?De nieuwe mens? luidt de enigszins misleidende Nederlandse titel van Francis Fukuyama?s nieuwe boek ?Our Posthuman Future?. Daarin waarschuwt hij voor de al te rappe evolutie van de biotechnologie. Als we die niet streng controleren, aldus de Amerikaanse filosoof, zal de mens vervangen worden door een andere mens, die alleen nog het chemische geluk van Prozac kent.

‘Ik schreef dit boek omdat ik werd gevraagd de kritiek te beantwoorden op Het einde van de geschiedenis. In dat boek had ik niet erkend dat er geen einde van de geschiedenis kan zijn zonder een einde van de wetenschap. En dus moet je nadenken over de mogelijke politieke gevolgen van de volgende grote wetenschappelijke revolutie. Die zal zich afspelen in de biologie.’

Op de zevende verdieping van de John Hopkinsuniversiteit in Washington zit Francis Fukuyama (49) in een ruim kantoor met veel boeken en ander drukwerk. Gekleed in lichte pantalon, overhemd, stropdas en donkerblauw colbert, praat hij welwillend en duidelijk niet voor het eerst over de publicatie waarmee hij begin jaren negentig wereldberoemd werd en die hem blijft achtervolgen. In dat boek, gebaseerd op een essay dat hij al vóór de val van de Berlijnse muur had geschreven, stelde Fukuyama dat Hegel gelijk had toen die zei dat de geschiedenis eigenlijk al begin negentiende eeuw tot een afronding was gekomen omdat er na de Franse revolutie geen sprake meer was geweest van wezenlijke politieke vooruitgang. Het einde van de Sovjet-Unie was daar slechts een bevestiging van. Het liberaal-kapitalisme had gezegevierd als ’s werelds favoriete politiek-economische stroming, en er was geen reden om aan te nemen dat het ooit ten onder zou gaan.

Misschien was hier en daar het licht nog niet doorgedrongen, maar dat was een kwestie van tijd. Ook de aanslagen van september vorig jaar zijn volgens Fukuyama in dit verband niet relevant, en zeker geen voorbeeld van een botsing tussen westerse en islamitische beschavingen. Het islamitisch radicalisme achter deze aanvallen is niet meer dan een wanhopig achterhoedegevecht dat op den duur zal worden overvleugeld door het modernisme, schrijft hij in zijn nieuwe boek.

Dat boek gaat dus niet over Bin Laden maar over biotechnologie, een terrein dat volgens de auteur wél een bijdrage aan de geschiedenis levert, en wellicht geen positieve. Als we niet ingrijpen, zal de mens zoals we die kennen worden vervangen door een andere mens, waarschuwt Fukuyama. In het verschiet ligt Aldous Huxley’s nachtmerrie van chemisch geluk in een Brave New World, dan wel Our Posthuman Future, zoals de Amerikaanse titel van het boek luidt.

Voordat hij daarin de toekomst onder handen neemt, windt Fukuyama zich op over zo’n twintigste-eeuws fenomeen als sociale wetenschappen. De ‘sociale ingenieurs en utopische plannenmakers’ van de vorige eeuw noemt hij ‘ongelooflijk primitief en onwetenschappelijk’.

Is die sector overgewaardeerd geweest?

Francis Fukuyama: Met de Franse Revolutie begon een periode van utopische politiek die ervan uitging dat de mens kon worden hervormd volgens een vooropgesteld plan. De nieuwe sovjetmens bijvoorbeeld zou altruïstisch zijn, en vrij van racisme en vooroordelen. Dat werkte niet, want de mens is egoïstisch, bezig met gezin en vrienden, en geeft niet zoveel om mensen aan de andere kant van de wereld. Utopisch beleid trachtte daar iets aan te doen door werkkampen, agitprop en bijscholing. In democratische samenlevingen had je Freud, gedragswetenschappen, de vroege socialisatie van het kind, en allerlei theorieën die beweerden dat de mens gemanipuleerd kon worden. Eind vorige eeuw werd duidelijk dat vrijwel al die ideeën niet werken. Een van de redenen dat we een liberaal politiek systeem hebben waarbij men zo’n beetje zelf kan bepalen wat men wil doen, is dat de sociale resultaten niet maakbaar waren.

