De ‘briefjes voor het ziekenfonds’ leveren de ziekenfondsen een schat aan informatie op. Aangevuld met informatie over de diagnose zouden hun databanken niets minder kunnen zijn dan een tijger in de tank van de ziekenhuiskwaliteitszorg. En die informatie bestaat!

Op de studiedienst van de socialistische mutualiteiten wijzen Patrick Galloo, Tom De Boeck en Johan Vanoverloop ons erop dat de lijstjes die ze over ziekenhuizen kunnen opstellen (zie het verhaal over de prijzen) uitsluitend gebaseerd zijn op gegevens van de zogenaamde nomenclatuurnummers. Die nomenclatuurnummers verwijzen naar acties en handelingen die artsen gesteld hebben. Maar over wat de patiënten precies mankeert, daarover zeggen de briefjes niets. ‘Als een patiënt een knieprothese krijgt,’ aldus Patrick Galloo, ‘kunnen we er wel op gokken dat zijn knie versleten was en hij wellicht artrose heeft, maar veel ingrepen kunnen op diverse diagnoses slaan. Dat maakt het bijzonder moeilijk voor ons om de kwaliteit van de zorg te beoordelen. Want hoe kun je een behandeling beoordelen als je niet eens echt weet wat het probleem was?”

De klinische gegevens waarmee het ziekenfonds wonderen zou kunnen doen, bestaan nochtans wel. Onder de naam ‘Minimale Ziekenhuisgegevens’ (MZG) verzamelt het federale ministerie van Volksgezondheid een hoop informatie, opgestuurd door de ziekenhuizen na elke opname. In die gegevens zit ook de diagnose en de ernst van de zaak.

Er wordt al jaren gepraat over het doorsluizen van de MZG-data. Ziekenhuizen en artsen waren er tot nog toe tegen. Officieel, volgens Galloo, omdat er ziekenfondsen zijn die zelf ziekenhuizen runnen. Dat brengt natuurlijk de onpartijdigheid waarmee ze vergelijkende studies over de kwaliteit van ziekenhuizen zouden kunnen maken in het gedrang. Bij de Socialistische Mutualiteiten hebben ze wel begrip voor dat argument, hoewel ze aan Vlaamse kant geen ziekenhuizen (meer) hebben.

‘De laatste tijd wordt er wel serieus gepraat over een manier om het dilemma op te lossen’, aldus Tom De Boeck. ‘De fameuze MZG’s zouden, anoniem gemaakt, overgemaakt kunnen worden aan het intermutualistisch agentschap, dat is een samenwerkingsverband van alle ziekenfondsen. Dat zou alvast het voordeel hebben dat we er de gegevens van alle tien miljoen Belgen bijeen hebben. Het agentschap beschikt al over een heel goede steekproef van 300.000 Belgen, die sinds 2002 gevolgd worden in hun uitgaven. Steeds dezelfde mensen. Als je de MZG’s aan die steekproef zou koppelen, zou je al sterke conclusies kunnen trekken.’

Een ander punt dat hoog zit, bij deze studiedienst, is de wildgroei aan centra. Vanoverloop: ‘Ervaring is belangrijk, in kwaliteit. Om iets goed te doen, moet je het vaak genoeg doen. In België wordt dat in de erkenning van centra veel te weinig vertaald in volumenormen. Neem nu aneurisme, dat is een zwakke plek in (meestal) de hartslagader. Dat kun je tegenwoordig goed oplossen door een soort versterkende kous in de slagader te stoppen. In ons land is het nog nooit gelukt om die ingreep te reserveren voor een redelijk aantal centra. Er bestaan hiervoor meer centra in België dan in Frankrijk, maar sommige daarvan voeren de ingreep misschien twee of drie keer per jaar uit!’ Galloo argumenteert: ‘Het argument is dat het veilig is voor de patiënt als hij in elk ziekenhuis met elk probleem terechtkan. Maar volgens ons is dat onzin. Want zo loop je veel meer kans om met je probleem in een centrum te belanden waar ze dat maar een paar keer per jaar meemaken. Een gevolg van die ‘ruimdenkendheid’ is bovendien dat we, in vergelijking met andere landen, ook veel meer operaties doen. Het is allemaal veel te gemakkelijk.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content