Componist Ahmed Essyad op Ars Musica : de muziek van het noorden en het zuiden.

ARS MUSICA, het festival voor nieuwe muziek, heeft het moeilijk. Het moet bezuinigen om de schulden uit het verleden aan te zuiveren. En na de sluiting van het Radiogebouw aan het Flageyplein is het zijn vaste stek kwijt. Daarom wordt er dit jaar op alle mogelijke plaatsen in Brussel muziek gemaakt. Dat kost uiteraard extra geld. Zal het publiek wel volgen naar die nieuwe oorden ? Daarnaast is er toch ook goed nieuws : Ars Musica is een boeiend en vitaal festival, en de belangrijkste makers van nieuwe klanken komen er jaarlijks hun opwachting maken.

Het festival koos opnieuw voor een centraal thema : het Middellandse Zeegebied, een schijnbare eenheid. In de taal en de denkwereld van de leidinggevende componisten uit Spanje, Italië of Griekenland zijn de verschillen opvallender dan de gelijkenissen. Wel heeft hun muziek een grotere hang naar zinnelijkheid met diepere contrasten dan hier gebruikelijk is. Voor de Marokkaan Ahmed Essyad (60) is het nog iets anders. Hij woont in Parijs en werkt in onze westerse cultuur, maar tegelijkertijd komt hij uit een orale cultuur. Voor hem bestaat er een essentieeel verschil tussen het noorden Essyad noemt het de westelijke oever van de Middellandse Zee en het zuiden. Tussen hen die beschikken over het ?teken” en zij die leven in een mondelinge traditie.

Bedoelt u met ?teken” de poging om klanken te noteren ?

AHMED ESSYAD : Ja, de geschreven noten, het alfabet van de muziek of het alfabet zonder meer. Dat is onvolledig en komt slechts in de buurt van wat het wil weergeven. Maar het is nog gevaarlijker omdat het in zich een gewelddadigheid draagt. Volkeren die het teken kennen, voelen zich superieur. Zij kennen, en ze zijn zich bewust van de geschiedenis van die kennis. Dat geeft hen een soort wettelijkheid. Voor hen verkeert degene die het teken niet heeft in de onwetendheid.

Dat is het gevaarlijke, het huiveringwekkende, het gewelddadige van het teken. Maar het orale schrikt het teken ook af. Het is onvoorspelbaar. Hoe moet je nu een schreeuw opschrijven ? Je kan een grafisch teken maken, een suggestie geven. Maar dat is geen kreet. Dat is angstaanjagend. Onmacht creëert angst. Zoals men ook schrik heeft van de nomaden. Er is iets oraals aan de nomaden. Wij mensen van het boek, burgers van het blad, huiveren voor de grote vlakten. En de mensen die zich in die vlakten goed voelen, jagen ons ook schrik aan.

U behoort tot de twee culturen. U kwam door Bach tot het teken.

ESSYAD : Voordien was ik slechts gewoon liefhebber van de muziek rondom mij, de populaire, de Arabische. Bach was me onbekend. De kennismaking met hem kwam als een schok. Het was een openbaring voor mij dat Het Mooie culturen overstijgt. Zo leg ik het nu uit. Er is iets dat de grenzen van het werk overstijgt en dat de mensen kan raken. Ook diegenen die niet in die cultuur thuishoren. Het is niet door het teken dat ik tot de westerse cultuur ben gekomen maar door het orale.

Men heeft voor mij de zesde suite voor cello van Bach gespeeld. Het is dat orale aspect van de muziek dat mij overhoop heeft gehaald. Met de klank, met de articulatie van de klank, met het timbre van dit instrument. Het was onontkoombaar. ’s Anderendaags heb ik me ingeschreven aan het conservatorium. Mijn relatie met geschreven muziek zou pas nadien komen. In het conservatorium heb ik alles geleerd, harmonie, de terminologie, het contrapunt, de regels van de polyfonie… En nadien de literatuur. Want het zijn niet de regels die fundamenteel zijn. Dat is de literatuur.

Als je Amerika ontdekt, tussen aanhalingstekens, dan ben je nieuw, je bent gefascineerd en je geeft je helemaal over aan die wereld, je tracht te begrijpen, je erin te verliezen. Maar op een zeker moment realiseer je je dat die wereld niet voldoende is. Dat de wereld waar je vandaan komt ook een fundamentele betekenis heeft. Die bewustwording van de wereld waaruit ik kwam, van het orale, is maar mogelijk geworden nadat ik helemaal doordrongen was van de wereld van het muzikale teken. De mystici eisten ook van hun discipelen dat ze eerst een reis maakten. Dat moesten ze doen om afstand te scheppen, om te verhinderen dat ze in hun eenzaamheid zouden denken dat ze als enigen de wijsheid bezaten.

Die ambivalentie zit ook in uw muziek ?

ESSYAD : Natuurlijk. In mijn eerste werk ging ik op zoek naar de dissonantie. Ik dacht toen nog dat zoiets nieuw was. Tussen haakjes, ik ben er nu van overtuigd dat het in de muziek altijd om de dissonantie draait. Niet de consonantie, die zuig je op en vervolgens ga je weer een stapje verder. Ik ging op zoek naar dissonantie en het leek me dat de Noord-Afrikaanse muziek daar ook zijn steentje kon toe bijdragen. De consequenties ervan kon ik niet voorzien. Alsof iemand in een laboratorium zomaar wat stoffen samengooit en kijkt wat eruit voortkomt. Nu is het natuurlijk geworden, het is geen kwestie meer van willen. Als ik nu iets noteer, zijn de twee horizonten onmiddellijk aanwezig. Zelfs al wordt het alleen maar gedragen door het teken.

