De Belgische economie heeft heel wat te bieden, maar het gebrek aan vertrouwen in de overheid remt de groei. De kwaliteitsverbetering van het overheidsapparaat moet absoluut voorrang krijgen van het beleid, vindt de Leuvense professor economie Wim Moesen.

‘Als de overheidssector in België evenveel vertrouwen zou uitstralen als in de Scandinavische landen, dan hadden wij een van de best presterende economieën van Europa. Met een beter functionerende overheid zou Vlaanderen de regio met het hoogste bruto binnenlands product per hoofd zijn, na de deelstaat Hamburg.’ Dat heeft de Leuvense professor economie Wim Moesen met medewerker Laurens Cherchye allemaal becijferd voor zijn onderzoek ‘Trust in the Public Sector and Economic Performance’.

Maar dat vertrouwen is er dus niet. Integendeel, in het buitenland neemt het vertrouwen in ons overheidsapparaat nog steeds verder af. Dat blijkt overduidelijk uit de resultaten van de enquête die werd gehouden onder de deelnemers aan het World Economic Forum in het Zwitserse Davos. Op de ranglijst van de rijkste twintig industrielanden liet België vijf jaar geleden nog de Middellandse-Zeelanden en zelfs het Verenigd Koninkrijk achter zich, nu staat het op de voorlaatste plaats, nog net voor Italië.

De internationale zakenwereld heeft dus een uitgesproken negatief beeld van België, negatiever dan vroeger zelfs. Waarom? Daar geeft de Davos-enquête geen antwoord op, maar voor professor Wim Moesen is het klip en klaar: ‘De affaires, Agusta, Dutroux en de dioxinecrisis hebben ons een slechte reputatie bezorgd. De onophoudelijke staatshervormingen wekken in het buitenland de indruk dat België onstabiel is, alsof het een land in ontbinding is.’

En het spreekt natuurlijk voor zich dat dit onze economische welvaart niet ten goede komt. Niet dat de economie in crisis verkeert, maar het zou veel beter kunnen. Macro-economisch gezien boert België nog niet zo slecht: het zit ergens midden in het peloton van de rijkste twintig landen. Dat is te danken aan het financiële overschot met het buitenland. Zegt Moesen: ‘Wij zijn goeie handelaars, een doorvoerland – ja, beter dan Nederland. België is het op een na grootste chemiecentrum ter wereld, een gigantische autoassembleur ook. Wij exporteren enorm veel. Dat maakt onze betalingsbalans sterker.’

BOLLEBOZEN IN WIS- EN NATUURKUNDE

Volgens de boekjes zijn de economische prestaties van een land afhankelijk van drie klassieke productiefactoren. De uitermate gunstige ligging in het centrum van Europa, gecombineerd met de aanwezigheid van de Europese instellingen, is voor België een natuurlijke rijkdom. Buitenlanders beseffen dat beter dan wijzelf.

De kwaliteit van het menselijk kapitaal is goed, met prima onderwijs. ‘De kennis van wiskunde en natuurkunde ervaren ze in Davos als excellent, België staat wat dat betreft op de vierde plaats’, zegt Moesen. ‘Dat blijkt ook uit de internationale toetsen, waarin de Belgische scholieren steevast goed scoren. Het is een troef in de moderne technologische maatschappij. Het bedrijfsleven overdrijft met zijn klachten over het onderwijs.’

Uit de internationale enquête valt ook op te maken dat de zakenlui de samenwerking tussen de industrie en de universiteiten bijzonder waarderen. Gezamenlijke onderzoeksprojecten en daaruit voortvloeiende spin-offs zijn bij ons kennelijk gebruikelijker dan elders.

