Hoe oorlog en hulpverlening het leven in Zuid-Sudan essentieel beïnvloed hebben. “Zelfs de regen komt anders dan vroeger. “
EEN BERICHT UIT SUDAN
DE HYENA’S VAREN wel bij oorlog. De achtjarige Kon Thom had nog geluk. Ze slaagde erin op tijd een ziekenhuis te bereiken, nog voor de wonden haar aangezicht helemaal zouden hebben aangevreten. Een hyena beet haar toen ze onder een boom lag te slapen. Het meisje was met haar familie op de vlucht, omdat gewapende mannen haar geboortedorp dreigden aan te vallen.
De jongste tijd nam het aantal hyena’s in Zuid-Sudan sterk toe. De dieren profiteerden van de massa lijken in het gebied. Door het kontakt met dode lichamen verloren ze ook een deel van hun natuurlijke vrees voor mensen. Nu vallen ze ’s nachts mensen aan die buiten slapen. Ze bijten ze eerst in het gezicht, zoals ze ook met hun andere prooien doen. De beten maken vreselijke wonden. Als de slachtoffers al het geluk kennen om zo’n aanval te overleven of op tijd een ziekenhuis te bereiken, dan blijven ze wel voor de rest van hun leven verminkt.
“Momenteel is het hier relatief rustig, ” zegt hoofdverpleegster Ingela Wikberg van het Rode Kruis-hospitaal in het Noord-Kenyaanse dorpje Lokichokio, dat op de grens met Sudan ligt. “De oorlog in Zuid-Sudan kent een cyclisch verloop, onder meer afhankelijk van de weersomstandigheden. Nu regent het in een groot deel van het gebied langs de Nijl, zodat de soldaten zich moeilijk kunnen verplaatsen. De oorlogsaktiviteiten werden bijgevolg op een laag pitje gedraaid. Meer dan tachtig procent van de mensen die hier binnenkomen, heeft kogelwonden. Tegen het einde van het jaar zal hun aantal weer toenemen. Dan is het regenseizoen voorbij. Er zal dan ook gevochten worden voor de oogst. “
In Sudan woedt al sinds 1983 oorlog. Het kristelijke zuiden wil zich afscheiden van het islamitische noorden, dat driekwart van het land kontroleert. Een miljoen doden en meer dan twee miljoen vluchtelingen, zo luidt de voorlopige balans van het geweld. Tot 1991 was de situatie nog overzichtelijk. De SudanPeople’s Liberation Army (SPLA) van John Garang voerde niet zonder sukses een bush-oorlog tegen de troepen van de regering, die op vele plaatsen hun versterkte garnizoenen niet durfden te verlaten.
Maar Sudan is het grootste land van Afrika, en huisvest meer dan vijfhonderd stammen. Mede dankzij het stookwerk vanuit de hoofdstad Khartum, viel het verzet tegen de regering in verschillende fakties uiteen. Leden van andere stammen dan de Dinka’s, die de hoofdmoot van de SPLA uitmaken, vormden hun eigen volks-, verzets- of bevrijdingsbeweging. De belangrijkste doorn in het oog van Garang is momenteel de vroegere nummer twee van zijn eigen SPLA : William Nyuon, geen Dinka maar een Nuer. Zelfs de Dinka’s vechten nu meer onder elkaar dan tegen de islamieten van de regering. Sudan glijdt op die manier af naar Somalische toestanden.
VOEDSELDROPPINGS.
“Het is absoluut niet te voorspellen wat er in Sudan zal gebeuren, ” zegt de Brit Trevor Harvey, manager van het kamp in Lokichokio, dat als uitvalsbasis dient voor de Operatie Levenslijn Sudan (Operation Lifeline Sudan) van de Verenigde Naties (VN). “Momenteel heerst er een totale impasse, omdat er zoveel bevrijdingslegertjes vooral elkaar bevechten. Maar binnen de week kan de situatie helemaal omslaan, afhankelijk van het weer, de bewegingen van de regeringstroepen, de aktiviteiten van veedieven, of de akties van rebellerende fakties. Elke dag moeten we een nieuwe evaluatie maken van de veiligheid in het gebied dat we bestrijken. “
Harvey gaat er prat op dat in de drie jaar dat hij voor het kamp verantwoordelijk is, geen enkele hulpverlener werd gedood. Maar die verdienste heeft zijn prijs. Letterlijk. Om incidenten te vermijden, worden zo weinig mogelijk goederen over de weg vervoerd. Transport gebeurt vooral langs de lucht. Voor de hulpverleners toestroomden, was het dorp Lokichokio niet veel meer dan een plek aan een bron, waar nomaden ook in droge perioden met hun vee terechtkonden. Nu bruist het in en rond de luchthaven van de aktiviteit. Kleine toestellen vliegen af en aan om hulpverleners af te zetten, gewonden op te pikken, en voedseldroppings voor te bereiden. Buffalo’s en Dakota’s aftandse toestellen geven even de illuzie van een museum, maar de tuigen werken nog. Twee C-130 transportvliegtuigen torenen hoog boven alles uit. Zij lossen tot vijftien ton hulpgoederen per keer boven streken die via de weg onbereikbaar geworden zijn.