Het is verbazingwekkend wat er met Freud is gebeurd. Toen ik jong was, hadden mijn ouders het vaak over zijn ideeën, met knipogen en zo. Freud werd gezien als een groots denker, als iemand die eindelijk begreep wat er schuilging achter het menselijk gedrag. In de VS is zijn gedachtegoed intussen helemaal onderuitgehaald. En dat komt door medicijnen. Er bleek een biochemische basis te zijn voor datgene waar Freud het over had. Sommigen van mijn vrienden zijn tien jaar in psychoanalyse geweest zonder te genezen. Behandelingen op basis van Freud hadden vijftig procent kans op succes. Het is dus geen verrassing dat die aanpak in diskrediet is geraakt. Prozac werkt echt.

Denkt u dat een verbod op therapeutisch klonen in de VS houdbaar is als blijkt dat onderzoek in andere landen allerlei potentieel winstgevende behandelingen oplevert?

Fukuyama: Dat hangt ervan af hoeveel we van die technologie kunnen verwachten. De voorstanders van onderzoek op het gebied van stamcellen en klonen hebben de potentiële voordelen veel te mooi voorgesteld. Misschien krijgen ze ooit gelijk, maar vooralsnog is dat niet te zeggen. Een van de voordelen zou zijn dat je je eigen DNA kunt klonen waarna je weefsel zou kunnen aanmaken dat niet door het lichaam wordt afgestoten. Veel deskundigen op dit vlak denken dat dit economisch niet interessant zal zijn. Zelfs als het zou werken, zou het zo duur zijn dat bijna niemand het zich zou kunnen permitteren. Het is kortom helemaal niet zeker dat miljoenen mensen van iets genezen zullen worden dankzij zulk onderzoek.

Inzake embryo’s en andere vormen van de ongeboren mens bepleit ik een ‘schaal van moraliteit’. Embryo’s zijn niet zomaar een cel, ze hebben de potentie een mens te worden en moeten anders worden behandeld. Daarom moet het onderzoek sterk worden gereguleerd, om te voorkomen dat je gaandeweg van de helling glijdt en dat op zeker moment alles mag, bijvoorbeeld onderzoek op foetussen in een veel verder ontwikkelingsstadium. Mijn steun voor een verbod nu is eigenlijk een onderhandelingsbod. Ik denk niet dat er een meerderheid voor is in de Senaat, en dan moeten we een alternatief bedenken.

U vreest dat medicijnen gebruikt zullen worden om persoonlijkheden te creëren die op dat moment acceptabel zijn. In dat verband hebt u het over politiek-correct denken. Waarom is dat fenomeen zo belangrijk geworden?

Fukuyama: Doorgaans komt het voort uit een behoefte aan gelijkheid. Volgens De Tocqueville is die trend in de afgelopen achthonderd jaar in ontwikkeling geweest. Het is de passie achter de moderne democratie, gebaseerd op de waarneming dat de mens in de kern gelijk is. Maar men heeft zo’n sterke drang tot erkenning van die gelijkheid, dat het gevaarlijk wordt te erkennen dat er verschillen bestaan tussen mensen en zeker tussen groepen. Verschillen op basis van etnische komaf, geslacht, of sociale achtergrond. Wie beweert dat jongens en meisjes verschillend zijn en dat ze daarom verschillend onderwijs moeten krijgen, kan een storm van kritiek verwachten. Met politiek correct denken probeert men in zowel Europa als de VS fouten uit het verleden te compenseren. Hier hadden we eerst slavernij, toen wettelijke segregatie. Nu komt daar de correctie op.

U maakt een onderscheid tussen behandeling van een kwaal enerzijds en een ‘politiek correcte verbetering’ anderzijds. U stelt dat medicijnen te vaak worden gebruikt om gedrag te beïnvloeden waar de omgeving geen zin in heeft, en niet omdat het een kwaal is. Stel dat ouders de seksuele voorkeur van hun kind kunnen bepalen, zou dat een behandeling of een verbetering zijn?

