Politiemensen en magistraten vragen openlijk een verbeterd wettenarsenaal om de georganiseerde misdaad te bestrijden. Dat blijft in ons land nu niet meer dan behelpen.

DE ILLEGALE handel in mensen, wapens, afval, waardepapieren, drugs, hormonen en alles wat woekerwinsten oplevert, is ondanks vroegere noodoproepen niet langer anekdotisch. Hij is structureel geworden. De opbrengsten ervan worden op een zo georganiseerde wijze witgewassen dat de onderwereld, via eerbaar ogende lieden in de bovenwereld, zijn greep op de republiek vergroot.

Het Internationaal Muntfonds (IMF) vermoedt dat de georganiseerde misdaad in de wereld goed is voor een omzet van 20.000 tot 30.000 miljard Belgische frank per jaar en een jaarlijkse groei van 10 procent. Dit is ongeveer vijf keer het Belgische bruto nationaal produkt, de som van alles wat in België jaarlijks verdiend wordt. In ons land was de drugshandel vorig jaar alleen al goed voor een omzet van zo’n hypothetische 24 miljard frank tegen groothandelskoers of 140 miljard frank uitgedrukt in straatwaarde. In de veronderstelling dat 10 procent van de drugsomzet in beslag genomen werd.

De vorig jaar opgerichte Centrale Dienst voor de Bestrijding van de Georganiseerde Economische en Financiële Delinquentie (CDGEFID) behandelde al 28 witwasdossiers met een gezamenlijke omvang van 21,7 miljard frank. Daarvan was 18,6 miljard afkomstig van de drugshandel, twee miljard van wapen- en mensenhandel en ongeveer een miljard van even internationaal gestructureerde oplichtingen. Alle zestig dossiers van CDGEFID waren vorig jaar goed voor 32,777 miljard frank frauduleuze omzet (zie infografiek). En toch is ?georganiseerde misdaad” in België (nog) geen apart strafrechtelijk begrip, laat staan een misdrijf op zich.

Bij gebrek aan strafrechtelijke bepalingen, moeten politie en gerecht zich bij de bestrijding van de georganiseerde financiële en ekonomische criminaliteit vaak behelpen met assimilatie-technieken. Dan wordt telkens weer gezocht naar misdrijven zoals valsheid in geschrifte, misbruik van vertrouwen, oplichting, heling, corruptie of fiscale fraude. Omdat deze manier van doen de acht speurders en zes documentalisten van CDGEFID hindert, is hun eerste jaarverslag niet alleen een pleidooi voor uitbreiding en verzelfstandiging (los van de Algemene Politiesteundient, APSD) maar vooral een inventaris vol mogelijke wetswijzigingen.

BELOFTES.

Allereerst is er dus het voorstel om ?georganiseerde misdaad” als een apart misdrijf en als een verzwarende omstandigheid in het strafwetboek op te nemen. Zo zou het mogelijk worden om een aantal misdrijven, die er nu onder meer ter assimilatie worden bijgehaald, en andere inbreuken zoals die op de hormonenwet bijvoorbeeld, strenger te bestraffen zodra ze met de georganiseerde misdaadactiviteiten vandoen hebben. Bij het vaststellen van deze verzwarende omstandigheid, zouden bovendien twee (wettelijk nog in te voeren maar in het regeerakkoord beloofde) rechtstechnieken ingeschakeld worden. Enerzijds is er de omkering van bewijslast en anderzijds de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van niet-fysieke rechtspersonen, zoals naamloze vennootschappen en andere.

Het is stilaan bekend dat de misdaadorganisaties hun handel, corruptie en witwas bedrijven achter de vaak ondoordringbare schermen van binnen- en buitenlandse firma’s. In België kunnen van oudsher echter uitsluitend fysieke personen vervolgd en gestraft worden ; morele zij het vaak immorele rechtspersonen kunnen strikt genomen niet aangepakt worden, al kan het gerecht geïncrimineerde vennootschappen wel administratief of via verbeurdverklaring sanctioneren.

