Daar de orkaan Dolly ons ombarmhartig bleef geselen, besloten wij tijdens het ontbijt ons op de kunst te werpen. Wij nemen het ontbijt als het enigszins mogelijk is op onze hotelkamer. Men kan dan naar believen zitten kruimelen en zijn pistolet met beleg met kracht platdrukken om hem vervolgens in de koffie te dopen, kortom men kan er een gezellige morsboel van maken. Zo’n hotelontbijt wisselt met het voortgaan der dagen zoals de seizoenen. Er zijn er in de horeca slechts drie, namelijk broodjes met kaas, ’s anderendaags broodjes met ham en tenslotte broodjes met een lichtgekookt ei en dan weer van voren af aan.

Nadat wij elk een ei van exact hetzelfde kaliber hadden uitgelepeld, trokken wij ons stormgoed aan en koersten naar Oostende toe. Het was vele jaren geleden dat ik de kustweg nog gevolgd had en o jeetje! Wat zag ik? Was dat onze kust? Ik reed langs een muur van vakantiekazernes waarachter onzichtbaar en onhoorbaar de Noordzee bruiste. Hoe gaarne had ik met gesloten ogen mijn weg naar de koningin der badsteden gebaand, maar dit is plechtig verboden door de wet. Maar kom, liever niet zeuren, wij zitten nu eenmaal in onze rommelige vakantie en wij moeten erdoor.

Toen wij het Museum voor Moderne Kunst te Oostende betraden, kon ik niet vermoeden dat ons benevens de tentoonstelling nog een bijkomende verrassing geboden werd. Het gebouw is door de architect opgevat als een labyrint dat de doolhof van koning Minos op Kreta doet verbleken en het degradeert tot niet meer dan de windingen van een ordinaire karakol.

Nietsvermoedend begaven wij ons in de oeverloze overvloed van Van der Licks werk. Een ijzeren karakter en wilskracht moet deze man gehad hebben om na gedane dagtaak als handelsreiziger nog zoveel doeken bijeen te borstelen. Nadeel van een na-achttien-uur-schilder is de beschikbaarheid van een model. Deze professionele vrouwen hebben er eveneens al een dag bloot of gekleed opzitten en begeven zich ’s avonds aan ernstige of lichtzinnige amusementen. Door dit euvel viel mevrouw zeer dikwijls om niet te zeggen altijd in de prijzen om te poseren. Mevrouw breit voor het open raam, voor het gesloten raam, mevrouw leest, mevrouw kijkt door het venster, mevrouw zit daar zomaar. Soms figureert de schoonzuster – die misschien inwoont of toch niet verder dan om de hoek gehuisvest is – mee op het doek, wat de kunstschilder wat meer armslag in de compositie geeft. En dan om een evenwichtige opstelling te krijgen wordt het hondje “Bobby” met zijn witte stroesharen meer wél dan niet opgetrommeld voor een avondzitting.

En zo ziet men langs de museummuren wandelend het trio ouder worden. Voorwaar een ontroerende belevenis. Vooral het hondje vertoont de meeste tekenen van veroudering. Voor hem is de kunstenaarshand niet zo mild geweest. Van een klein fluwelen bolletje met dikke slappe pootjes zien wij het zijn stekelhaar en onbeholpen manieren van een halfwas krijgen. Dan de leeuwenjaren waar hij u vrank in de ogen beziet. Weldra is die tijd voorbij en is het de rust van de krijger met zijn snuit op de voorpoten. Dan worden de poten stijf van de reuma, de nek wordt dunner en langer en tenslotte, in een der laatste zalen, leunt hij in een zetel tegen mevrouw aan, de oogjes toe terwijl hij een gelukkig hondenleven achter de gesloten oogschelen laat voorbijtrekken.

Ik had de data moeten opschrijven want nu achteraf lijkt het mij dat deze hond dertig jaar model heeft gestaan, wat onmogelijk is, want het Verschueren woordenboek geeft aan dat onze viervoetige vrienden niet meer dan twaalf levensjaren beschoren zijn. Het zijn de schildpadden die in een kunstschildersgeslacht drie generaties vererfd kunnen worden.

Wat er ook van zij, door de steeds wisselende opstelling der twee vrouwen en de hond krijgt men eerder dan men denkt het “déjà vu”-fenomeen wat ook wel “fausse reconnaissance” genoemd wordt. Maar door de labyrintische bouw van het Oostends museum waardoor men in het rond draait als een duizelige eend wordt de “fausse reconnaissance” een echte reconnaissance en het “déjà vu”-gevoel een echt “déjà vu”. Door deze opeenstapeling van wantoestanden gaan de hersenen overwerkt raken, de schors gaat zwellen en raspt tegen het schedeldak; tussen de kwabben schieten elektrische vonken over en weer en de kleine hersenen krullen zich op. Resultaat: men is hopeloos verloren, verloren als een achteruitkijkkikker in een spiegeldoolhof. Ik heb geen pleinvrees, geef mij het Rode Plein en ik steek het in elke willekeurige richting over. Maar zet me niet in een museumzaal waarvan ik de uitgang niet kan vinden of de alarmschellen beginnen te rinkelen. Bijna of ik was op de suppoost gaan gillen toen twee dames vanachter een breiende vrouw tevoorschijn kwamen. Ik deed een knieval en vroeg hen hoe zij hier geraakt waren.

“Ja, hoe? Langs daar”, antwoordde er een.

Toen kreeg ik een ingeving. Ik zocht mijn weg terug door steeds de verjongende foxterriër te volgen, totdat ik aan de bron zijner eeuwige jeugd en de ingang – die voor mij uitgang der tentoonstelling was – terechtkwam. Na zovele tegenstrijdige emoties reed ik peinzend langs onze arme, erbarmelijke kust vastberaden in de richting van gepocheerde kabeljauw met botersaus.

Got

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content