Ten slotte is ook het vast kapitaal in België goed. De ondernemingen zijn goed uitgerust. Ze hebben veel in machines geïnvesteerd, ook al omdat de arbeidskosten vrij hoog zijn. De overheid daarentegen heeft onder druk van de Maastricht-besparingen weinig in openbare werken geïnvesteerd. Maar toch hebben we een behoorlijk spoor- en wegennet, eigenlijk een erfenis uit het verleden. In de enquête is evenwel nergens sprake van loonkosten, een gebied waarop België net zo’n slechte faam heeft. ‘Berekend volgens loonkosten per arbeidsuur scoren wij hoog, maar de loonkosten per eenheid product zijn matig’, aldus de hoogleraar.

Maar de klassieke economische productiefactoren verklaren niet alles. Er is ook nog zoiets als het ‘sociaal kapitaal’ dat de prestatie van de economie beïnvloedt. Wim Moesen studeert daar al een hele tijd op. ‘Voor de economie is sociaal kapitaal zeer belangrijk. Het verwijst naar geschreven en ongeschreven spelregels in de maatschappij, naar betrouwbaar bestuur, integere rechtspraak en welomschreven eigendomsrechten, maar ook naar de cultuur van de gemeenschap, met zijn waarden, normen, attitudes… Het sociaal kapitaal schraagt net als de klassieke productiefactoren de economische welvaart.’

DE BELGEN NEMEN GEEN THEEPAUZE

De economische sector heeft er belang bij z’n sociaal kapitaal te koesteren. Het klassieke sociaal-economisch instrumentarium stelt op het nationale vlak immers nauwelijks nog iets voor. De euro heeft een einde gemaakt aan de wisselkoerspolitiek. Het monetair beleid is uitbesteed aan de Europese Centrale Bank. Het Stabiliteitspact beperkt de ruimte voor een autonome budgettaire politiek. Rest dan inderdaad nog de kwaliteit van het overheidsapparaat en een adequate regelgeving, het sociaal kapiaal dus.

Het arbeidsethos van de Belgen is ontegenzeglijk een economische troef. Wij werken hard en zijn loyaal tegenover onze werkgever. Davos zette België wat betreft arbeidsethos op een mooie zesde plaats. ‘Men apprecieert de arbeidzaamheid van de Belgen’, zegt Moesen. ‘Ze nemen geen overdreven lange theepauzes zoals in Engeland. We scoren ook beter dan Nederland. Onze noorderburen leggen het goed uit, maar gaan stipt op tijd naar huis. Hier blijft op het einde van de dag geen vrachtwagen geladen staan.’ Kortom, de internationale zakenwereld gelooft dat de Belg hard werkt, maar vertrouwt zijn overheid niet.

Het verdict van Davos over de Belgische publieke sector is hard: twintigste en laatste plaats wat betreft institutionele stabiliteit, en ook wat fiscale en politieke eerlijkheid en de bureaucratie betreft scoren we slecht. Met een sterke arbeidsmotivatie maar een ondermaats vertrouwen in de overheid zit België in een clubje van landen waar verder Japan, Ierland en merkwaardig genoeg ook de Verenigde Staten lid van zijn. In Nieuw-Zeeland, Australië, Zweden, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk ligt de kwaliteit van de overheid boven het gemiddelde, maar daar is de arbeidsmotivatie dan weer minder overtuigend. Commentarieert Wim Moesen : ‘Volgens het internationale zakenleven munten Belgische politici niet uit in (financiële) eerlijkheid. Het algemene imago is er een van corruptie. Men gelooft niet erg dat nieuwe regeringen de verbintenissen van hun voorgangers nakomen. De last van de administratieve regels wordt als zwaar ervaren.’

De internationale economische wereld twijfelt of de wettelijke en politieke instellingen van België in de volgende vijf jaar wel stabiel blijven. De communautaire twisten en de onophoudelijke staatshervormingen kunnen in het buitenland op weinig begrip rekenen.

