Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Op het paleis in Brussel is het tegenwoordig een va-et-vient van Knack-redacteuren. Afgezien nog van het feit dat onze directeur, indien hij niet verhinderd is, er elke week aanloopt om de koning uit te leggen wat die stoethaspels aan de andere kant van het park weer in elkaar geknutseld hebben. (De koning tot onze directeur : ?Stoet-aspel. Oewat een grappig oewoord. Ik ga het eens gebruiken tegen de Van Ypersele.”)

De jongste weken worden ook andere Knack-reporters om de haverklap op het paleis ontboden. Zo bijvoorbeeld onze chef-illegalen. (De sekretaris van de koning in zijn brief : ?Onderwerp van de audiëntie is Johan Vande Lanotte. Een pedante kwast die van verwaandheid vier meter naast zijn schoenen loopt en van pretentie zijn hemd niet meer kan dichtknopen. De vorst wenst te weten of U er ook zo over denkt. En indien ja, of u hem het adres kan bezorgen van de heer James T. Budd in Abidjan. Dank bij voorbaat.”) Deze ontvangst heeft enige weerklank gekregen in de landelijke pers.

Maar weet dat bijvoorbeeld ook onze chef-buitenland dringend moest komen om een oplossing te zoeken voor de ruzie met Spanje. (Van Elzen tot de koning : ?Wat dacht ge ervan om uw schoonzuster eens in te zetten, Sire ?”) En ook uw dienaar is geweest, zij het aan de achterzijde om de pizza royale af te leveren.

Niet op het paleis ontvangen is onze chef-boeken, Marc Reynebeau. Dat mag geen verwondering wekken aangezien zijn literaire meesterwerk Het klauwen van de leeuw eindigt met de volgende opruiende en misplaatste woorden : ?Leve de republiek !” Onze chef-boeken is nog goed weggekomen, want in de tijd van de Leopoldisten zou het zo niet zijn afgelopen. Of is de brigade Lahaut ook nu uitgerukt, maar werd zij afgeschrikt door de bloeddorstige roedel gevechtshonden die madam Reynebeau op het koertje kweekt ?

WIJ HEBBEN IN dit verband, maar u moet beloven dat het onder ons blijft, niet zo lang geleden een hoogoplopende ruzie meegemaakt tussen onze directeur en onze chef-boeken. Het was in het Bosnische restaurant achter de hoek van onze redactie, waar ze zich plotseling in hun vaderland waanden, zo hevig ging het er toe. Aanleiding was een brief van het Paleis, gericht aan Marc baron Reynebeau, chef-boeken Knack, Tervurenlaan 153, 1150 Brussel.

Reynebeau was zo ondersteboven van deze zending, en vooral van dat veelbelovende ?baron”, dat hij weigerde ze open te maken. Om het gevoel van extase zo lang mogelijk te rekken. Naarmate het aantal genuttigde slivovitsjen steeg, en dat tempo lag zoals gewoonlijk nogal hoog, steeg de verrukking rond de voor de redactie gereserveerde tafel naar hoge toppen. Reynebeau, door de drank en de gewichtigheid van wat hij had meegebracht stilaan euforisch, stond na een tijdje toe dat de omslag werd rondgegeven. De brief werd gewogen, tegen het licht gehouden, en aan alle zijden bestudeerd. Enkele cheffen schoven de koninklijke enveloppe onder hun neus heen en weer, zoals kenners plegen te doen met een koninklijke sigaar. Tot Reynebeaus ontzetting bleek er, toen de brief de hele tafel was rondgereisd en weer op zijn vertrekpunt was beland, zelfs iemand in gebeten te hebben.

Van alle kanten werd onze chef-boeken aangemaand de depêche open te maken, zodat iedereen zou weten wat er in stond. Reynebeau weigerde. Hij werd gepaaid en geprezen. Bedreigd en uitgescholden. Niets gekort. Hij werd uitgebreid getracteerd. Geen avance. Er werd gegokt en gegist en de minste van alle veronderstellingen was dat de vorst, sterk onder de indruk van Het klauwen van de leeuw, van Reynebeau uitleg wenste te krijgen over hoe hij de staatshervorming ongedaan kon maken en alle instellingen met ?Vlaams” in hun titulatuur kon afschaffen. Minder voorzichtige redacteurs opperden iets over een hoge benoeming die onze chef-boeken te wachten stond.

TOEN DE SPANNING nauwelijks nog te dragen was, stond onze directeur van zijn stoel aan het hoofd van de tafel op, maande iedereen tot stilte en sprak de historische woorden : ?Reynebeau, open die brief !”

Onze chef-boeken vroeger al bekend om zijn onverzettelijkheid, ongeruste onderwijzers spraken over ziekelijke koppigheid zette zich met gekruiste armen recht en deed wat niemand van ons ooit in zijn hoofd zou halen : hij weigerde het bevel van onze directeur op te volgen. Die was daar zelf zodanig door verrast dat hij even moest nadenken over zijn volgende stap : ?Reynebeau, ten tweede male sommeer ik u : open die brief. Of nog beter : geef hem hier zodat ik hem open.”

Dit onzindelijke voorstel maakte onze chef-boeken nog bozer dan hij al was en luid en duidelijk bracht hij zijn verzet ook onder woorden : ?Ik denk er niet aan. Die brief is aan mij gericht. Ik zal hem openen waar, wanneer en met wie ik het wil.”

Onze directeur begon nu ook onder stoom te komen en priemde met een dreigende vinger naar zijn ondergeschikte : ?Gij opent hier en nu die brief en leest hem bovendien ten gehore van iedereen voor, of ge kunt u vanaf het volgende nummer met de sport gaan bezig houden.”

Niemand kon nadien zeggen wat het hardst was aangekomen. De vernederende degradatie naar de rubriek ?sport”, dan wel het idee om zijn brief voor iedereen te moeten voorlezen. Feit is dat onze chef-boeken paars van razernij rechtveerde, met een even dreigende vinger terugpriemde naar onze directeur en met een kracht die zijn amandelen doormidden scheurde uitriep : ?Gij vraagt mij om de kroon te ontbloten ! Wat gij doet is iemand aanzetten, wat zeg ik, dwingen tot een misdrijf. Ik klaag u aan voor het Hof van Cassatie. En voor de nieuwe deontologische commissie van de persbond. Dit is mijn laatste woord. En ik wens niet dat mijn naam nog langer in de colofon van uw blad staat.”

Waarna een ziedende Reynebeau zijn laatste twee slivovitsjen achterover kapte, zijn stoel met een droge klap onder de tafel duwde en het etablissement verliet zonder nog om te kijken. Tevens zonder te betalen.

REYNEBEAU, DIE ZICH door zijn nakende topbenoeming sterk genoeg had gevoeld om enig risico te nemen wat betreft zijn tewerkstelling, zag later thuis tot zijn ontzetting dat de enveloppe niets anders bevatte dan de aankondiging van de plechtige uitreiking van de Grote Prijs der Nederlandse letteren aan Harry Mulisch. Er zat niet eens een uitnodiging voor de receptie bij. Enkel een faxnummer waarop het persbericht kon worden aangevraagd. Zuchtend ging onze chef-boeken op zijn zolder op zoek naar nog wat oude werken van Paul van Ostaijen. Een mens moet toch iets doen om zijn brood te verdienen.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content