In het noorden van Argentinië wordt alles opgeofferd aan een monocultuur van genetisch gemanipuleerde soja voor de export naar Europa. Maar de regio komt in opstand. Een bericht uit Salta.

Casimira Gomes heeft met haar familie altijd in enkele huisjes in de bossen gewoond. Ze is nu 73, en ze leeft van wat haar geiten en schapen opbrengen. Grond heeft ze niet, en wil ze ook niet: haar dieren struinen rond op publiek land, zoals ze altijd hebben gedaan.

In 1905 kocht de provincie Salta 32.000 hectare van het lage woud in de regio om het te beschermen als natuurgebied. Casimira’s dieren mochten in het reservaat rondlopen, net als de magere koeien van haar buurvrouw, die zoveel melk van de dieren aftapt dat de kalfjes niet genoeg hebben om te groeien, of de paarden van nog een verre buur. Ze mochten hout uit het woud halen voor hun vuurtjes, en vruchten en honing. Casimira kent geen ander leven dan dat in het woud, en ze wil ook geen ander leven. Ze voelt zich goed met wat ze heeft.

Maar Casimira’s levensstijl, met zijn absolute kleinschaligheid, zijn zelfbedruipende karakter, komt in gevaar. Als de helikopter opstijgt van het schrale voetbalveld van het in de buurt gelegen dorpje Pizarro, in het hart van het reservaat, lijkt het aanvankelijk alsof het dorp effectief ingebed ligt in de Gran Chaco: het droge, versnipperde laaglandwoud met zijn kleurrijke vogels en zijn voor een Europeaan vreemde zoogdieren, dat zich uitstrekt tot over de grens met Bolivië en Paraguay.

Het tuig is niet eens zo hoog als in de verte het probleem zich aandient. Op minder dan vijf kilometer in vogelvlucht van Pizarro lijkt het land ineens leeg. Alle woud is er met bulldozers omgegooid. Het hout is bijeen geduwd op lange stapels die in brand zullen worden gestoken.

De bomen en struiken van de Gran Chaco blijken in de weg te staan van de vooruitgang. De vrijgekomen ruimte wordt ingepalmd door de absolute grootschaligheid: duizenden hectaren grote monoculturen van genetisch gemanipuleerde soja die bestemd is voor de export, voor de veevoederindustrie in Europa en China. Tussen Pizarro, een dorpje vol honden, varkens en kippen, en het vijftig kilometer naar het zuiden gelegen stadje Las Lajitas met zijn blinkend nieuwe silo’s is het landschap eentonig geworden: soja zover het oog reikt. De verkeersborden die waarschuwen voor overstekende koeien, worden vervangen door driehoeken met tractoren.

‘Wij dachten dat we hier veilig zaten voor de sojaboeren’, vertelt winkelier Carlos Ordoñez in Pizarro, die de acties van de dorpelingen tegen de aanslag op hun leefmilieu – op hun leven – coordineert. ‘Wij dachten dat we niets te vrezen hadden, omdat we in een reservaat van de provincie woonden. Tot we toevallig te horen kregen dat het reservaat te koop werd aangeboden. We geloofden onze oren niet.’

Carlos informeerde naar de verkoop en kreeg te horen dat de grond openbaar zou worden verkocht voor minimaal 1500 peso’s (ongeveer 50 dollar) per hectare. Dat was veel te veel voor de dorpelingen. Uiteindelijk werd het reservaat op 23 juni voor veel minder van de hand gedaan, aan drie grote sojabedrijven, voor amper 500 peso’s per hectare. Nog geen week later doken de eerste bulldozers in het landschap op.

‘Ik begrijp het niet goed’, zucht Carlos. ‘Vorig jaar informeerde ik nog of ik geen halve hectare woud mocht kappen om wat koeien in een omheining te kunnen houden. Dat kon niet, want het woud was beschermd, wegens waardevol. Maar minder dan een jaar later willen ze de boel ineens helemaal platgooien. Zelfs onze watervoorziening komt in het gedrang, want ons water komt uit het woud.’

