Het gerechtelijk onderzoek naar de misdrijven van Marc Dutroux en de zijnen is bijna rond. En het ziet ernaar uit dat de waarheid veel simpeler is dan gedacht.

“Ook in die kwestie heeft het feit dat Langlois de hele tijd op een assisenproces voor Dutroux zat te mikken, volgens mij, een funeste rol gespeeld. Alles wat de zaken moeilijker maakte dan de karikatuur Dutroux-het-Beest moest weg: het autozwendeldossier, de zaak-Benaïssa, de X-dossiers… Terwijl het als één geheel is gestart. Voor mij is de affaire-Dutroux een zaak van georganiseerde misdaad. Maar natuurlijk: als je dat ingewikkelde kluwen moet opdienen voor een assisenjury of je kunt focussen op de boze wolf die kinderen heeft ontvoerd en vermoord…”

Dat verklaart Marc Verwilghen in zijn interviewboek Achter de Schermen van de Commissie-Dutroux. Maar toen onderzoeksrechter Jacques Langlois de kersverse minister van Justitie op 2 augustus over deze en andere passages als getuige verhoorde, was Verwilghen minder zeker van zijn stuk. Hij liet verstaan dat de Humo-journalisten, die zijn Memoires schreven, zijn woorden verkeerd hadden weergegeven. En dat hijzelf aan de onderzoeksrechter geen preciezere inlichtingen kon geven om zijn beweringen te staven.

Zo is nog maar eens bewezen hoe wilde verhalen ontstaan en een eigen leven gaan leiden. De huidige stand van het onderzoek leert daarentegen dat Marc Dutroux, zijn vrouw Michèle Martin en zijn kompanen Bernard Weinstein en Michel Lelièvre geen deel uitmaken (uitmaakten) van een wijdvertakt netwerk van hooggeplaatste meisjesverkrachters die hun toeleveraars betalen en beschermen. Alles wijst erop dat Dutroux, Martin, Weinstein en Lelièvre hun misdrijven uitsluitend voor eigen rekening pleegden. En dat fuifnummers zoals Michel Nihoul, Annie Bouty, Marleen De Cokere en anderen ten onrechte met Dutroux’ moorddadige kliek geassocieerd worden.

Als er vandaag dan toch nog één man is die het gerechtsdossier napluist om enig spoor van een crimineel netwerk te vinden, dan is het Dutroux zelf. Op zoek als hij is naar hét argument dat zijn individuele verantwoordelijkheid en die van zijn spitsbroeders kan verlichten. Want de beschuldigingen tegen Dutroux en zijn coterie blijven verpletterend. Al zijn sommige van die telastleggingen vandaag niet meer zo overtuigend als onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte en procureur des konings Bourlet aanvankelijk beweerden.

Over enkele maanden wacht procureur Bourlet wellicht zelfs de pijnlijke opdracht om de raadkamer van Neufchâteau te verzoeken bepaalde verdachten buiten vervolging te stellen die ook hij vroeger op de korrel nam. En als openbare aanklager wordt het voor hem nog pijnlijker als hij eind 2000 of begin 2001 voor het Assisenhof in Aarlen impliciet zal moeten toegeven dat de gruweldaden in het dossier-Dutroux gepleegd zijn door een stel psychopaten. En niet door leden van een occult genootschap die het delirante sadisme uit de Sade’s achttiende-eeuwse geschriften eens echt wilden beleven.