Fukuyama: Ik mag dat voorbeeld graag gebruiken in gesprekken met voorstanders van dergelijke ingrepen. Men zegt: we willen iemand slechts verbeteren, wat is daar mis mee? Waarop ik vraag: zou een garantie op heteroseksualiteit een verbetering zijn? Er is niemand die dat hardop durft te bevestigen. Maar ik denk dat ouders voor een heteroseksueel kind zouden kiezen als ze kunnen beslissen in de beslotenheid van een spreekkamer. Ook als ze geen vooroordelen koesteren tegen homo’s. Men wil kleinkinderen, en men wil dat een kind zoveel mogelijk is als andere kinderen. Als zo’n procedure beschikbaar komt, mag je ervan uitgaan dat homo’s een nog kleinere minderheid worden en dat ze het moeilijker zullen krijgen. Misschien verdwijnen ze op den duur. Het is mij niet duidelijk in welk opzicht het menselijk ras daarmee gediend zou zijn.

Velen zeggen dat eugenetica alleen gevaarlijk is in handen van de overheid of een regime als de nazi’s, en niet wanneer het wordt toegepast door individuen. Dat geloof ik niet. Neem de selectie van het geslacht. In Azië worden zoveel meer jongens geboren dan meisjes, dat op zeker moment eenvijfde van de jonge mannen niet in staat zal zijn een vrouw te vinden. Dat is vragen om sociale problemen. De meeste criminaliteit en politieke labiliteit houdt verband met ongebonden jonge mannen, dus ga maar na. In de VS heb je een soort libertijns gedachtegoed dat individuen hun gang moeten kunnen gaan en dat dat tot verstandige beslissingen leidt. Waar of niet, maar veel individuele beslissingen bij elkaar kunnen een ongewenst sociaal resultaat hebben.

Stel, het wordt mogelijk de lengte van je kind te bepalen. Een behoorlijke lengte wordt gezien als een voordeel, zeker als je professioneel basketballer wil worden. Maar als iedereen langer wordt, verdwijnt het voordeel. Misschien willen ouders de intelligentie van hun kind opvoeren zodat het een betere kans maakt Harvard te bereiken. Maar als iedereen dat doet, werkt het dus niet. Je krijgt dan een wapenwedloop tussen ouders. Op dat vlak is dus regulatie nodig.

Bijkomend probleem is dat de mogelijkheden eerst ter beschikking zullen komen van mensen met geld. Hun kinderen genieten nu al sociale voordelen en daar zouden de genetische voordelen nog eens bij komen. Ik zie geen betere formule voor sociale conflicten. Op dit moment zou ik geen enkel westers land weten dat openlijk voorstander is van eugenetisch beleid, maar in deze situatie kun je je voorstellen dat het gebeurt omdat men die ongelijkheid wil voorkomen.

Het lijkt een voordeel voor het menselijk ras als de gemiddelde intelligentie omhooggaat. Maar in andere gevallen is het voordeel van ingrijpen minder duidelijk, bijvoorbeeld als het gaat om veranderingen in persoonlijkheid. Vanuit politiek correct denken kan men vinden dat jongens te agressief zijn, of dat de mens niet sociaal genoeg is, of te veel gericht is op competitie. Nu al wordt Ritalin gebruikt om hyperactiviteit bij jongens te verminderen. Als de mogelijkheden er zijn, zullen we dingen gaan doen die we niet doorgronden. We zullen ‘slechte’ emoties willen verbannen. Maar mens zijn betekent het ervaren van alle soorten emoties. Zou de samenleving beter af zijn als jongens minder concurrerend zijn? Sommige eigen- schappen zijn tijdens de evolutie niet voor niets ontwikkeld. Begrijp me goed, biotechnologie is in veel opzichten veelbelovend, en het gaat er niet om die ontwikkeling te stoppen. Het moet alleen niet te snel gaan. We moeten goed nadenken en er een vorm van controle over hebben.

Is daar haast bij?

