Vereerde rommel

HET ATELIER VAN CÉZANNE Een bestudeerde wanorde.
Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

In het laatste atelier van Paul Cézanne in Aix-en-Provence.

Zo sprak Cézanne: ‘Ziehier mijn atelier; ik laat niemand binnen, maar omdat u een vriend bent, gaan we er samen heen.’ De schilder Emile Bernard bezocht er zijn vereerde meester in 1904. Net als andere uitverkorenen trof hem de rommel die er heerste. Vandaag staat alles netjes geschikt in een bestudeerde wanorde. Geen schilderij, geen tekening, geen simpel schetsje van Paul Cézanne (1839-1906) is er nog te zien, en toch trekt zijn laatste atelier, halverwege de heuvel genaamd Les Lauves, bezoekers van overal aan. ‘A wonderful visit’, schreef Marilyn Monroe in 1955 in het gulden boek. In de tuin werden restanten gevonden van twee schilderijen, kapotgescheurd en weggeworpen door de schilder. Ze staan in het gelid tussen de andere spullen, werkelijk te veel om op te noemen. Met sommige is wel iets aan de hand.

Neem nu de mand met appelen, het favoriete fruit in Cézannes stillevens, onderweg tussen postimpressionisme en prekubisme. Ze liggen er in verschillende tinten, zoals op de schilderijen. Maar ook in diverse stadia van versheid. Doet de directie moeite om echte appelen in de mand te schikken en laat zij het rottingsproces vervolgens zijn gang gaan? Dat zou een beetje belachelijk zijn, maar niet half zo belachelijk als het deponeren van kunstappelen, wat een teken zou zijn dat ook de borstels, tubes, vaasjes, flessen en het bevlekte taboeretje lang niet zo authentiek zijn als ze eruitzien. In het bijbehorende winkeltje kiest een Amerikaanse dame een blozende appel uit het assortiment, en krijgt hem mee in een zakje van doorzichtig plastiek. Vals! Alles vals? Kijken we naar de omstandigheden, die misschien verzachtend zijn. ‘De bloemen die Cézanne in de vaas schikte, waren niet echt maar van zijde’, zegt de gids. ‘Hij werkte zo traag dat ze helemaal verwelkt zouden zijn eer hij ze goed en wel had kunnen schilderen.’

De drie doodshoofden, echt, omdat hij ze had gekregen van zijn vriend Antoine Fortuné Marion, directeur van het museum van natuurwetenschappen in Marseille? De macfarlane overjas die hij aanhad als hij eropuit trok om bij minder goed weer de Montagne Sainte-Victoire te schilderen: Britse kwaliteit, maar na honderd jaar? De megarozenkrans met dikke knoppen en het kruisbeeld moeten binnengeraakt zijn door toedoen van zijn vrome zus Marie. Zij wilde hem in zijn laatste jaren op de rechte weg naar god krijgen. Het licht van de hemel, dat kende hij al, want dat had hij in zijn atelier binnengelaten. De noordkant maximaal beglaasd; op het zuiden kleine ramen met zware luiken. Om elke reflectie te weren, een zware plankenvloer. Wanden van een fijn grijs, verkregen uit een mengeling van blauw, oker, zwart en wit. Dat heerlijke, pure licht is er nog. Helemaal echt.

Jan Braet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content