“We kregen daar ondertussen veel ervaring in, ” vertelt loadmaster (“ladingsmeester”) Danny Boesmans van de vijftiende wing van de Belgische luchtmacht, die een van de C-130’s inzet. “In het begin vlogen we heel laag boven de zone waar we dropten, en gooiden we onze lading vanop ongeveer twintig meter uit. Maar de zakken rolden dan aan hoge snelheid over de grond, en knalden dikwijls tegen termietenheuvels of andere obstakels aan, waarbij ze scheurden. Soms ging daarbij vijftien procent van de lading verloren. Nu droppen we vanop meer dan tweehonderd meter, maar zijn de hulpgoederen in drie zakken verpakt. Meestal scheurt de binnenste zak op het ogenblik dat de lading op de grond ploft, maar de twee buitenste blijven intakt. Zo komt omzeggens de volle honderd procent van de hulp terecht. “
Het Belgisch leger vliegt sinds mei 1994 voor rekening van de European Community Humanitarian Office (Echo) hulpgoederen naar Sudan. Echo koördineert en betaalt de aktiviteiten van negen vliegtuigen, die gratis ter beschikking staan van niet-goevernementele organizaties (NGO’s) voor hulpverlening. “Het leek ons een nuttige investering, ” verklaart de Ierse koördinator Sean Culligan van Echo in de Kenyaanse hoofdstad Nairobi. “Vele NGO’s zijn te klein om zelf een vliegtuig te charteren, en andere vliegen dikwijls met halflege toestellen, omdat ze niet genoeg lading hebben. Door een eigen vliegmaatschappijtje te runnen, sparen we een boel geld uit, want we kunnen de aktiviteiten van NGO’s beter op elkaar afstemmen. Transportkosten vertegenwoordigen altijd een zware post op het budget van hulpverleners. “
Echo beroemt er zich op dat er nog geen enkel ongeval met een van zijn toestellen gebeurde. Iets wat niet van andere luchtoperaties boven Sudan kan worden gezegd. Vorige maand raakten op korte tijd minstens vier toestellen in de problemen, waarvan twee van het Rode Kruis. Een DC3 stond wekenlang op een overstroomde landingsbaan geblokkeerd.
“De lokale mensen die ons moeten informeren, vertonen soms de neiging om de problemen te onderschatten, omdat ze er belang bij hebben dat de vliegtuigen blijven komen, ” zegt de Zwitserse Pascale Meige, die verantwoordelijk is voor de aktiviteiten van het Rode Kruis in Zuid-Sudan. “Vliegtuigen kosten veel geld, maar ze zijn essentieel om in situaties zoals deze van Zuid-Sudan te werken. “
DIKKE KNIEEN.
Het Rode Kruis gaat soms wel heel ver in zijn engagement. Het stuurt geregeld een vliegtuig met een “vliegende verpleegster” uit om ergens een patiënt met een schotwond op te halen, en naar een hospitaal te brengen. De kostprijs per patiënt werd nooit berekend. Mensen zwerven soms wekenlang met een wonde rond voor ze kunnen worden verzorgd. Mensen met een hoofdwonde halen het ziekenhuis zelden op tijd om nog behandeld te kunnen worden. Voor anderen blijft de amputatie van een arm of een been dikwijls over als enige oplossing. In het ziekenhuis van Lokichokio lopen tientallen Sudanezen rond met een stomp of een protese. Zwarten met witte benen en dikke knieën.
