In Italië waren de parlementsverkiezingen van 21 april historisch. De betrokken par- tijen moeten nog uitmaken hoe historisch.

SINDS 1992 VERWACHTTEN de Italiaanse pers en politici telkens ?historische? resultaten van de parlementsverkiezingen. De uitslag moest elke keer leiden naar een duurzame oplossing voor de chronische onstabiliteit van het land. Maar uit de vervroegde stembusgang van 1992 kwam een traditionele combineregering voort onder leiding van de socialist Giulliano Amata, die al na minder dan een jaar vervangen werd door het technisch kabinet van Carlo Azeglio Ciampi. En zelfs na het referendum van 1993, dat enkele wijzigingen in het kiessysteem aanbracht en daardoor de weg moest openen naar de Tweede Republiek, resulteerden de verkiezingen van 1994 in eenzelfde scenario. De rechtse regering van Silvio Berlusconi werd na amper zeven maanden opgevolgd door het zakenkabinet van de technocraat Lamberto Dini.

Toen staatshoofd Oscar Luigi Scalfaro in februari andermaal vervroegde verkiezingen afkondigde, overheerste scepsis. Zeker toen de politieke groeperingen nog voor de opening van de campagne kraakten van de spanningen. Die werd nog vergroot door het vissen naar populaire figuren buiten het parlement (Dini, Schone-Handen-magistraat Antonio Di Pietro) en het goochelen met kandidaten bij de samenstelling van de kieslijsten. Dat er zich op 21 april in vergelijking met 1994 nog enkele procenten meer thuisblijvers manifesteerden, illustreerde samen met de bijna 1,5 miljoen blanco’s op zowat 41 miljoen ingeleverde stemformulieren de onzekerheid bij de kiezers.

En toch brachten de jongste verkiezingen iets van die lang verhoopte historische ommezwaai in beweging. Voor het eerst in de Italiaanse naoorlogse geschiedenis verwierf links regeringsverantwoordelijkheid. Vandaar de krantenkop ?Buongiorno? (?Goeiedag?), waarmee op 22 april de onafhankelijke Il Manifesto (het enige blad dat zich nog communistisch durft noemen) uitpakte. Met het leeuwenaandeel van de zetels, die de centrumlinkse coalitie in beide Kamers veroverde, is de voormalige communistische partij PDS immers doorslaggevend. Ondanks de koppigheid, waarmee de Berlusconi-media het tegendeel willen aantonen, gaat het hier echter niet meer om de decennialang gevreesde ?factor K? in het Italiaans werd de communistische dreiging altijd als ?fattore K? of kortweg K aangeduid. Wél om Italiës grootste oppositiepartij die voormalig secretaris Achille Occhetto in 1991, na de val van de Berlijnse Muur, omvormde tot sociaal-democratische partij en als zodanig eind 1992 binnenloodste in de Socialistische Internationale. Wél de politieke formatie die de huidige secretaris Massimo D’Alema, na de kiesnederlaag van 1994, nog wat verder naar het centrum opschoof, zodat de Bolognese economieprofessor Roman Prodi alle progressieve krachten kon verenigen onder diens Olijfboom tegen de centrumrechtse Pool van de Vrijheid.

KREDIET.

De verkiezingen brachten een feitelijke erkenning van de biopolariteit van de Italiaanse politieke scène. Behalve de twee grote blokken was er weliswaar nog een derde factor in het spel, maar de Lega Nord werd niet als zwaargewicht beschouwd, al rekende haar leider, Umberto Bossi, er wel op de naald van de balans te worden. Terwijl de verkiezingen van 1994 stuksprongen op een onbesliste 1/3-verdeling tussen rechts (de Pool plus Lega Nord), de progressieven (in gespreide orde) en het centrum (de christen-democratische partij PPI), kwam er op 21 april een erkend regeerbaar alternatief uit de stembus, dat zelfs mogelijk vijf jaar kan aanblijven.