EEN OVERTUIGING IS GEEN BEWIJS

Het blijft tot op heden zeer de vraag wie op zaterdag 24 juni 1995 Julie Lejeune en Mélissa Russo in Grâce-Hollogne heeft ontvoerd. Marc Dutroux (weldra 43) bekent nu wel andere ontvoeringen. Maar hij ontkent dat hij de twee achtjarige meisjes heeft ontvoerd en misbruikt. Het onderzoek bewijst vooralsnog het tegendeel niet. Dutroux beweert dat Michel Lelièvre en/of Bernard Weinstein die kinderen hebben ontvoerd. Dutroux geeft wel toe dat hij hen in Marcinelle gevangen hield, dat hij zelfs aan hen gehecht raakte en hen bij zich wou zien opgroeien, maar hen stervend van ontbering terugvond. Na bijna vier maanden voorhechtenis in een andere ontvoeringszaak, kwam hij eind maart 1996 terug thuis. Uiteindelijk begroef hij de twee meisjes in Sars-la-Buissière, waar hij ook zijn kompaan Bernard Weinstein (levend?) onderspitte nadat die enkele boterhammen van mevrouw Dutroux met paté vol Rohypnol had gegeten en verdoofd raakte. Zo wordt met zekerheid alvast één moord aan Dutroux toegeschreven.

Dutroux bekent ook dat hij en zijn kompaan Michel Lelièvre in de nacht van 22-23 augustus 1995 An en Eefje in Oostende ontvoerden, en dat hij hen een tijdje in Marcinelle gevangen hield en misbruikte. Maar hij beweert dat de meisjes nadien werden meegenomen door Bernard Weinstein en dat die hen uiteindelijk heeft vermoord. Weinstein kan het tegendeel niet meer beweren. Er zijn vooralsnog geen afdoende bewijzen om Dutroux tegen te spreken. Al moet een assisenjury geen bewezen feiten beoordelen. Het volstaat dat de juryleden tijdens hun deliberatie “in gemoede overtuigd” zijn, dat zij ” une intime conviction” hebben, zoals het Wetboek van Strafvordering het letterlijk voorschrijft.

Dutroux bekent ook dat hij en Lelièvre op 28 mei Sabine in Doornik en op 9 augustus 1996 Laetitia in Bertrix ontvoerden. En dat hij beide meisjes nadien eveneens in Marcinelle opsloot en misbruikte. Tot hij, zijn vrouw en Lelièvre op 12 augustus werden aangehouden en de twee meisjes werden bevrijd.

De rol van Michèle Martin in de hele zaak is veel complexer dan die van haar echtgenoot, wiens lustbeleving hem aanzette tot de gruweldaden waarmee het Assisenhof zal worden geconfronteerd.

Michèle Martin wordt verdacht als medeplichtige en/of mededader van al hetgeen Dutroux ten laste wordt gelegd: uitgezonderd de moord op Weinstein en de seksuele geweldplegingen op de jonge meisjes. Het is echter zeer de vraag of het beeld van de geterroriseerde echtgenote stand kan houden. Het heet dat zij de ontvoering van Julie en Mélissa pas verneemt als deze meisjes in juni 1995 reeds in Marcinelle opgesloten zitten en zij hun eten moet klaarmaken. Dutroux belooft haar dat hij die kinderen geen kwaad zal doen maar hen wil zien opgroeien. Of hij eraan dacht hen gevangen te houden tot zij beter gevormd waren, zoals Dutroux vroeger al eens had opgemerkt, is in dit geval niet duidelijk. Michèle Martin is op dat ogenblik zelf drie maanden zwanger en krijgt Julie en Mélissa nooit te zien. Ze is niet alleen geterroriseerd, maar ook verscheurd. Ofwel verklikt ze de man met wie zij toch wel een zeer aparte relatie heeft, zoals reeds blijkt uit de gedwongen pornofilmsessies met minderjarige meisjes waarvoor beiden in 1989 werden veroordeeld. Ofwel zwijgt ze en bespaart zij hen beiden én hun drie kinderen veel narigheid. Zij zwijgt en blijft zwijgen. Zelfs al laat ze daardoor zowel Julie en Mélissa als An en Eefje in de handen van hun beulen.