LAND VAN BELASTINGONTDUIKERS

Inzake belastingontduiking komt België in de Davos-enquête op de laatste plaats, zelfs na het op dat terrein toch moeilijk te kloppen Italië. Uit vroeger onderzoek weet professor Moesen dat in een land met een hoog collectief vertrouwen de wettelijke en de feitelijke fiscale aanslagvoeten dicht bij mekaar liggen. De belastingdruk kan dan verlagen. In België ligt de feitelijke belastingdruk veel lager dan de theoretische. Allerlei belangengroepen, de verzekeringslobby bijvoorbeeld, zetten de regering onder druk om een hele rist fiscale vrijstellingen te krijgen. Het hoeft geen betoog dat dit de economische efficiëntie schaadt.

Maar er is nog iets anders. Als de burger ‘goede waar’ krijgt voor zijn belastinggeld, draagt dit bij tot de vorming van sociaal kapitaal en hogere welvaart. ‘Een gemeentehuis of een belastingkantoor moet er even goed uitzien als een bank. Het is ergerlijk dat publieke diensten voor alles, een reispas bijvoorbeeld, cash geld eisen. Zij vertrouwen hun klanten niet, anders zouden zij een betaling met bankkaart aanvaarden. Dat is efficiëntieverlies, want vaak heeft de burger geen geld op zak en moet hij ’s anderendaags terugkeren.’ En dat is een vicieuze cirkel, zegt Moesen. Als de belastingen op grote schaal worden ontdoken, beschikt de overheid niet over het geld om haar dienstverlening te verbeteren.

Ook andere landen hebben evenwel met zulke problemen te maken. In Frankrijk bijvoorbeeld moeten geregeld politici voor de rechter verschijnen. Wordt een en ander België dan zwaarder aangerekend? Moesen gelooft dat de aanwezigheid van honderden journalisten voor de Europese instellingen in Brussel maakt dat problemen internationaal uitvergroot worden. Bovendien kampt de Belgische overheid met een marketingprobleem. Zij slaagt er niet in de wereld te overtuigen van de troeven die ons land heeft.

GEEN PRALINES UITDELEN

Een onderneming die ervaart dat een van zijn productiefactoren zwak presteert, doet er alles aan om die te verbeteren. Zo moet ook de naamloze vennootschap België een coherent beleid uitwerken om haar sociaal kapitaal te versterken. Beleidsprioriteit één is de verbetering van de kwaliteit van de overheid en het herstel van het vertrouwen in de publieke sector. ‘De herwaardering van het overheidsapparaat verdient voorrang op een algemene belastingverlaging’, vindt Moesen. De hoogleraar begrijpt dat iedereen liever minder belastingen betaalt, maar het gaat om ‘pralines die de regering uitdeelt om populair te zijn’.

De lastenverlaging is op het ogenblik niet echt nodig, want naar verwachting blijft de economie nog enkele jaren goed draaien. Het pijnpunt in België is het overheidsapparaat. Daarover zou een project moeten worden opgezet, dat ook in het buitenland wordt opgemerkt. Wat de staatshervorming betreft, is het beter de bevoegdheidsruzies tussen de regio’s – ‘als boeren die vechten om een stukje grond en intussen hun akker niet bewerken’ – te laten voor wat ze zijn en alle aandacht te besteden aan het beter laten functioneren van wat nu bestaat.’

‘Ons studiewerk bewijst’, aldus professor Moesen, ‘dat een kwalitatief hoogstaande overheidssector zichzelf macro-economisch terugbetaalt. Een zwak werkende overheid veroorzaakt efficiëntieverlies. Het vertrouwen in de overheid is een belangrijke factor van economische prestatie. Het klinkt tegenstrijdig, maar de vrijemarkteconomie heeft een solide overheid nodig.’

Eén waarschuwing heeft de Leuvense hoogleraar nog. De roep om een vierdaagse werkweek, die steeds luider weerklinkt in het debat over onthaasting, verzwakt een van ’s lands sterkste punten: onze internationale faam harde werkers te zijn.

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content