Met een opmerkelijke opwaardering van de lire (+ 1,82 procent) en dito omzet van de effectenhandel (+ 4,93 procent) gaf ook de financiële markt onmiddellijk krediet aan een centrumlinkse regering. Twee jaar geleden mocht ook de Pool zich na haar overwinning verheugen in een positieve waardering van de beurs, maar die lag wat lager (respectievelijk op + 1,30 en + 3,76 procent). De stem van de jongeren, van de huisvrouwen en van de middenstanders dezelfde sociale geledingen die in 1994 rechts deden winnen bleken deze keer bepalend voor het succes van de Olijfboom. Het eclectische kiessysteem maakte dan weer dat de Olijfboom met iets minder stemmen dan die van de Pool van de Vrijheid (43,4 tegen 44 procent) toch meer parlementszetels binnenhaalde. Van hetzelfde fenomeen genoot de Pool de vorige keer. Dat kiessysteem zorgde er overigens voor dat enkele vooraanstaande politici onverwacht geen zetel veroverden, zoals PPI-partijvoorzitter Gerardo Bianco en de voormalige Kamervoorzitter, de PDS’er Giorgio Napolitano.

Daarentegen werkte het gevreesde wapen van Berlusconi, de televisie, ditmaal niet. Meer, het speelde in zijn nadeel. Het wettelijk verbod op verkiezingsspots in de maand voor de kiesdag werd in Berlusconi’s Fininvest-omroepen gecompenseerd door twee journaaldirecteurs die hun werkgever rijkelijk aan bod lieten komen in hun verslaggeving en centrumlinks vol misprijzen aanvielen. Hun ongenuanceerde partijdigheid zou een deel van het kiespubliek verwijderd hebben van de Pool. Bovendien gaf het aantal verschijningen op het tv-scherm kennelijk niet meer de doorslag. Berlusconi wimpelde bijna geen enkele uitnodiging af om deel te nemen aan een politieke talkshow of confrontatie op zijn eigen zenders, op de staatsomroep RAI en op de TMC van mediarivaal en politicus Maria Cecchi Gori. Prodi daarentegen was zeer selectief en liet zich waar mogelijk vertegenwoordigen door zijn rechterhand Walter Veltroni of door een kopstuk van zijn coalitie. Zelf bleef hij het land rondtrekken in zijn verkiezingsautobus. Wanneer de leiders van de Olijfboom en van de Pool dan toch tegenover elkaar zaten, won de concreetheid van een verrassend zelfverzekerde Prodi het op punten van een Berlusconi, die het nooit verder bracht dan een onwrikbare glimlach en een boutade of een slogan.

VERLIEZERS.

De Pool van de Vrijheid had het moeilijk met de verkiezingsuitslag. Berlusconi liet 24 uur lang niks van zich horen. Het was Gianfranco Fini, leider van de postfascistische AN, die na een halve dag officieel de nederlaag van de Pool toegaf en een correcte maar harde oppositie tegen de toekomstige regering van Prodi aankondigde. Binnen het bestuur van zijn partij kregen Fini en zijn vertrouwelingen het erg te verduren. Zij hadden immers vervroegde verkiezingen doorgedrukt. Hun te eigenzinnige opstelling tijdens de kiescampagne was niet uitgedraaid op de onuitgesproken verwachting Berlusconi te overtroeven en zo het leiderschap van de Pool in te pikken. En hun weigering een stembusakkoord aan te gaan met de orthodox-fascistische MSI van Pino Rauti had potentiële AN-zetels naar centrumlinks doen afvloeien. Niemand van het partijbestuur vroeg echter het ontslag van Fini maar er dook dan ook nog altijd geen AN-lid op met de leiderskwaliteiten van de huidige voorzitter.

Binnen de privé-partij Forza Italia van Berlusconi bestaat er niet eens een orgaan dat het ontslag van de leider kan vragen. Zonder een mea culpa en de bekentenis dat hij zich liet meesleuren door de haviken binnen zijn clubje raadgevers duwde Berlusconi inmiddels de duiven weer op de voorgrond, onder wie de rasbemiddelaars Gianni Letta (die niet meer was opgekomen) en Giuliano Urbani. Maar het is de vraag of de Cavaliere, gewend aan succes, een lange oppositiekuur zal uithouden en of hij wel de capaciteiten heeft voor een leidersrol in de oppositie. Bovendien, in welke aula zal hij het meest aanwezig zijn : in het parlementair halfrond of in de gerechtszaal, waar hij zich moet verantwoorden voor corruptie en onwettige partijfinanciering ?

