Wie beslist over wat goed is voor DE TOEKOMST VAN DE MENSHEID? Het parlement? De Verenigde Naties? Of gaan we voor het antwoord, zo vraagt Mark Eyskens zich af, het best te rade bij Immanuel Kant?

Nooit gingen de veranderingen zo diepgaand en zo snel als vandaag. De vraag is hoe wij, liefst op een democratische wijze, al die veranderingen kunnen omzetten in echte menselijke vooruitgang. De grootste uitdaging voor morgen is van morele aard: bepalen wat goed en wat slecht is voor de toekomst van de mensheid. De vraag stellen naar wat goed is voor ons mens-zijn leidt op zijn beurt naar andere levensbelangrijke vragen. Wie beslist over wat goed en minder goed is? De democratische consensus? Het parlement? Federale of regionale beleidsniveaus? En wat als men op beide niveaus tot verschillende ethische stellingnamen komt?

Of moeten we over de existentiële ethische kwesties laten beslissen door zoiets als de Verenigde Naties? En hoe moeten die dan daarover beslissen? De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, door de algemene vergadering van de VN goedgekeurd kort na de Tweede Wereldoorlog, is een monument van beschaving, humane en humanistische ethiek, vol beginselen en regels die het vreedzaam samenleven van mensen en volkeren mogelijk moeten maken. Vaak heb ik in verafgelegen landen, waar ook weleens de mensenrechten werden geschonden, bij collega’s die mij ontvingen naar de Universele Verklaring verwezen. Dat gaf aanleiding tot drie soorten reacties.

De eerste was er een van bescheidenheid vanwege een collega-minister of eerste minister, soms president, die mij zeiden dat in hun land rechten en vrijheden niet allemaal perfect werden geëerbiedigd maar dat hun land erg jong was en werd geteisterd door etnische conflicten; dat we hen moesten blijven helpen en dat ik bij een volgend bezoek over vijf jaar wel zou constateren welke enorme vooruitgang was geboekt.

Het tweede type van reactie, waar ik vaak mee werd geconfronteerd, was helemaal tegengesteld. Mijn gesprekspartner werd zeer verbolgen en verkondigde heftig dat in zijn land alle rechten en vrijheden werden gerespecteerd. Ik was het slachtoffer van kwaadsprekerij en propaganda, wellicht van Amerikaanse oorsprong. ‘Zou het kunnen dat ikzelf een agent was van de CIA?’, werd mij naar het hoofd geslingerd.

Een derde houding waar ik mee te maken kreeg, was subtieler. Het ging dan om een collega die mij kortaf zei dat de Universele Verklaring een ‘white paper’ was, doordrongen van de moraliteit van de blanke westerling. Mijn collega had blijkbaar nagetrokken hoe de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens tot stand was gekomen. Hij wist dat een eerste versie was opgesteld in het salon van een luxueuze villa in de buurt van Washington, Dumbarton Oaks, die vandaag omgebouwd is tot een prachtig museum. Daar kwamen in 1945, onder voorzitterschap van Eleanor Roosevelt, de weduwe van de net overleden president, een aantal mensen bijeen om een eerste versie van de universele verklaring van de mensenrechten te bespreken en goed te keuren. De aanwezigen op die essentiële bijeenkomst waren op een Chinees na allemaal blanken.

Het verwonderde mij dus niet dat mijn collega sprak van een document door blanken opgesteld, die zich te buiten gingen aan ‘ethisch imperialisme’. De latere geschiedenis heeft duidelijk gemaakt dat met name een aantal moslimlanden struikelden over de rechten van de vrouw en een eigen amendering van de Universele Verklaring hebben opgesteld in Caïro in 1990, die door 45 landen werd goedgekeurd.

Het is voorwaar niet een ‘clash of civilisations’, vooral tussen de moslimwereld en het Westen, die de toestand wereldwijd zal verbeteren. Integendeel. De dialoog blijft meer dan ooit noodzakelijk. Maar ons werelddorp heeft wel degelijk behoefte aan een universele moraliteit, die moet leiden tot de meer menswording van de mens. De hamvraag door wie en hoe die universele principes moeten worden bepaald en afgekondigd, heeft de grootste denkers van de mensheid beziggehouden. Inclusief stichters van grote godsdiensten, die vaak concludeerden: ‘Doe niet aan je naaste wat je zelf niet aangedaan wilt worden.’ Immanuel Kant met zijn categorische imperatief was wellicht niet ver van de kern van de oplossing, toen hij stelde: ‘Handel alleen volgens regels waarvan je tegelijkertijd zou willen dat ze een algemene wet zouden worden.’

Ons werelddorp heeft wel degelijk behoefte aan een universele moraliteit.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content