Prostitutie door de eeuwen heen, of de andere kant van dezelfde maatschappij.

PROSTITUTIE IS van overal en van alle tijden. Het oudste beroep ter wereld wordt het wel eens genoemd. Sinds Chris De Stoop zijn boek “Ze zijn zo lief meneer” publiceerde, zijn prostitutie en vrouwenhandel bij ons niet meer van de agenda geweest. Na een parlementaire onderzoekskommissie kwam in april van dit jaar uiteindelijk de wet op de mensenhandel tot stand. Het was ook naar aanleiding van “Ze zijn zo lief meneer” dat het Algemeen Rijksarchief onder impuls van Miet Smet (CVP), minister van Arbeid en Tewerkstelling en Gelijke-kansenbeleid, het initiatief nam om een tentoonstelling te maken over prostitutie vroeger en nu. Eerder werden andere maatschappelijke fenomenen zoals hekserij, lepra en armoede belicht. De kollekties van het Rijksarchief gaan slechts terug tot in de middeleeuwen, zodat de prostitutie in de oudheid niet aan bod komt. Wie over die periode iets meer wil weten, moet het boek van Catherine Salles lezen, “De zelfkant van de oudheid” (Ambo, 1995), waarin de “onderkant” van de samenleving in Athene, Korinthe, Alexandrië en de Latijnse gewesten wordt beschreven.

In de middeleeuwen werd prostitutie min of meer gedoogd. In navolging van kerkvader Augustinus, die in zijn jeugd zelf een vrolijk leven had geleid, werd prostitutie door de kerkelijke autoriteiten als een “noodzakelijk kwaad” beschouwd. Thomas van Aquino vond zelfs dat met de prostitutie erger werd voorkomen : “Verwijder de hoeren uit de wereld en je vult deze met sodomie. ” Toch vonden de nette kooplui op een bepaald moment dat rondzwalpende en aanklampende vrouwen het stadsbeeld ontsierden. Ze wilden ook een onderscheid kunnen maken tussen “eerbare” vrouwen, zoals hun echtgenotes en dochters, en “oneerbare” vrouwen. Bij de stadmagistraat werd daarom aangedrongen om bepaalde zones binnen of net buiten de stad aan te duiden als gedoogzones.

Ook werden vrouwenhuizen (bordelen, zeg maar) ingericht die onder toezicht stonden van een stadfunktionaris, de “coninc van de rebauden” (rabauwen), die de zaken onder kontrole moest houden. Daarnaast waren er de “stoven”, openbare badhuizen waar een al of niet gemengd publiek terecht kon voor een bad en meer. Op talrijke middeleeuwse miniaturen is te zien hoe ongedwongen het er in dergelijke stoven aan toe kon gaan. Ze deden daar niet moeilijk over. De Stoofstraat in Brussel ligt trouwens vlak naast het stadhuis.

KAALSCHEREN.

Ten slotte waren er de herbergen en taveernen, “oneerlijcke huijsen”, waar meer te verkrijgen was dan een glas. Toch was de tolerantie niet alomvattend. Een ordonantie uit 1455 van Filips de Goede, geldend voor het hertogdom Brabant, stipuleerde bijvoorbeeld dat pooiers, “putiers”, de rechterhand moest worden afgehakt en dat zij voor tien jaar werden verbannen.

Aan het eind van de vijftiende eeuw was er een verandering ten opzichte van prostitutie merkbaar. Daar waren twee redenen voor. De Spanjaarden voerden niet alleen goud en andere kostbaarheden in uit Amerika, maar ook syfilis. De ziekte verspreidde zich zeer snel over heel Europa. De badhuizen werden als haarden van besmetting gezien en gesloten. Daarnaast liep de Hervorming niet hoog op met de gedooghouding van de Roomse kerk ten aanzien van de prostitutie. Van de weersomstuit ging de kontra-reformatie ook strenger optreden.

In de loop van de volgende eeuwen zouden uiteenlopende maatregelen getroffen worden om ofwel de prostitutie onder kontrole te houden (reglementarisme) ofwel te verbieden (abolitionisme) : geselen, kaalscheren, gele kleren dragen, te schande gezet worden, verbannen, het gebeurde allemaal. In de hospitalen werden speciale zalen voor syfilispatiënten ingericht. In Brussel werd in 1614 ook de Cruijscapelle gesticht, waar prostituées terecht konden die “uit het leven” wilden stappen.

Onder invloed van de Franse revolutie en de Code Napoleon zou de negentiende eeuw de eeuw van de reglementen worden. De “maisons closes” of “maisons de tolérance” ontstonden, die door de schilder Henri de Toulouse Lautrec uitvoerig gedokumenteerd werden. De prostituées kregen een boekje met een reglement waarin hun regelmatige medische kontroles werden aangetekend. Vanaf 1836 kon elke stad ook zijn eigen reglement in verband met prostitutie opstellen, enzomeer. In 1948 werd de prostitutie uiteindelijk uit het strafrecht gehaald. Publieke uitingen ervan en pooierij zijn echter nog altijd strafbaar.

In het laatste deel van de tentoonstelling wordt ook de huidige situatie geïllustreerd, met de exotische “karakterdanseressen”, de hele seks-business, de kinderprostitutie in het Verre Oosten. De tentoonstelling biedt de bezoeker alvast een historisch stevig onderbouwd inzicht in de problematiek.

Paul Dossche

“Van badhuis tot eroscentrum. Prostitutie en vrouwenhandel van de middeleeuwen tot heden. ” in het Algemeen Rijksarchief, Ruisbroekstraat 8 in Brussel. Tot 20 januari. Rondleidingen op aanvraag.

“Les rues du célèbre quartier dit “réservé” de Marseille”, privékollektie Jacques Lemercier : haarden van besmetting.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content