Jan Decorte en ’t Barre Land maakten elk een ‘Hamlet’ die buiten de lijntjes kleurt.

Hamlet blijft een populaire vogel in theaterland. En dat ondanks zijn respectabele leeftijd. Shakespeare schreef het stuk zo’n vierhonderd jaar geleden, maar de scherpzinnige, vlotbekkende protagonist, zijn voorgewende zinsverbijstering en het vernuftige spel tussen schijn en wezen doen het nog altijd goed. In de Nederlanden alleen al gaan elk seizoen verschillende gezelschappen met Hamlet aan de slag. Doorgaans passen die ensceneringen in de bestaande opvoeringstraditie. Ze zijn best aardig en verder lig je er niet wakker van. Maar soms is er ook een buitenbeentje bij, dat je in het beste geval een heuse aha-erlebnis bezorgt. Twee theatergezelschappen brengen nu gelijktijdig zo’n afwijkende, verrassende Hamletversie.

De Nederlandse groep ’t Barre Land, geregisseerd door Jan Ritsema, verraste bij het Kaaitheater met haar ingrijpende aanpak van een nieuwe vertaling. Naar aanleiding van die productie publiceerde het literair-culturele tijdschrift Dietsche Warande en Belfort een themanummer over Hamlet. En bij Het Toneelhuis presenteerde Jan Decorte een eigen en ingrijpende bewerking. In beide producties ging de aandacht vooral naar de tekst als tekst. Naar de taal dus. Personages en de intrige kwamen pas op de tweede plaats. Een naturalistische behandeling van de tekst was evenmin aan de orde. En ook wat humor ontbrak niet op het appèl. De acteurs van ’t Barre Land kruidden hun spel met een guitige lichtheid en een samenzweerderig drie-musketiers-sfeertje. Decorte was op zijn beurt niet vies van wat kolder, die in de voorstelling een tegenwicht vormt voor de verstilde scènes.

Voor de rest zijn er vooral verschillen tussen beide Hamlets. Dat verschil komt meteen tot uiting in de titel. Bij Decorte heet het stuk Amlett. Dat geeft al een voorsmaakje van het ‘kindlijke’ en afgekloven Algemeen-Vlaams dat Decorte in zijn stuk hanteert. ’t Barre Land koos dan weer voor Hamle’t, een knipoog naar de eigen groepsnaam. Het Utrechtse collectief maakt teamwerk tot een voorwaarde en de kern van haar werk. De afgelopen jaren raakten de leden van ’t Barre Land aardig op elkaar ingespeeld. Dat levert af en toe een pareltje op, zoals onlangs Platonov dat voor het jongste Theaterfestival geselecteerd werd.

WENDBARE DENKEN

Toch is het Jan Ritsema geweest die de aandacht van ’t Barre Land op Hamlet gevestigd heeft. De Nederlandse theatermaker, die in zijn werk voor het Kaaitheater vaak de grenzen van het theater en het acteren aftast, wilde ‘het scherpe wendbare denken’ van Shakespeare in Hamlet blootleggen en daarvoor vond hij bij de mensen van ’t Barre Land een gewillig oor. Maar ze vonden hun gading niet in de bestaande vertalingen en lieten een nieuwe maken. Twee Amsterdamse historici- filosofen, Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes, schreven een metrische vertaling. Een tekstgetrouwe omzetting die zich tegelijk van een erg eigentijdse en flitsende taal bedient.

Opvallend aan de benadering van ’t Barre Land en Ritsema is de rolverdeling. Of beter: het gebrek eraan. Om ‘het scherpe wendbare denken’ van Shakespeare beter tot zijn recht te laten komen schoven de acteurs de traditionele rolverdeling opzij. Een zelfde rol werd over verschillende acteurs verdeeld en die verdeling verandert bovendien van scène tot scène. Daardoor wordt de aandacht voor de snedige poëzie en ideeën van Shakespeare inderdaad groter en verdwijnt de intrige op de achtergrond. Op die manier ontstaat op het podium een energieke wisselwerking tussen de acteurs, nog het best te vergelijken met een balspel. De acteurs gooien de tekst naar elkaar toe, vangen de ‘woordenbal’ op, slaan even aan het dribbelen en geven de bal vervolgens weer door. Af en toe heeft de toeschouwer zin om uit zijn stoel op te veren en mee een balletje te gaan trappen.

Zo maken de spelers het acteren zelf tot onderwerp van de voorstelling. Door hun aanstekelijke spel ontwijken ze de intellectualistische of cerebrale valkuilen die bij de behandeling van die thematiek vaak opduiken. Tegelijk maken ze meteen duidelijk waarom het Shakespeare in Hamlet te doen is: een spel tussen schijn en werkelijkheid opvoeren. En dat doen zij toch ook, hier en nu voor de toeschouwer?

