Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Jan Vercruysse maakt een gewaagde Salto Prolungato rond een beglaasde patio in Deurles Museum Dhondt-Dhaenens.

Voor iemand die zichzelf in 1996 situeerde als een ‘kunstenaar van het laatste kwart van de XXste eeuw’, doorstaat Jan Vercruysse (52) het verlengstuk van zijn carrière merkwaardig goed. In de grote vierkante zaal met de glazen patio van het Museum Dhondt-Dhaenens in Deurle heeft hij, met werken uit zijn hele oeuvre – op de Chambres uit de jaren zeventig na – een totaalcompositie neergezet die de formele volmaaktheid dicht benadert. Zijn gesamtinstallatie kan in muzikaal-poëtische, ruimtelijke of mythologische termen omschreven worden. Dan hebben we het over een symfonisch gedicht, een plaats van contemplatie of een symbolistisch discours over de erotische grondslagen van de creatie. De tentoonstelling Salto Prolungato laat zien dat de verschillende waarnemingsniveaus zich laten versmelten tot één, ontwikkeld over drie bewegingen.

Een muziekstuk heeft een lineair tijdsverloop. Het eigene van de plastische compositie van Vercruysse is dat ze zich ook in de ruimte ontvouwt en een intense betrokkenheid van de beschouwer impliceert. Met een uitgelezen keuze uit zijn werken, waarvan er nogal wat het uitzicht van rituele meubels hebben, heeft Vercruysse in Deurle een gesloten circulaire beweging rond de lege patio gemaakt. De plaats voor de onzichtbare, sublieme Salto Prolungato is deze aan de bovenkant geopende kubus met zijn glazen mantel, tussen de hemel en de grond.

Dit afgesloten perk is het lege centrum. Alles draait daarrond, zoals aangegeven door de schildpadden in witte keramiek, in de weer met een wereldbol ( La Sfera). Het centrum laat zich betrekken in elk perspectief op de werken. Vandaaruit komt en gaat het daglicht. Het bepaalt de intensiteit van de primaire kleuren en van het zwart en het wit. Het regelt de glans, de transparantie of de matheid van de oppervlakken in lak, gekleurd glas, ijzer of hout. Op heldere dagen zet het sommige delen in lichtende bundels, terwijl het andere in de schaduw duwt. De constellatie van twintig Tombeaux, alle gemaakt tussen 1988 en 1990, dong – allicht omdat ze zo fel beschenen was – verleidend om de eerste aandacht.

EEN AFGESLOTEN PLEK

Maar de huisgoden, die de veel discretere Atopies V (1985) vlak bij de ingang bewaken, lieten zich dit voorrecht niet ontnemen. Bestaande uit drie quasi-interieurvormen – zinspelend op een afgesloten schoorsteen van gevernist mahonie, een houten deurvlak met een laagje fineer, en een manshoge, lijstloze spiegel met een vreemd gebogen bovenrand – maken de Atopies de dubbele belofte van hun naam waar: specifieke binnenplaatsen die toch geheel buiten het gangbare plaatsbesef vallen.

Hun oppervlak zendt de verkeerde signalen uit: het vernis zegt niets over het mahonie, het fineer niets over het hout, de spiegel niets over wie ervoor staat. (Op het onmiddellijke oordeel na, of het uiterlijk van wie zich spiegelt, in tune is met de mateloos verzorgde omgeving.) De Atopies zijn de meest verontrustende werken van Vercruysse omdat ze het gevoelen van de vertrouwde haardplaats oproepen om het des te efficiënter omver te kunnen kegelen. Ze waren nodig, in 1985, om aan te geven dat de plaats waar hij het wilde over hebben, de volmaakte plaats, alleen cosa mentale kon zijn.

Het gaat per definitie om een afgesloten plek, waar degene die voor de studie van de filosofie gekozen heeft, zich in eenzaamheid terugtrekt, het woord van Blaise Pascal indachtig dat veel leed de wereld bespaard was gebleven, indien de mens zich niet geroepen had gevoeld om zijn kamer te verlaten. Het claustrofobische aspect van Vercruysses eerste Chambres wordt in de Atopies evenwel goeddeels opgebroken. Uit hun hengsels gerukt en in afzonderlijke delen in een nieuwe ruimtelijke context gebracht om er tot een beeldend, serieel geheel te worden verbogen, desoriënteren ze de beschouwer even, vooraleer ze hem de schoonheid van een puur poëtische, beeldende zin in een mental space voor ogen voeren.

De synesthesie, de uitwisseling van eigenschappen, behorend tot verschillende sferen, wordt in de Tombeaux nog sterker ontwikkeld. Synesthesie en concrete analogie ( correspondance) waren geliefde stijlmiddelen van de symbolistische kunst aan het einde van de negentiende eeuw. Het kaderde in een algeheel streven van de avant-garde toen, om poëzie, muziek, literatuur, architectuur, beeldende en toegepaste kunst te bedrijven als convergerende disciplines binnen een utopisch cultureel project. Het verdedigde een modernisme van kwaliteit tegen de voortschrijdende verschraling door massaproductie, standaardisatie, arbeidsdeling en vervreemding.

De concrete analogie tussen een tombeau als gedenkteken en als gedicht of muziekstuk, inspireerde symbolistische dichters en componisten. Maurice Ravel componeerde een tombeau voor de barokke componist François Couperin. En aan Charles Baudelaire wijdde Stéphane Mallarmé een tombeau-gedicht. Mallarmé introduceerde een concrete beeldtaal. Zijn beelden zijn in hoge mate voorwerpelijk en gaan een eigen bestaan leiden, door de dichter op suggestieve wijze geconcretiseerd met een speciale typografie en spatiëring. Voor de Belgische dichter Marcel Broodthaers was de boude methode van Mallarmé een stapsteen in zijn overgang van poëzie naar beeldende kunst. En zonder te willen overdrijven, moet ook Jan Vercruysse, begonnen als dichter met ‘concrete poëzie’, er een model in gezien hebben dat hem inspireerde.