Fukuyama: Het beleid hinkt de technologie achterna. Eind jaren tachtig was er een consensus in de wetenschap dat het klonen van volwassen dieren onmogelijk was; het gebeurde in 1997. In 1995 dachten we dat het in kaart brengen van de menselijke genen nog een generatie zou duren. Vijf jaar later was het zover. Het gaat ongelooflijk snel, en dus dient de politiek de achterstand in te halen.

U hebt drie kinderen. Als u de mogelijkheid had gehad vooraf verbeteringen aan te brengen, zou u er gebruik van hebben gemaakt?

Fukuyama: Ik zou er faliekant tegen zijn. Het gaat om het veranderen van genen met allerlei mogelijke gevolgen; vele daarvan blijken wellicht pas als je kind zelf kinderen krijgt, of als het zestig is. Ik begrijp dat ouders liever geen kinderen hebben met erfelijke kwalen en dat ze een risico nemen om dat te voorkomen. Het wordt anders als je zulke risico’s neemt om maar wat verbeteringen aan te brengen. Ik zou mijn kinderen dat nooit aandoen; ik wil dat ze een natuurlijk leven leiden.

Als het uit de hand loopt, schrijft u, krijgen we een soort Brave New World waar iedereen ‘gelukkig en gezond’ is, maar waar men de betekenis is vergeten van ‘hoop, angst en strijd’. Wat is zo aantrekkelijk aan angst en strijd?

Fukuyama: Het is moeilijk om het op te nemen voor dood en lijden, maar de mens is een volledig schepsel met een breed scala aan emoties. Sommige zijn bijzonder mooi en positief, andere negatief. Ik acht het kenmerkend voor de menselijke situatie dat veel van de hoogtepunten alleen kunnen bestaan in relatie tot de dieptepunten. Iemand die nooit heeft geleden, kan geen sympathie opbrengen voor anderen want hij heeft geen idee wat lijden is. Iemand die altijd gelukkig is, heeft geen verlangens, geen wensen iets anders te zijn dan hij al is, geen wens tot vernieuwing of verandering.

Vanuit de evolutie bekeken is er een reden waarom die dingen met elkaar in verband staan. Haal je een deel weg, dan praat je niet meer over mensen. In het boek Brave New World is het medicijn soma beschikbaar voor wie zich niet helemaal gelukkig voelt. Maar geluk is niet het ultieme levensdoel. Aristoteles achtte geluk zonder aanwezigheid van andere menselijke eigenschappen niet het beste leven.

Dat is een opvatting.

Fukuyama: Maar wel een opvatting met wortels in de menselijke moraliteit en natuur. In zekere zin vindt hij dat de hoogste vorm van menselijk geluk verbonden is met strijd en met het overkomen van moeilijkheden en gevaar.

U bent lid van onder meer de President’s council on bioethics en de Council on foreign relations; als zodanig zit u in de buurt van beleidsmakers. Uw kantoor is dichtbij het Witte Huis en het Capitol. Is dat uw favoriete plek?

Fukuyama: Ik ben geen beleidsmaker, maar ik denk dat het goed is voor intellectuelen om met beide benen op de grond te staan. Een tekortkoming van veel Europese intellectuelen is dat ze zich in een puur theoretisch kader bevinden zonder enige verbinding met verantwoordelijkheden inzake beslissingen die gevolgen hebben voor anderen. Het biedt ze de mogelijkheid onverantwoord te zijn, iets wat je wel uit je hoofd laat als je betrokken bent bij praktisch beleid.

Aan wie denkt u?

Fukuyama: Jean Baudrillard bijvoorbeeld. Na 11 september heeft hij in Le Monde een belachelijk artikel gepubliceerd, dat alleen van een Franse intellectueel kon komen. (Baudrillard schreef onder meer dat de wereld in opstand kwam tegen globalisering en dat het westen daarmee zichzelf de oorlog verklaarde, nvdr.) Het paste in de traditie van postmodernisten als Michel Foucault en Jaques Derrida. Maar Jean-Paul Sartre en Walter Benjamin hadden er ook een handje van.

U lijkt wel boos.

Fukuyama: Ik vind het gewoon idioot.

Jim Schilder

‘We zullen dingen gaan doen die we niet doorgronden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content