Die aanpak werkt het best in het eerste deel van de voorstelling, waarin de eerste drie bedrijven van Hamle’t de revue passeren. De twee volgende bedrijven staan hoofdzakelijk in het teken van de afwikkeling van Hamlets wraak. Ze zijn meer gericht op dramatische actie dan op verbale of intellectuele spitsvondigheid. De acteurs hebben dan als het ware geen bal meer om tegen te trappen. Tegelijk wordt hun speelstijl op de duur een beetje voorspelbaar.

GEWILD AMATEURISTISCH

In Amlett van Jan Decorte eist de tekst ook alle aandacht op en staat de intrige in de schaduw. Het is geen Shakespeare, maar een Decorte die we bij Het Toneelhuis te horen krijgen. Het is al de vierde keer dat de tegendraadse theatermaker met Hamlet aan de slag gaat. Telkens worden de bewerkingen spaarzamer, naïever en veelzeggender. En rukt het Algemeen Vlaams steeds sterker op. In Amlett wordt de bekende uitspraak ’to be or not to be, that is the question’ bewerkt tot het beknopte ’tis of tisni/daddist’. Het primitieve karakter van Decortes tekstbrokken werkt, in combinatie met de gewild amateuristische speelstijl, niet zelden op de lachspieren. De laatste woorden van de stervende Hamlet ( ’the rest is silence’) klinken bij Decorte als ‘ennal de rest is stillekes’. Ad rem is Decorte ongetwijfeld.

Ondanks die ingrepen blijft het skelet van het origineel wel herkenbaar. Maar Decorte komt onmiddellijk to the point en verliest zich niet in details of uitweidingen. Ook in de enscenering van zijn eigen tekst. Een prachtig voorbeeld daarvan is de sterke openingsscène waarin de geest van Hamlets vader verschijnt. Alle acteurs zitten aan de grote art-decotafel die in het midden van de lege en in zwart gehulde bühne staat. Terwijl ze dreigend op de tafel trommelen, scanderen ze kort en krachtig een reeks onomatopeeën. Genoeg om even de onrust te laten voelen die met de verschijning van de geest gepaard gaat. Die verwarring wordt meteen gerelativeerd als blijkt dat ‘etspook’ (vertolkt door Koen De Bouw) een opzichtige toneelbaard draagt en bijgevolg een belachelijke verschijning is.

De constante vermenging van ernst en ironie is typisch voor het werk van Decorte. Zowel vroeger als nu in Amlett. Wanneer Decorte, die Amlett vertolkt, zich opzichtig posteert aan de rand van het podium en met gespeelde houterigheid zijn armen in de lucht gooit om vervolgens ’tis of tisni/daddist’ te serveren, is het hek van de dam. De toeschouwer gniffelt, maar bedenkt tegelijk dat dit misschien toch niet echt om te lachen is. Af en toe dompelt Decorte de voorstelling heel even in kolder en zelfironie onder (Amlett: ‘ksijn zot/zechku’), maar countert de humor meteen met een ingetogen of strak opgebouwde scène.

Een prachtig voorbeeld daarvan is de verstilde dansscène in Amlett. Zij komt in de plaats van de bekende mousetrap bij Shakespeare waarin Hamlet de reacties van zijn oom wil meten bij het zien van een theatervoorstelling. Sinds Bêt Noir, waarmee Decorte begin vorig seizoen zijn comeback als auteur-regisseur maakte, is dans een vast ingrediënt van Decortes werk geworden. Telkens doet hij daarvoor een beroep op een danseres die zelf een korte choreografie ontwerpt. Dit keer vroeg Decorte de jonge choreografe Charlotte Vanden Eynde (ex-PARTS) die ook de rol van Ophélie vertolkt. Samen met Jan Decorte voert ze een aantal trage schokbewegingen uit, zittend of liggend op de grote tafel. De scène is een rustpauze in de gesmeerde voorstelling en haast even cruciaal als de oorspronkelijke mousetrap.

In vergelijking met Marieslijk, de afgemeten Brecht-bewerking waarmee Decorte vorig seizoen voor het eerst in Het Toneelhuis stond, is Amlett een evenwichtiger werkstuk. De opbouw is wat minder streng en het resultaat getuigt van meer fantasie. Decorte heeft opnieuw plezier in het theater.

Amlett van Jan Decorte en Het Toneelhuis: op tournee in Vlaanderen tot 24 maart (tel. 03-224 88 44). De tekst van Amlett werd uitgegeven door Het Toneelhuis.

Hamle’t van ’t Barre Land en Jan Ritsema: voorstellingen van 3 tot 7 april in Monty in Antwerpen (tel. 03-238 64 97) en van 1 tot 4 mei in het STUC in Leuven (tel.

016-20 81 33). De vertaling van Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes verscheen bij uitgeverij De Harmonie.

Paul Verduyckt

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content