De protesen worden ter plekke gemaakt, uit gerecycleerd plastic. Een kunstbeen met een enkel- en kniegewricht, dat in Europa bijna honderdduizend frank zou kosten, maken ze in Lokichokio voor 75 dollar (ongeveer 2.250 frank). Aan export wordt niet gedacht. Het Rode Kruis heeft zelfs geen patent genomen op de efficiënte produktiemetode die het ontwikkelde. Het belangrijkste probleem is dat de drager geen te grote gewichtsveranderingen mag ondergaan niet evident in het geregeld door hongersnood geteisterde Sudan. Anders past de protese niet meer.
“De Sudanezen zijn een hard volk, ” konstateert de Fransman François Muller, verantwoordelijk voor de protesen-afdeling van het ziekenhuis. “Enkele weken na de operatie zijn de meesten weer te been. Sommigen lopen al tien jaar met een protese rond. Ze laten er hun nomadische levenswijze niet door beïnvloeden. Waar mogelijk worden de patiënten meestal opnieuw per vliegtuig trouwens terug naar hun streek van oorsprong gevoerd. “
Maar dikwijls belanden deze mensen in een vluchtelingenkamp. Daar wacht ze een weinig benijdenswaardig bestaan. Vluchtelingenkampen zijn een geliefd doelwit van de diverse fakties in Zuid-Sudan : ze worden slecht verdedigd, en er zijn altijd voorraden voedsel en geneesmiddelen te roven. Zeker in de droge periodes met weinig oogst krijgen vluchtelingenkampen geregeld aanvallen te verduren.
Vele Sudanezen vluchten van het ene kamp naar het andere. Tienduizenden zijn ondertussen al zo ver gedreven, dat ze als nomadenvolk uit de savanne met hun vee in het dichte en vochtige woud op de grens tussen Sudan en Uganda verzeilden. Een leefmilieu dat ze niet kennen, en dat hen niet ligt.
In de loop van de oorlogsjaren werden vluchtelingen ook een belangrijk taktisch element. Een leger dat ergens een front wil openen in Sudan wil dat meestal zeggen : een dorp omsingelen en aanvallen en vreest dat de strijd lang zou kunnen duren, kweekte de gewoonte om in de gevizeerde streek enkele duizenden vluchtelingen samen te drijven, zodat hulpverlening kan worden aangelokt, die mee moet instaan voor de bevoorrading van de vechters ter plekke. De belangrijkste fakties hebben trouwens niet alleen een militaire, maar ook een “humanitaire” vleugel.
Onder meer de Belgische militairen formuleren bedenkingen bij de rol die de hulpverlening ongewild in Zuid-Sudan speelt. Ze wijzen er, bijvoorbeeld, op dat vele hulpverleners zo goed worden betaald, dat ze er zich wel voor zullen hoeden om kritiek te spuien, die hun jobs in gevaar zou kunnen brengen. Een kommentaar die onlangs ook in Londen op een interne bijeenkomst van hulpverleners over Operatie Levenslijn Sudan kon worden gehoord.
Hulpverleners in Sudan reageren kribbig op opmerkingen over deze ongezonde situatie. “In alle krisissituaties wordt misbruik gemaakt van de aanwezigheid van hulpverleners, ” verantwoordt Pascale Meige van het Rode Kruis zich. “Lokale kommandanten hebben inderdaad al plaatsen aangevallen, omdat er een voorraad aan hulpgoederen lag. Maar ik denk niet dat de invloed van hulpverlening op een regio zo doorslaggevend kan zijn, dat ze een konflikt zou kunnen verlengen. De diverse legers hebben een andere agenda dan de onze. “
Ook Trevor Harvey van Operatie Levenslijn Sudan haast zich om te nuanceren : “We hebben duidelijke afspraken met alle fakties over de levering van hulpgoederen. Alle fakties hebben die goedgekeurd. Als gevolg daarvan zijn onze verliezen minimaal. Alleen als een rivalizerende faktie een bepaalde zone overneemt, beschouwen we de daar aanwezige goederen als verloren. “
Zijn kollega Nigel Saunders van het Wereldvoedselprogramma van de VN meent dat de operatie in Sudan een tweede hongersnood als deze van 1993 heeft voorkomen : “In 1994 besteedde het Wereldvoedselprogramma 110 miljoen dollar (ongeveer 3,3 miljard frank) aan voedselhulp voor Sudan. Op het hoogtepunt van onze aktiviteiten werd per maand vierduizend ton voedsel via de lucht aangevoerd. Als gevolg daarvan registreerden we vorig jaar geen enkele kritische faze. Overal wandelen de mensen weer. Nergens kruipen ze nog op handen en knieën door het stof. Dat sukses kan niemand ontkennen. We hopen nu snel te kunnen overschakelen van hulpverlening naar duurzame ontwikkeling. De mensen moeten hun lot weer in eigen handen krijgen. “
OVERBEGRAASDE NATUUR.