EEN ZEER APARTE RELATIE

Michèle Martin leefde niet in het gruwelhuis in Marcinelle, maar wel in Sars-la-Buissière of bij haar moeder in Waterloo. Dit belet niet dat Martin haar man op cruciale momenten bewust heeft geholpen. Terwijl hij van begin december 1995 tot eind maart 1996 in voorhechtenis zit voor de ontvoering van drie jonge mensen op 5 november in Jumet, brengt zij Julie en Mélissa die ene keer in Marcinelle te eten. Maar als de deur van hun keldercel uit haar hengsels zakt, vindt Michèle Martin er niets beters op dan die deur te blokkeren. Voortaan geeft zij op dit adres alleen nog Dutroux’ honden te eten.

Als Dutroux dan terugkeert en het onherroepelijke is geschied, staat zij op de uitkijk terwijl Dutroux Julie en Mélissa begraaft en maakt zij hun cel schoon. En als zij op 23 augustus 1995 weet krijgt van de ontvoering van An en Eefje zwijgt zij alweer. En als ze later verneemt dat deze meisjes hetzelfde lot hebben ondergaan als Weinstein, reageert zij evenmin. En ze blijft zwijgen als begin 1996 achtereenvolgens Sabine en Laetitia in de handen van Dutroux en zijn kompanen vallen. Al is het bijna zeker dat Sabine en Laetitia tijdens hun gevangenschap nooit iemand anders dan Dutroux hebben gezien. Voorzover zij zich dat kunnen herinneren. De band tussen Marc Dutroux en Michèle Martin moet dus wel heel sterk en vreemd zijn. Al is het duidelijk dat Dutroux zowel zijn vrouw en zijn handlangers als hun slachtoffers naar zijn hand wist te zetten.

In tegenstelling tot sommige wilde verhalen werden geen videobanden gevonden waarop Dutroux zich met zijn slachtoffers laat filmen. Er zijn alleen enkele intieme video-opnamen van Dutroux met Martin en van Dutroux met het Slovaakse meisje dat hij nadien overigens zelf naar haar land heeft teruggebracht.

En de rol van Michel Lelièvre in dit alles? Die houdt zich bij zijn eerste verklaringen na zijn aanhouding op 12 augustus 1996 en bij de samenvattende verhoren van december 1997.

Lelièvre beweert dat hij Dutroux nog niet kende toen Julie en Mélissa op 24 juni 1995 werden ontvoerd. En het dossier laat vooralsnog niet toe Lelièvre daaromtrent tegen te spreken. Mede daarom werd trouwens nog geen reconstructie van deze ontvoering georganiseerd en vraagt Lelièvre een confrontatie met Dutroux, Martin, Michael ” le Grec” Diakostavrianos en anderen, die kunnen bevestigen wanneer hij Dutroux voor het eerst heeft ontmoet. Lelièvre bekent wel dat hij twee maanden later – kort na deze kennismaking – Dutroux hielp om An en Eefje en nadien ook Sabine en Laetitia te ontvoeren. Lelièvre ontkent dan weer dat hij die meisjes gevangen hield of misbruikte. Het heet dat Dutroux hen, naar eigen zeggen, reeds had doorgegeven. Dutroux daarentegen beweert dat Lelièvre An en Eefje wel misbruikte toen zij boven in het huis in Marcinelle zaten.

Alles wijst erop dat de Griek weliswaar een sjacheraar is, maar daarom is hij nog niet medeplichtig aan Dutroux’ horror.

Lelièvre daarentegen nam de rol over die nadien ook Bernard Weinstein speelde. Lelièvre stond bovendien bij Dutroux in het krijt. Had hij geen XTC-pillen voor zich gehouden in plaats van ze te verkopen? Moest hij geen achterstallige huur betalen? En waren zijn papieren wel in orde? Zo doet trouwens Michel “Jean-Michel” Nihoul zijn intrede.

