De Belgische fotograaf Laurent Van der Stockt verbleef vorige week in het hart van de belegerde stad Najaf, tussen scherpschutters en gelovigen. Een ooggetuigenverslag.

Boos kijkt Moqtada Al-Sadr de bezoekers van de moskee van de imam Ali in de ogen. Jonge aanhangers willen wat graag op de foto met de bekende poster van hun militante geestelijke leider. Met honderden gewapende opstandelingen hield Al-Sadr vorige week in Najaf het schrijn met de gouden koepel en de oude stad eromheen gegijzeld. Amerikaanse troepen bombardeerden de stad, maar hoedden zich ervoor het heilige gebouw te beschadigen.

De Belgische fotograaf Laurent Van der Stockt werkt in Irak in opdracht van het Amerikaanse weekblad Newsweek. Hij is een van de weinige westerse journalisten die de slag om Najaf van nabij volgen.

‘De meeste inwoners van de stad zijn gevlucht’, meldde Van der Stockt zondag. ‘Bij elke pauze in de beschietingen komen de weinige achterblijvers voorzichtig op straat. Het is raadzaam om in de schaduw van de huizen te blijven, want scherpschutters maken elke stap gevaarlijk. Sommige mensen zijn vriendelijk, andere schelden me uit omdat ik een westerling ben. Soms beginnen de Irakezen onder elkaar te ruziën over mijn aanwezigheid.’

‘Met mijn Iraakse medewerker reed ik een week geleden de frontlijn over. We haastten ons weg uit de sector die door de troepen van de coalitie wordt gecontroleerd toen bleek dat de politiechef van Najaf alle journalisten wou wegsturen. “Voor hun veiligheid”, zei hij. We moesten de auto onderweg achterlaten en te voet en met een ezelskar verder de oude stad in. We slapen in een verlaten hotel waar vroeger pelgrims kwamen logeren. De eigenaar en zijn personeel zijn gevlucht. Je kunt in Najaf geen voedsel kopen. De soek is kapotgeschoten en alle koffiehuizen zijn dicht. We overleven op een voorraad voedsel in blik en wat we maar kunnen vinden. Gelukkig komt er nog water uit de kraan.’

‘Het is merkwaardig hoe er op elk uur van de dag en de nacht mensen de moskee in en uit lopen – ook als de stad zwaar onder vuur ligt. Ze gaan er bidden of zoeken gewoon wat gezelschap. ’s Nachts werpen slingers van gekleurde lampen een carnavalesk licht op de mannen die in de grote tuin van de moskee bij elkaar staan. Overdag lijkt de plek tussen de vuurgevechten door op een reusachtige gaarkeuken, wanneer in het puin tussen de gebroken elektriciteitsleidingen grote stoofpotten aan de kook worden gebracht. Iedereen krijgt een bord met rijst en tomatensaus in de handen gestopt.’

‘Opzij van het schrijn is een kleine kamer omgebouwd tot een noodhospitaal met vier bedden en twee matrassen op de grond. Enkele dokters en een paar verpleegsters verzorgen de gewonden, zo goed en zo kwaad als het gaat. We tellen een tiental strijders. Sommigen kunnen niet van het front naar de moskee worden vervoerd. En iedere dag worden er twee, drie doden binnengebracht.’

Blootsvoets

‘De militieleden gedragen zich soms alsof de hele belegering niet meer voorstelt dan een straatfeestje. Op een dag liep ik enkele straten van het schrijn vandaan een stuk of twaalf strijders tegen het lijf. Ze renden door de verlaten buurt naar de frontlijn, waar de Amerikanen zaten. Hun leider, een gespierde jongeman van nauwelijks twintig, liep blootsvoets over de met schrapnel bezaaide straat. Zijn naam was Ali, zei hij, en hij en zijn vrienden kwamen uit de noordelijke stad Mosul om zich aan te sluiten bij het verzet van Moqtada Al-Sadr. Ze waren op weg om een Amerikaans pantservoertuig aan te vallen. Vlakbij hun doelwit kregen ze steun van andere strijders uit de steden Nasiriya en Kerbala. De jongste van de groep vroeg me om een foto van hem te maken met de poster van Al-Sadr op een muur vlakbij. Meteen daarna kwamen we onder mortiervuur te liggen en zocht ik een veiliger plek op. Ali heb ik sindsdien niet meer gezien.’

‘In steegjes en kapotgeschoten venstergaten, overal in de oude stad trekken de soldaten van Moqtada Al-Sadr de wacht op. Op een hoek naast het kerkhof van Wadi Al-Salaam – ‘het grootste kerkhof van de wereld’ – knielen drie mannen naast een ezelskar waarop een rudimentaire granaatwerper is gemonteerd. Een van de strijders zegt dat hij uit Sadr City komt, de sjiitische wijk in Bagdad. Hij had zich de moeite kunnen besparen, want ook daar wordt zwaar gevochten.’

Laurent Van der Stockt was vorige zondag nog steeds aanwezig in het centrum van Najaf. Gematigde sjiitische leiders vreesden op dat moment dat de belegering alleen maar slecht kan aflopen. Moqtada Al-Sadr heeft alle akkoorden om te ontwapenen telkens opnieuw geschonden. De militieleider is een tijdbom: dood of levend, voor de arme en jonge sjiitische bevolking in Irak zal hij altijd een held blijven.

Najaf hoopte daarom op de snelle terugkeer van grootayatollah Ali Al-Sistani. De hoogste sjiitische geestelijke leider in het land herstelt in een Londens ziekenhuis van een hartoperatie. Al-Sadr wil de moskee aan hem overdragen. Ondertussen blijven zijn mannen op post om het heiligdom te ‘beschermen’. Veel inwoners van Najaf vinden dat hij de stad alleen maar schade toebrengt. Maar voor ze dat ook hardop zeggen, aldus Laurent Van der Stockt, denken ze wel twee keer na.

Copyright Knack/Newsweek

‘Op elk uur van dag en nacht lopen mensen de moskee in en uit – ook als de stad onder vuur ligt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content