Totaal onverwacht stroomde vorige maand ook ver buiten de moerassige streek rond de Nijl de regen in bakken uit de hemel. Kurkdroge rivierbeddingen werden op enkele minuten tijd door kolkende rivieren gevuld. “Dit is abnormaal, ” merkte de Kenyaan Julius Nguywo op. Hij werkt voor de VN, behoort tot de Kalenjin, de stam van de Kenyaanse president, en verdient bijgevolg vijf keer meer dan zijn minder fortuinlijke niet-stamgenoten. “In deze tijd van het jaar regent het hier nooit. De natuur is ontregeld. “
Sommige nomaden beweren dat er als gevolg van de oorlog in de streek zoveel vee is gestorven, dat de dorre savanne groener is dan vroeger, wat de regen zou aantrekken. Dat zou kunnen worden geïnterpreteerd als een overbegraasde natuur, die een kans om zich te herpakken niet laat liggen.
De veestapel kreeg inderdaad klappen. Om vee en vrouwen te stelen, gaan de lokale nomadenstammen vooral Turkana en Toposa elkaar nu met kalasjnikovs te lijf in de plaats van met speren. Velen gaven hun zwervend bestaan, en dus hun herdersaktiviteiten, op. Tienduizend Turkana hokken samen rond Lokichokio, in de hoop een cent te kunnen verdienen aan de hulp die grotendeels over de grens met Sudan verdwijnt.
De oorlog zelf eist ook zijn tol aan vee, en niet alleen door het geweld. “Alle vaccinatieprogramma’s vielen stil, ” zegt voorzitter Madeleine Onclin van de Belgische afdeling van Dierenartsen Zonder Grenzen. “Wij proberen nu een programma op te starten om in Zuid-Sudan opnieuw vee te vaccineren tegen runderpest, en tegen infekties met wormen. Niet alleen om de lokale veestapel te redden, maar ook om te voorkomen dat Zuid-Sudan een haard zou worden van waaruit runderpest zich uitbreidt. We hopen op sukses. De Sudanezen zijn er namelijk meer op gebrand hun vee te laten vaccineren dan hun kinderen. Kinderen kunnen ze zonder kosten bijmaken, maar vee is duur. “
Vele NGO’s in Zuid-Sudan koesteren de ambitie om over te schakelen naar een meer permanente vorm van hulpverlening. Talloze kleine organizaties als Pisces Aid “working with natural resources” duiken in de streek op. Artsen Zonder Grenzen start een visserijprojekt. Het Rode Kruis signaleert niet zonder trots dat het als eerste zaaigoed uitdeelde en een alternatief distributiesysteem op basis van ruilhandel opzette. De aanwezigheid van buitenlandse hulpverleners laat zich al tot ver buiten de kampen merken. Tot vijftig kilometer van Lokichokio liggen lege blikjes Jupiler langs de weg.
Toch is niet iedereen tevreden. Het Kenyaanse bedrijf Trackmark pootte in Lokichokio in een groen kader een vakantiedorp stijl Club Med neer. Kleurige vogeltjes in de bomen, baby-antiloopjes die met de fles worden gevoed, een bar en een zwembad, een bed onder zeil, drie maaltijden per dag en een gratis wasdienst, dat alles voor 65 dollar (ongeveer 2.000 frank) per overnachting, of de halve maandwedde van een lokale arbeider.
Maar het kamp blijkt verlieslatend. “We hopen dat de oorlog nog een tijdje duurt, en dat de hulpverlening wordt opgedreven, ” zucht de gerante. “Anders zullen we onze investering nooit rekupereren. Het beste zou nog zijn dat de oorlog opflakkert, of dat er een nieuwe hongersnood uitbreekt. Dat trekt extra bezoekers aan. “
Dirk Draulans
Soldaten drijven vluchtelingen samen om hulpverlening aan te trekken, zodat ze ook zichzelf kunnen bevoorraden.
De Belgische luchtmacht voerde tot voor kort boven Zuid-Sudan vier voedseldroppings per dag uit.
Hulpverleners zullen zich hoeden voor kritiek die hun goedbetaalde jobs in gevaar zou kunnen brengen.