Biezondere vormen van kijken.

Sensatie en kennis liggen blijkbaar veel dichter bij elkaar dan men geweten wil hebben. Dat leren we iedere dag voor het tv-toestel. Een terugblik leert dat het vroeger niet anders was. De kermis is een plaats om het uitzonderlijke te bekijken en te ondergaan, maar ook om het uitzonderlijke te zien en te proberen. Toch gelooft niemand dat het uitzonderlijke tovenarij, magie of des duivels zou zijn, iedereen weet dat alles verklaarbaar is. De kermis is betoverende onttovering. Het buitengewone ligt niet buiten de zinnelijke wereld, maar is er een banale variatie op. Het exotische, het monsterlijke, het onmogelijke, alles heeft zijn plaats.

We leren een biezondere vorm van kijken : gefascineerd door wat we doorhebben. Zo ook met de film. Er wordt wel beweerd dat het een kunst is, maar het blijft vooral een attraktie rond de twee polen van beweging en projektie. Beweging is fysieke sensatie en het hart van de kermis. Projektie is veel meer een mentale sensatie waarin iets aanwezig blijkt dat toch afwezig is.

Film is de ultieme syntese van de twee grote types kermis : apparaten die beweging creëren en de dispositieven die voor illusionisme zorgen. In film gaan, zoals op de kermis, lering en vermaak hand in hand. Het uitzonderlijke is maar vermakelijk als we voldoende afstand kunnen behouden zodat we niet echt in de ban raken. Die lerende houding wapent ons tegen betovering. De lerende houding zorgt ervoor dat het uitzonderlijke banaal blijft.

Goochelaars zoals Robert-Houdin verbazen vanaf het midden van de vorige eeuw zonder pittoreske omkleding, maar als respektabele burgers. Het onvoorstelbare dat ze tonen, hoef je niet te geloven : het is virtuoze techniek, niets bovennatuurlijks, integendeel al te menselijk. De magie wordt romantisch, een kombinatie van overrompeling en afstandelijkheid, van emotie en zelfkritiek.

Het nieuwe bewustzijn ziet zich als voortdurend experiment, niet als bestemmeling van een boodschap van elders. Misschien dat daarom in onze verbeelding de kermis vaak de plaats van melancholie is : we verliezen er het ongebroken vertrouwen.

Méliès doet met de film wat Daguerre deed met de fotografie : hij maakt van techniek een dispositief. Zij koppelden een machine aan het psychische en sociale apparaat. Beiden voerden dezelfde inplanting uit : de camera is geen instrument meer, maar een protese.

Dirk Lauwaert

“Il était une fois la Fête Foraine… ” (La Grande Halle de la Villette, tot 14/1), “Photos Foraines” (Musée des Arts et Traditions Populaires, Paris XVI, tot 31/1), Vier “expositions dossiers”, Musée d’Orsay, tot 7/1 gewijd aan : goochelaar Robert-Houdin, chronofotograaf Marey, de toverlantaarn en Musique et Cinéma muet.

“Tête grimaçante”, jeu de massacre, 1930 : de kermis is betoverende onttovering.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content