spelen werd in Antwerpen de 11 juli-viering verboden. De Vlaamse student Herman van den Reeck werd doodgeschoten.

Tegen die achtergrond had in Antwerpen de zevende Olympiade plaats.

– Jamaar. De eerste moderne Olympische Spelen zijn gehouden in 1896 en die van 1916 in Berlijn gingen niet door. Dus waren ze in Antwerpen aan de zesde uitgave toe.

– RENSON : Er is doorgeteld, want sport en politiek hadden zogezegd niets met elkaar te maken. De niet gehouden Spelen van Berlijn staan als nummer zes te boek. En Duitsland, Oostenrijk, Hongarije, Bulgarije en Turkije traden daarna in Antwerpen niet aan, omdat de organizatoren ze niet uitnodigde. Van politieke revanche was zogezegd geen sprake. Ook niet ten overstaan van bolsjevistisch Rusland, dat eveneens niet werd uitgenodigd, terwijl een vertegenwoordiger van het verdwenen tsaristisch Rusland in het IOK bleef zetelen.

Dat versterkte nog de argwaan van de arbeidersbeweging tegenover de sport die de aandacht afleidde van de klassestrijd. Sport was bourgeois en elitair. Met turnen lag het anders. Vergeet niet dat de turnverenigingen vaak de knokploegen van de politieke partijen leverden. Die houding tegenover sport veranderde pas onder impuls van de socialistische voorman Jules Devlieger, zelf turner uit Charleroi en later de grote man van de Arbeidersportbeweging. Die beweging organizeerde aparte Olympiades voor arbeiders. De eerste in 1925, in Frankfurt. In 1936 had er een alternatieve volksolympiade plaats in Barcelona. De dag van de opening brak de Spaanse burgeroorlog uit. Een hele groep arbeiders is toen in Spanje gebleven om mee te vechten tegen (de latere diktator Francisco) Franco. Sport en politiek : alweer.

Pas in 1952, in Helsinki, deed de Sovjetunie zijn entree in Olympische Spelen. Links maakte toen van Coubertin ineens een heilige : de man die de arbeider via de sport ontvoogde. Hoewel Coubertin veeleer in de zin ging van : geef de arbeiders sport, dan denken ze niet aan revolutie.

– In de jaren twintig en dertig bouwden veel werkgevers huizen en scholen voor hun arbeiders, ze richtten ook sport- en toneelverenigingen op.

– RENSON : Dat was niet altijd slecht bedoeld. De beste patroons vonden dat ze iets moesten terug doen. Vanuit die patriarchale en wat paternalistische visie, stichtten ze allerlei verenigingen. Zoveel is er niet veranderd. We horen nu dat migranten via de sport geïntegreerd kunnen worden. Is dat zo verschillend ?

Misjoe Verleyen

Roland Renson, “De VIIe Olympiade, Antwerpen 1920. De herboren spelen”, BOIK, 81 pagina’s, 370 frank. Tentoonstelling : “75 jaar Olympische Spelen te Antwerpen”, Kolveniershof, Kolveniersstraat 20, Antwerpen. Tot 27 september, elke werkdag van 8 uur 30 tot 12 en van 13 tot 16 uur 30.

Roland Renson : “De sportwereld kent zijn eigen geschiedenis niet. “

De affiche is nog sterk Belle Epoque

Victor Boin legt in Antwerpen de Olympische eed af. Een primeur.

Op de openingsplechtigheid wappert voor het eerst de Olympische vlag.

Fotografen en journalisten legden de grondslag van de geschiedschrijving over sport.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content