Zoals gebruikelijk stelde Nihoul zich voor als de man die iedereen kende en alles kon arrangeren. Kortom als duizendkunstenaar die even goed is in gesjoemel als in liederlijke fuiven. Lelièvre dacht bovendien dat Nihoul door hoge omes beschermd werd en dat Dutroux afnemers had of zocht voor de meisjes die zij samen ontvoerden. In plaats van sjofel gesjacher lag dus misschien groot geld in het verschiet. Door toedoen van Lelièvre leert Nihoul dus Dutroux kennen: al was het maar om zijn wagen te herstellen. Michel Lelièvre heeft op die manier reeds kort na zijn aanhouding midden augustus 1996 de verhalen over netwerken en protecties in de hand gewerkt. Met een verleden, een kennissenkring en een voorkomen als Nihoul was ook die onderzoekshypothese a priori niet uit te sluiten. Al moest de vraag gesteld worden of de van hogerhand georganiseerde misdaad het risico zou lopen met fuifnummers als Nihoul en recidivisten als Dutroux en Martin te werken: naar aanleiding van deze hele zaak schreven wij al eerder dat de waarheid bewijzen wil.

DE KATER KOMT NOG

Zo werd Nihoul door onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte niet alleen verdacht van bendevorming maar ook van de ontvoering en de opsluiting van Julie en Mélissa op 24 juni 1995. Dit zou evenwel betekenen dat Nihoul en Dutroux elkaar al kenden voor Lelièvre hen aan elkaar voorstelde; wat onwaarschijnlijk wordt genoemd. Anderzijds blijkt Nihouls alibi voor 9 augustus 1996 dan toch even overtuigend. Hij was niet in Bertrix op het ogenblik dat Laetitia Delhez daar ontvoerd werd. Zeker is dat Nihoul en Lelièvre elkaar kenden; en niet alleen in verband met de herstellingen aan Nihouls auto. Hun contacten hebben blijkbaar niks te maken met de affaire-Dutroux op zich.

De Kamer van Inbeschuldigingstelling van het Hof van Beroep in Luik heeft Michel Nihoul trouwens op 22 januari 1997, na meer dan vijf maanden voorhechtenis, vrijgelaten omdat “de ernstige aanwijzingen die voordien werden aangevoerd omtrent zijn deelname aan desbetreffende feiten onvoldoende worden bevestigd ( n’apparaissent pas confortés à suffisance) in verhouding tot de tijd die verstreken is en de onderzoeksmiddelen die sinds zijn aanhouding werden ingezet”. Sindsdien heeft onderzoeksrechter Langlois geen nieuw aanhoudingsbevel lastens Michel Nihoul uitgevaardigd. Omdat er gewoonweg geen nieuwe telastleggingen zijn die dergelijk mandaat kunnen verantwoorden.

Als Nihoul nog in de gevangenis zit, dan is het omdat hij op 30 december 1996 tot drie jaar gevangenisstraf werd veroordeeld voor de verduistering van enkele miljoenen van SOS-Aide au Sahel en andere malversaties. En omdat niemand het aandurfde hem begin dit jaar vrij te laten, zoals elke andere veroordeelde had mogen verwachten. Maar eind december 1999 nadert en dan heeft Michel Nihoul hoe dan ook zijn gevangenisstraf volledig uitgezeten.

Zowel zijn advocaten als hun confraters in de affaire-Dutroux wijzen er nu reeds op dat Nihoul, evenals zijn vriendinnen Annie Bouty en Marleen De Cokere onvermijdelijk buiten vervolging zullen worden gesteld en zeker niet voor Dutroux’ gruwel naar het Hof van Assisen kunnen worden verwezen. Over Nihoul zijn zeker andere Geruchten en Feiten te vertellen dan hij in zijn autobiografie schrijft, maar de man heeft vreselijk pech gehad dat hij het pad van Dutroux kruiste en sindsdien wordt hij met enkele kennissen en vriendinnen in die horror-affaire genoemd.

Zo zijn er zelfs totaal onverdachte burgers door de parlementaire onderzoekscommissie aan de schandpaal genageld. Het is dus wellicht niet overdreven te stellen dat voorzitter Verwilghen en zijn commissieleden destijds al te voortvarend zijn geweest. Zeker niet als over enkele maanden definitief mocht blijken dat er nooit een “zaak-Dutroux-Nihoul” is geweest.

Frank De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content