INFO : De auteur is hoogleraar sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel.

Tragedies fascineren omdat, lang voor de held het zelf beseft, de toeschouwer hem ziet afstevenen op zijn ondergang of toch minstens op gezichtsverlies. Luc Cortebeeck (ACV) is een tragische held. Hij had gelijk, maar besefte niet hoe groot de angst, hoe vastberaden de pensioenplannen van zijn achterban, hoe kortzichtig ook een deel van zijn middenkader en militanten. Die onwrikbare omstandigheden bezegelden zijn lot. In de volksmond betekent tragisch ook zoveel als ‘heel erg’. Even erg als, bijvoorbeeld, het ongelijk van Xavier Verboven (ABVV), waarvan dezelfde omstandigheden echter even onvermijdelijk een succesverhaal maakten. Dient het nog herhaald: om de welvaartsstaat zoals we die kennen min of meer te behouden, moeten meer mensen aan de slag, moeten we langer werken, mogen we mensen van boven de vijftig niet langer uitsluiten, moet werken op alle mogelijke manieren, ook financieel, worden aangemoedigd, en moet niet werken worden ontmoedigd. En als we daarin slagen, ontstaat ruimte voor een paar dringende maatregelen, zoals het drastisch verhogen van de uitkeringen van werkzoekenden. Wie die doelen voor ogen houdt, heeft gelijk; wie ze negeert, heeft ongelijk.

Maar in een democratie volstaat het niet gelijk te hebben. Daar dient rekening te worden gehouden met ‘de mensen’. Politici en journalisten met een doctrinair temperament – vroeger waren dat nagenoeg altijd marxisten, vandaag bijna steeds liberalen – hebben het daar moeilijk mee. Voor hen is een gelijk meteen een Groot Gelijk. Zo’n gelijk waaronder mensen van vlees en bloed, met dromen en plannen, soms gekke en onrealistische plannen, mogen worden platgewalst. Onder de regeringen van Tindemans en Martens werd die mensen wijsgemaakt dat men door vroeger te stoppen met werken plaats ruimt voor jongeren; dat men meer dan tachtig jaar comfortabel kan leven door slechts dertig jaar te werken. Bedrijfsleiders werd toegelaten mensen van boven de vijftig als onherroepelijk onbekwaam aan de deur te zetten. Collega’s werden ertoe aangezet mekaar de duvel aan te doen en buiten te pesten van zodra ze vijftig werden. Haast dertig jaar lang werden die leugens in wolkbreukachtige proporties over de mensen uitgestort. Waar komt dan die plotse, grote verontwaardiging vandaan nu diezelfde mensen hun kijk op hun leven, hun loopbaan en hun pensioen op die leugens hebben afgestemd?

Het ouderwetse doctrinaire denken is plots terug van weggeweest. Als de doctrinairen menen te weten hoe het moet, moet het ook zo, ongeacht wat de mensen denken. En als die mensen een spreekbuis hebben en via een organisatie als de vakbond hun stem laten horen, dan moet die stem worden gesmoord. Dan moet de vakbond buiten spel worden gezet, moeten stakersposten schadevergoeding betalen en militanten worden vervolgd. Dan worden, door de Daemsen van deze wereld en zelfs door de opinieschrijvers van De Morgen, standpunten verdedigd die ik voorheen voornamelijk door fascisten had horen verdedigen.

Geconfronteerd met doctrinaire betweters aan de ene kant en vakbonden die zich schromelijk vergissen aan de andere, heeft de politiek meer dan ooit behoefte aan zin voor perspectief en proportie. Deze kreeg ook meteen een gezicht. Te midden van een koor politici die stoer declameerden dat met het protesterende werkvolk geen rekening wordt gehouden, vroeg de kersverse minister van Werk, Peter Vanvelthoven, respect voor de krachtlijnen van het pact, maar tevens ruimte voor overleg. Zoiets vergt discrete moed. Het soort moed dat ook de vakbondsleiders nu in grote dosissen kunnen gebruiken. Men kan immers een paar keer ongelijk hebben, maar toch lekker drijven op de angst van de bevolking, maar wie van angst zijn bondgenoot maakt, eindigt onvermijdelijk als een tragische paljas in het kamp van extreem-rechts.

Mark Elchardus

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content