Het probleem van het Pool-leiderschap zorgt voor spanning tussen Pierferdinando Casini en Clemente Mastella, in die volgorde voorzitter en secretaris van de CCD. De eerste wil een sterkere band smeden met FI om AN in de hoek te duwen en de gematigde krachten van de Pool te bevorderen. Op die golflengte zit ook voorzitter Rocco Buttiglione van de CDU, de andere christen-democratische partij binnen de Pool. Mastella wil echter een zelfstandige positie bewaren. De achterliggende idee is om op termijn opnieuw tot een centrumformatie te komen, geschaard rond de erfgenamen van de historische Democrazia Cristiana. Bij de kiezers bestaat er echter geen groot heimwee naar de DC, nog minder nadat de Kerk haar volgelingen de vrije stemkeuze had gelaten. Tegen 26 procent in 1994 stemde nu slechts 22 procent van de praktiserende katholieken op een christen-democratische partij.

WINNAARS.

De centrumgedachte zorgt echter zelfs voor onrust binnen centrumlinks. Als partner van the winning team tilde Gerardo Bianco niet zwaar aan de kritiek van PPI-voorzitter Mino Martinazzoli, dat hij de eigen lijn had verlaten en opgeschoven zou zijn naar de PDS-positie. Maar in de linkerflank van de Olijfboom was men allesbehalve gelukkig met de hand die Lamberto Dini al in de verkiezingsnacht uitstak naar de CCD-CDU en de gematigde vleugel van FI om aan een ?Groot Centrum? te werken ; daarin moest ook de partijloze Antonio Di Pietro een plaats krijgen. De uittredende premier bleef wel zijn trouw verzekeren aan het Prodi-experiment.

Di Pietro ontpopte zich in de nadagen van de verkiezingen niet alleen als centrumfiguur maar ook als spilfiguur. Vrijgesproken van alle aantijgingen die in de voorbije maanden tegen hem waren aangebracht, voerde hij gesprekken met zowel Mastella als met Prodi. Na een weigering vanwege D’Alema om Tonino in de toekomstige regering op de ministerpost van Binnenlandse Zaken te installeren en na een nieuwe pendelronde koos Di Pietro uiteindelijk toch voor de Olijfboom. Die wil hem wel aanvaarden als technische minister van Openbare Werken het terrein waarop de politieke corruptie van de Eerste Republiek welig tierde en waarop de voormalige magistraat carrière bouwde.

De bereidheid van toekomstig premier Prodi om een politiek ongedefinieerde Di Pietro binnen te laten, fnuikte de hoop van de centrumfiguren van de Pool om van de man de toekomstige leider van hun blok te maken. Maar ook de voorzitter van de orthodox communistische Rifondazione, Fausto Bertinotti, toonde zich erg geïrriteerd door het manoeuvre. Zijn partij vormt het zwaard van Damocles boven het Prodi-kabinet. In de Kamer zijn haar stemmen nodig (in de senaat vertrouwt centrumlinks op de senatoren voor het leven). Maar Bertinotti heeft beloofd de geboorte van de regering-Prodi niet in de weg te staan. Daarna zal zijn partij haar vertrouwen laten bepalen door de concrete regeringsmaatregelen.

Ondanks haar onverwacht succes vormt de Lega Nord geen numerieke hinderpaal in het toekomstige parlement. Maar de partij kan wel voor veel hoofdbrekens zorgen. Vorig weekeinde gooide Bossi immers het federalisme overboord en koos voor de afscheiding van het zogenaamde Padanië (Noord-Italië) à la Tsjecho-Slovakije, dat in 1992 bij referendum besliste voor spitsing. Uittredend Kamervoorzitster Irene Pivetti liet verstaan dat daarbij de democratische spelregels gerespecteerd moeten worden. Bossi legt die taak in handen van het op te richten Comité voor Nationale Bevrijding (CLN) van de Lega, naar analogie met de partizanenorganisatie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het project vindt geen enkele steun in de overige blokken en partijen, en grondwetspecialisten zien geen enkele democratische procedure beschikbaar om het zover te laten komen.

Dat zijn allemaal zorgen voor na morgen, donderdag, wanneer het nieuwe parlement voor het eerst samenkomt en zijn organen kiest. Prodi rekent er echter op tegen het einde van de maand zijn ploeg in het zadel te zien.

Marcel Meeus

Roman Prodi, de toekomstige premier van Italië, geeft uitleg bij zijn verkiezingsoverwinning : veel krediet.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content