Superieure strotten

© GF
Rudy Tambuyser
Rudy Tambuyser Muziekjournalist

Wanneer dit stukje verschijnt, begint in Brussel de finale van de Koningin Elisabeth-wedstrijd, dit jaar voor zang. Op het moment dat ik het schrijf, heerst nog onzekerheid over de beste reden om zich dit jaar met de wedstrijd in te laten: Teresa Berganza.

De grootste naoorlogse mezzosopraan zou dit jaar in de jury van de halve finale zitten, maar ze werd ziek, zodat gevreesd moet worden dat ook haar masterclass van 15 mei niet zal plaatsvinden, en dat ook de finalejury haar smaak en oordeelkundigheid zal missen.

Vanwaar mijn liefde voor Berganza? Ze leerde me dat zingen kan klinken als een natuurlijke actie. Ze toonde dat diva’s zonder kapsones bestaan. Ze maakte plausibel dat vocale virtuositeit organisch en noodzakelijk kan aanvoelen. Dat perfectie bestaat.

Ik ben te laat geboren om haar in haar topjaren live te hebben kunnen horen. Een benefietconcert dat ze, al danig op leeftijd, in Brussel gaf, staat echter blijvend in mijn geheugen gegrift. Samen met het cello-octet Conjunto Iberico bracht ze toen Spaans werk, waaronder de Zeven Volksliederen van De Falla. Zelfs bejaard was ze zo veel musicienne en zo veel vrouw in één keer, dat het haast ondraaglijk werd.

Die persoonlijke sleutel-ervaring staat in schril contrast met het slechte gevoel dat men de laatste jaren zou kunnen krijgen – en bij voorkeur ook krijgt – bij de beslissingen van de jury van de Elisabethwedstrijd. Grote muzikanten die veronachtzaamd worden omdat ze van de foute leraar komen of simpelweg jaloezie wekken, halve machines die winnen door een probate mix van krachttraining, conditionering en ‘diplomatie’ onder bejaarde leraars-juryleden…

Gelukkig is de editie voor zang in verscheidene opzichten anders dan die voor viool of piano. Je kunt er ook winnen omdat je de mooiste bent. De finale duurt maar vier dagen – je mag van zangers niet verwachten dat ze even lang als een pianist of violist kunnen presteren. Anders dan bij de viool- en de pianojury, waarvoor je toch behoorlijke adelbrieven als uitvoerder moet kunnen voorleggen, zitten in de zangersjury ook niet-muzikanten. Jazeker, daartoe moeten ook operadirecteurs gerekend worden. Er is dit jaar geen opgelegd werk. Ten slotte: met vijf Belgen op vierentwintig halvefinalisten is ons land op het aberrante af goed vertegenwoordigd. Het moet zijn dat de opleidingen aan onze conservatoria onvergelijkelijk goed zijn, of onze strotten genetisch gezien van superieure kwaliteit.

Of zou het kunnen dat de tijd voorbij is, waarin grote muzikanten door wedstrijden aan het licht werden gebracht? Wat me op de een of andere manier doet denken aan de Russische sopraan Julia Lezhneva, beschermelinge van Kiri Te Kanawa en leerlinge van Teresa Berganza. Ze heeft net een Rossini-plaat uit bij Naïve, samen met Marc Minkowski. Het zou me sterk verbazen als we straks op de wedstrijd iets vergelijkbaars te horen kregen. De bijna volmaakte mix van schoonheid en evenwicht die Lezhneva zelfs Rossini-sceptici zoals mezelf presenteert, groeit noch gedijt in wedstrijden. Hij verdraagt ze hoogstens.

NAÏVE V5221

Rudy Tambuyser

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content