Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Zaterdag begint de Ronde van Frankrijk. Uitkijken is het naar de grote tijdrit in Seraing, en vooral naar de eerste massaspurt, met een beetje geluk zondag al in Lannion. Want alle ploegen zijn daarin op volle sterkte, er is nog niet uitgemaakt welke drie of vier renners dit jaar de snelsten zijn, en de zenuwachtigheid is biezonder groot. Dus kletst gegarandeerd het halve peloton tegen de grond. Is het niet door een gemeen maneuver van een Italiaanse knecht, dan wel door een onhandig maneuver van een Litouwer die de snelheid van zijn pedalen niet meer kan volgen. Maar neer gaan ze. Het hele asfalt plakt vol met bebloede stukken huid, die enkele tellen voordien nog om de kuiten of armen van nietsvermoedende renners zaten. De ochtend van de volgende rit is het bij de startkontrole een defilé van gaasverbanden en pleisters.

Bij de tweede massasprint is de hiërarchie al wel vastgelegd en is er minder kans op zware valpartijen. Die duiken hoogstens nog eens op tussen Pyreneeën en Alpen, als iedereen vermoeid is. Maar op dat moment ontbreken dan weer de ergste belhamels, omdat ze in de cols uren buiten tijd zijn binnen gekomen.

Het is dus de eerste dagen dat u moet klaar zitten, zoals vorig jaar op ronduit gruwelijke wijze werd bewezen in de nu al legendarische sprint van Armentières, waar Wilfried Nelissen tegen een agent opbotste en samen met Laurent Jalabert een tuimelperte maakte die een gat van zes meter doorsnede in het wegdek achterliet. Nelissen en Jalabert waren dood. Althans, zo leek het bij de eerste waarneming. Ploegleider Walter Planckaert haastte zich naar de plek des onheils, trok het linkerooglid van zijn sprinter open, blies eens in zijn oor, wrikte zijn knie eerst naar links en daarna naar rechts, en stapte vervolgens gerustgesteld de radio- en tv-kommentatoren tegemoet. Het was in orde, Nelissen zou de volgende morgen kunnen starten. De ergste schade was aan de fiets maar Walter zou een andere laten overkomen.

Nelissen werd ondertussen met uiterste voorzichtigheid in een ziekenwagen getild, voor Jalabert kwam een corbillard aanrijden. Onderweg werden beiden weer tot leven gewekt. De ochtend nadien kregen ze tot hun woede startverbod van de Tour-dokter die het risico niet wenste te nemen.

De sprint van Armentières was een meesterwerkje. Om te beginnen, zouden weinig Vlaamse jongens het aandurven om bij klaarlichte dag een Franse agent een dreun in zijn maag te verkopen. En de tuimelperte zelf was van een onvertoonde schoonheid. Wij hebben ze later op de Duitse televisie terug gezien, supervertraagd en met muziek van Bartok eronder. Kunst !

HET MERKWAARDIGSTE WAS dat er niet eens een Italiaan bij die val betrokken was. Zij nochtans, zijn de onaantastbare meesters in het genre. De valpartijen uit de Ronde van Italië zouden in een museum moeten worden tentoongesteld. Zelfs buitenlanders vallen spectaculairder in de Giro. Rik Van Linden en Freddy Maertens in Mugello, daarvoor schieten woorden te kort. Patrick Sercu tegen de Duitse cameraman. Of die keer in 1973 toen er in Benevento een door duizenden tifosi opgejaagde hond de spurtende kopgroep tegemoet rende, wat Roger Swerts ei zo na het leven kostte. Swerts krabbelde na een paar tellen verdwaasd terug recht, iets wat niet meer tot de mogelijkheden behoorde van Nero, de hond. Roger De Vlaeminck won de rit, vóór Gimondi en Merckx. Dat waren nog eens aankomsten.

Wij hebben vroeger al uitgebreid de lof gezongen van de absolute koning van de horrorsprint : Marino Basso ! Zijn naam alleen en de anderen stapten af. Basso heeft ooit in de Ronde van de Apennijnen een spurt achterstevoren gewonnen. Op vijftig meter van de streep trok hij in volle snelheid zijn stuur omhoog, wipte met beide wielen van de grond en draaide al vliegend zijn fiets een halve slag om. Waarna hij de weinige tegenstanders die nog in zijn spoor zaten grijnzend in de ogen kon kijken. Basso gleed achterwaarts over de streep, terwijl alle wetten van gravitatie, versnelling en middelpuntvliedende kracht met elkaar in de knoop lagen. Op de tribunes stierven vier toeschouwers van alteratie.

Basso had op de duur het ultieme intimidatiemiddel gevonden. Als het weer goed was en hij had er echt zin in, gaf hij vijfentwintig kilometer vóór het einde één van zijn ploegmaats luidruchtig de opdracht om zich te laten afzakken en bij de volgwagen een valhelm te gaan ophalen. Basso gespte die dan met veel zin voor dramatiek onder zijn kin, de ploegmaats kwamen nog eens voelen of alles goed vast zat en Basso bonkte ter kontrole enkele keren met zijn hoofd op het dak van de wedstrijdwagen. Hierna floot hij een angstaanjagende versie van “Daar zit een schelvis in de vliet”, en liet zich door de helpers naar de voorposten van het peloton piloteren. Er zijn renners, en niet van de kleinzerigsten, die wenend hebben opgegeven nog vóór de sprint begon. In de drie grote ronden samen won Basso zevenentwintig ritten ! En verkocht er minstens evenveel.

DIT SEIZOEN KONDEN wij genieten van de zestiende rit in de Ronde van Italië. Aankomst in Treviglio Bianchi. De Giro-etappes eindigen meestal in boeredorpen die je op geen enkele kaart terugvindt. Het is als volger buitengewoon aangenaam om daar al rond de middag aan te komen, een restaurant op het altijd zonovergoten dorpsplein uit te zoeken, en daarna op de rand van het fonteintje te gaan zitten, alle drukte gade te slaan en te wachten op de laatste vijf kilometers, want vroeger is er toch niets te beleven.

En dan is ineens het grote pak daar en gebeurt alles in een flits. Fidanza trekt de spurt aan voor Lombardi. Die heeft Manzoni en Citterio in zijn wiel zitten. Van aan de streep zie je heel even een kleine aanraking en dan zijn ze gepasseerd. Eén Lombardi, twee Citterio, drie Manzoni. Pas bij de vierde herhaling op televisie zie je eindelijk wat er echt gebeurd is. Eerst heeft Manzoni Lombardi bij de broek. Dan geeft Lombardi een vuistslag in het gelaat van Citterio. Die nu, haalt een mes boven en snijdt de achtertube van Manzoni door. Deze reageert furieus en grijpt met beide handen het stuur van Lombardi. Tegelijkertijd steekt Citterio hetzelfde mes van daarnet dwars door de polsen van Lombardi. Die schopt woedend tegen het zadel van Manzoni, waarna we Citterio een pistool zien trekken en pardaf tegen een fotograaf aanknallen. Dat alles dus in twee sekonden tijd, niet waarneembaar met het blote oog. Lombardi en Manzoni worden later gediskwalificeerd wegens het afwijken van hun lijn. Leve de massaspurten. Sei grande Cipollini.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content