Dat moet wel ?

ESSYAD : Dat moet wel. Maar je kan ook anders werken, zoals in mijn opera ?Le collier des Ruses”, daar werkten we in de orale traditie. Een andere manier van schrijven. Maar dat vergt veel tijd en werk. Economisch gezien lijkt het onmogelijk om op een dergelijke basis met een orkest te werken. Je kan een heel orkest geen drie maanden bij je hebben. Maar je kan wel vastgelegde zaken op een orale manier behandelen. De tijd is voorbij om te denken dat het orale iets voorbijgaand is, dat het een product van het instinct of het moment is. We kunnen het vastleggen.

Blijft natuurlijk : hoe doorgeven ? Maar er is geen noot, of liever interval in mijn jongste cantate ?Tifounacine” dat niet de ambiguïteit van de twee oevers in zich draagt. Men heeft nog veel teveel vooroordelen in het hoofd, zowel hier als in het oosten, over hoe die twee muzieken zich moeten gedragen. In die cantate moet men niet op zoek gaan naar het westerse of het oosterse. Ze vragen mij dan ?waar is het oosten in die muziek ? waar is de Maghreb ?” Enerzijds kennen ze te weinig van de Maghreb. Maar anderzijds verwachten ze dat ik op eenzelfde manier als Bartok of de Falla te werk zou gaan.

Bent u door uw bekommernis voor het mondelinge meer op de melodie geconcentreerd ?

ESSYAD : Absoluut. Niet op de melodie maar op de zin, de frase. Een melodie beperkt erg de verbeelding. Maar een frase wil zeggen een articulatie, een adem, een aanloop en een val. Daar moet je naartoe werken. Dat kan je met alle middelen bereiken. Een frase dat zijn niet de fonemen, want die verschillen van de ene taal tot de andere. De frase is het verband tussen de fonemen en nog iets anders, iets dat ik zelf niet kan benoemen. Je kan het niet vertalen van de ene taal in de andere. Je kan het omzetten maar niet vertalen. Dat verloop van een frase is heel fysiek. Het houdt verband met mijn lichaam. Het lichaam is heel fundamenteel in ons denken en vooral in ons muzikaal denken.

Vindt u dat het westen de ratio vertegenwoordigt en het oosten de handeling ?

ESSYAD : Dat zou je kunnen zeggen. Maar ik zeg het niet meer. Want het is niet waar. In het werk van Bach, van Beethoven, van Wagner of Debussy is het lichaam zeer sterk aanwezig. Op eenzelfde manier is de geest heel sterk aanwezig in de volksmuziek van het hoge Atlasgebergte of in de geleerde Arabische, Perzische of Turkse muziek. Men heeft zo sterk het woord ?denken” aan het teken gekoppeld, dat we altijd opnieuw in die pijnlijke problematiek terechtkomen. Het orale lijkt geen geschiedenis te hebben, men kent alleen het heden. Terwijl bij Debussy hoor je van ver een beetje Moessorgski en zelfs Wagner. Door de weg die het denken volgt, lijken we het denken te begrijpen. Zoiets bestaat niet bij het orale, we kunnen niet ver opklimmen in haar geschiedenis. Dan komen we slechts erosie tegen. Het orale is niet beschermd tegen regen en ontij. Alleen het heden blijft voor haar over.

Welke kwaliteiten moeten teksten hebben vooraleer u ermee gaat werken ?

ESSYAD : De teksten moeten me raken. Ik heb een zeer sensuele relatie met de taal. Ik vind dat de taal een uitzonderlijke plaats van muziek is. Ik denk bijna dat de diepe betekenis van de taal in zijn muziek huist. In de intonaties die het suggereert. In de accenten die het bewoont. In de timbres voorgesteld door de fonemen. De combinatie daarvan is zo subtiel dat die de betekenis geven.

Een diepe, zeer diepe zin. Maar niet noodzakelijk gesloten, want muzikaal. Dus open. Met vele betekenissen. Die relatie met de taal is bijna poëtisch. Want poëzie en muziek liggen niet zover uit mekaar. Een dichter zei ooit eens : ?om te begrijpen moet men lezen, herlezen en herlezen, tot er alleen nog de muziek overblijft.”

Moet u er dan nog eens muziek bovenop zetten ?

ESSYAD : Ja, want de muziek opent nog de veelvuldige betekenissen van de tekst. De muziek is een lezing van de tekst. Maar één die zo radicaal is dat ze betekenissen blootlegt. Meerdere betekenissen. Want muziek blijft verontrusten. Wat Isolde op het einde van Tristan zegt en zingt is weinig als je het leest. Maar bij het horen van die melodielijnen openen er zich horizonten. Zo goed als onzegbaar.

Als je een melodie van Mozart hoort dan blijf je niet meer vastzitten aan de woorden in hun dagelijkse betekenis. Men zit in betekenissen die je niet meer kan uitspreken. Maar ze worden ons met zoveel vanzelfsprekendheid geopenbaard. Dat is waarschijnlijk de enige bestaansreden van de muziek. Bij het begin lijkt ze abstract. Zo ver weg van de bekommernissen van het alledaagse van het lichaam. Maar door het feit dat het zo abstract is en zover af, wordt het essentieel. Het alledaagse kan er geen beslag op leggen. Muziek interpelleert ons.

Lukas Huybrechts

Ontmoeting met Ahmed Essyad woensdag 6/3 om 14 u00 in het PSK Brussel. Festival Ars Musica van 2 tot 24/3, Tel.02/512.17.17.

Ahmed Essyad : Ik vind de taal een uitzonderlijke plaats van muziek.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content