EEN MUZIKALE STILTE

Van al zijn werken hebben de Tombeaux het meeste weg van enigerlei meubilair dat voor rituele doeleinden kan dienen. Soms kan het evenwel ook om muziekinstrumenten in blauw glas gaan, of om smalle legborden met of zonder kapstokjes, eveneens in blauw glas. Doordat de instrumenten letterlijk nagebootst zijn – in Deurle een trombone en twee tuba’s – versterken ze veeleer de notie van stilte dan van klinkende muziek, alsof er iets kan bestaan als een muzikale stilte.

De constellatie van twintig Tombeaux (zwart gepigmenteerde vernis op hout) is met een feilloos gevoel voor verhoudingen van maat, ritme en plaatsing in de ruimte geïnstalleerd. Overwegend gaat het om strakke driedimensionale structuren, voorzien van gevoelige poten en identieke, vierkante openingen die onvermijdelijk aan containers van urnen doen denken. Maar ze blijven leeg, en daardoor roepen ze hooguit de gedachtenis aan iets onbepaalds op. Toch is er veel kans dat ze ontworpen zijn à la memoire de ce qui n’a jamais existé, naar het motto dat Vercruysse ooit in een catalogus van zijn werken liet opnemen.

De verwantschappen in structuur, kleur en materiaal doen de afwijkende elementen, de eigenheid van elk van de twintig Tombeaux des te meer uit de verf komen. Sommige blaken in hun primaire kleuren, en maken er ons op attent dat Vercruysse niet alleen het strak geometrische vormgevoel maar ook de fundamentele kleurenkeuzes van Piet Mondriaan en De Stijl in het hart draagt, met inbegrip van de niet-kleuren zwart en wit. Maar voor de Vlaamse kunstenaar staan rood, blauw en geel de zinnelijkheid niet in de weg, wat in Mondriaans ogen een gruwel zou zijn geweest. In Vercruysses typografisch ontwerp voor het voorplat van een denkbeeldig tijdschrift, Afrodite, wordt de godin van de liefde zelfs door precies die kleuren omzoomd.

De koppeling van een ascetisch modernistisch vormgevoel aan een erotische lading, kreeg een uitgesproken uitwerking in een recente reeks werken onder de verzameltitel Letto, een onderafdeling van de Paroles. Letto is het Italiaanse woord voor ‘bed’ en voor ‘gelezen’. De grondvorm is een soort witgeverfde houten lezenaar waarop een in wit acrylglas vervaardigde kaft rust. Een erotische afbeelding – een zeefdruk op glas, naar een copulatiemotief op een Pompejaans fresco – is tussen het halvelings geopende kaft geschoven en wordt in het witte glas gespiegeld.

PARINGSSPRONG

Het standje waaraan de tentoonstelling haar titel ontleent, is de Salto Prolungato. We krijgen twee varianten te zien, in evenveel Letto‘s. De gewaagdste (in sportieve termen) is die waarbij de stoïcijns parenden met beide voeten op een smal koord staan, zodat het ook om een evenwichtsoefening gaat. De beheersing die daarvoor nodig is, zorgt ervoor dat ook de paringssprong een tijd kan worden volgehouden.

Meerdere associaties zijn mogelijk. Maar in de fundamentele confrontatie tussen de strenge, minimalistische vormentaal en de antieke erotische poses, kan toch zeker het klassieke basisprincipe van de creatie gelezen worden: wat essentieel tot elke schepping aanzet, is de erotische aandrijvingskracht van een superbe schoonheidsideaal. Van Plato tot en met de Renaissance ( I Modi van Aretino naar tekeningen van Giulio Romano) wordt de identiteit van de ‘Salto’ en de artistieke daad vooropgesteld. De tegenstelling tussen Apollo, de god van de zuivere vorm, en Hermes, de frivole leugenaar en aanbidder van Eros, is opgeheven. In het koppelen van hun beider eigenschappen ontstaat pas de schepping.

De expositie van Deurle is de eerste in België waarin Vercruysse enkele van zijn Letto’s toont (inmiddels ook enkele in galerie Hufkens, bij zijn Most Recent Works). Uitgerekend in het museum waar hij negen jaar geleden weigerde te exposeren. Door Jan Hoet gekozen voor de Documenta IX in Kassel, zag hij niet in waarom hij samen met de andere geselecteerde Belgische kunstenaars moest opdraven in een ‘Belgische parade’ als opwarmertje voor de vijfjaarlijkse internationale kunsthoogmis. Meteen bleef hij ook uit Kassel weg. In een publieke verklaring wees hij de door hem vastgestelde luidruchtigheid en het kermisachtige spektakel van Hoets Documenta ten zeerste af. En vroeg om een klimaat van concentratie en stilte voor de kunst. Op de plaats zelf waar hem dat ooit ontzegd bleef, dwingt hij het nu af.

‘Salto Prolungato’, tot 25 maart, M DD, Museumlaan 14, Deurle. Open van dinsdag tot vrijdag van 13 tot 17 uur. Op zaterdag, zondag en feestdagen van 11 tot 17 uur.

‘Most Recent Works’, tot 14 april, Galerie Hufkens, Sint-Jorisstraat 6, Brussel. Van dinsdag tot zaterdag open van 12 tot 18 uur.

Jan Braet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content