Het tweede onderzoeksmechanisme dat volgens CDGEFID zou kunnen ingeschakeld worden als er sprake is van georganiseerde criminaliteit, betreft de omkering van bewijslast. Ook advocaat-generaal bij het Hof van Beroep in Gent Marc Timperman vraagt, als nationaal coördinator in de strijd tegen de hormonenmaffia, dat een verdachte verplicht zou worden te bewijzen dat zijn vermogen wel degelijk op geoorloofde wijze werd vergaard, als er vermoedens of aanwijzingen zijn dat hij of zij betrokken is bij georganiseerde criminaliteit.

Hoewel de omkering van bewijslast reeds door de fiscus wordt toegepast, blijft dit voor elk rechtgeaard democraat een politiemethode die slechts in uitzonderlijke omstandigheden mag aangewend worden. Het is nog altijd aan de openbare aanklager om iemands schuld te bewijzen : actori incumbit probatio. Precies daarom wil CDGEFID deze mechanismen slechts aanwenden als er echt sprake is van georganiseerde misdaad in de nog te omschrijven strafrechtelijke betekenis van het woord. Daarbij wordt dan vanzelfsprekend gedacht aan witwasoperaties maar ook aan de zware en/of georganiseerde fiscale fraude in België en aan de fraude ten nadele van de Europese Unie, respectievelijk goed voor 500 en 300 miljard frank per jaar. CDGEFID vraagt de regering en het parlement ook deze vormen van georganiseerde misdaad als afzonderlijke misdrijven in de strafwet op te nemen.

LACUNES.

Evenmin als de betrokkenheid bij georganiseerde misdaad nu een misdrijf op zich is, kan vandaag evenmin vervolging ingesteld worden voor het witwassen van geld, als er tenminste geen onderliggende inbreuk kan bewezen worden. De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI), waaraan de financiële instellingen alle verdachte transacties moeten melden vooraleer zij (onder andere) door de CDGEFID worden doorgelicht, stelt in haar jongste jaarverslag dat de hoven en rechtbanken wel voldoende realiteitszin opbrengen om witwasactiviteiten te bestraffen, zonder dat dit een strafrechtelijk aparte inbreuk is. De CDGEFID daarentegen wil het witwassen wél als een zelfstandig misdrijf omschreven zien en de meldingsplicht dienaangaande van de financiële instellingen uitbreiden tot andere beroepsgroepen zoals advocaten, notarissen, gerechtsdeurwaarders, accountants en casino-uitbaters.

Om verder de opsporingsmethodes en de internationale samenwerking te verbeteren, vooral met Zwitserland en Luxemburg, vraagt CDGEFID ook de ?fiscale oplichting” als een afzonderlijk misdrijf te omschrijven en te bestraffen. Zwitserland en Luxemburg, die maar al te veel Belgische rogatoire opdrachten (in obussen-, helikopter- en andere affaires) afwijzen omwille van het mogelijk fiscaal karakter ervan, kunnen dat niet wanneer er ook ?fiscale oplichting” mee gemoeid is. Voor dit misdrijf wordt in beide landen immers internationale wederzijdse rechtshulp in strafzaken toegestaan.

De CDGEFID heeft tijdens zijn eerste boekjaar moeten vaststellen dat de Belgische wetgever in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit geen werk wil maken van de internationale samenwerking in strafzaken, waarvan de lacunes vorig jaar nochtans geïnventariseerd werden door de onderzoeksgroep ?Drugsbeleid, Strafbeleid en Internationale Criminaliteit” onder leiding van professor Brice De Ruyver (Universiteit Gent). Het labyrint waarin magistraten en speurders werken, is zo verraderlijk dat die onderzoeksgroep nu een gedetailleerde handleiding klaar heeft. Ariadne en Europa ten spijt.

Frank De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content