Naar hartenlust spuiten

Carlos besloot namens de dorpelingen op te treden, maar wist aanvankelijk niet goed hoe. Hij heeft geen computer en hij was bang dat de bevoegde instanties handgeschreven brieven niet ernstig zouden nemen. Tot zijn vrouw op de televisie een reportage van de milieuorganisatie Greenpeace zag, over de strijd tegen het doodknuppelen van zeehondjes in Oost-Canada. Carlos contacteerde Greenpeace en binnen de kortste keren zat het spel ook in Noord-Argentinië op de wagen.

Alles begon in 1997, toen de Argentijnse regering zonder discussie het licht op groen zette voor grootschalig gebruik van genetisch gemanipuleerde gewassen, en vooral van de soja van biotechreus Monsanto, die door een genetische ingreep resistent was gemaakt tegen de onkruidverdelger Roundup Ready, ook al van Monsanto. Er kan dus naar hartenlust gespoten worden zonder het geplante gewas te beïnvloeden.

Argentiniës landbouw naderde in die tijd de crisisfase, omdat ondoordachte praktijken in zijn vruchtbaarste regio (de pampa) ongebreidelde erosie in de hand hadden gewerkt, zodat de graanproductie met een derde was afgenomen. Om de erosie tegen te gaan, mocht er niet meer geploegd worden, wat de opmars van allerlei onkruid stimuleerde. In die context leek de resistente soja een geschenk uit de hemel.

Daarenboven groeide de wereldmarkt voor soja, vooral voor het gebruik als veevoeder, hoewel de prijzen na verloop van tijd begonnen te dalen als gevolg van overaanbod. Het is meer dan ironisch dat een land dat bekendstaat om zijn onevenaarbare biefstukken, afkomstig van koeien die nooit kunstmatig voedsel te verwerken kregen, de voornaamste promotor werd van het summum van technologisch geconcipieerd veevoeder. Soja werd Argentiniës belangrijkste exportproduct, in de plaats van tarwe en vlees, zoals vroeger. En bijna al die soja is genetisch gemanipuleerd. Samen met de Verenigde Staten produceert Argentinië momenteel 84 procent van alle genetisch gemanipuleerde gewassen ter wereld.

Toen het land in 2001 in een zware economische crisis verzeilde omdat zijn munt (de peso) ineens een groot deel van zijn waarde verloor, kreeg soja als exportproduct nóg meer waarde. Tussen 1997 en 2002 nam de productie van soja met 75 procent toe – meer dan de helft van de Argentijnse landbouwgewassen is nu genetisch gemanipuleerde soja. Meer dan 150.000 kleine boeren werden van hun land verdreven. De productie van melk en gewassen voor lokale consumptie zoals rijst, maïs en aardappelen, zakte ineen.

De soja breidde zich uit naar andere dan de klassieke landbouwzones. In het noorden, waar vrij weinig velden waren, moeten de wouden voor sojamonocultuur wijken. ‘Argentinië is al 70 procent van zijn woud verloren, en de laatste 30 procent dreigt nu aan soja te worden opgeofferd’, stelt Emiliano Ezcurra van Greenpeace. ‘Per uur verdwijnt in Salta een oppervlakte van twintig voetbalvelden woud om plaats te maken voor soja. Het is tekenend dat daaraan, zonder enige vorm van debat, zelfs een natuurreservaat, hoe klein en onaantrekkelijk voor toeristen het ook moge zijn, wordt opgeofferd. Iedereen is hier voor een voldongen feit gesteld.’

Greenpeace bracht een klassieke campagne op gang. Er kwam een schitterend pamflet gefocust op ‘immobiliënhandelaar’ Juan-Carlos Romero, de gouverneur van Salta, die zijn natuurparken voor een habbekrats te grabbel gooide. Er kwamen enkele spectaculaire acties die beelden moesten opleveren, van jaguarbrigades – in jaguartenue gehulde activisten op in jaguarkleuren geschilderde motoren – die de bulldozers van de kaalkappers gingen hinderen, gekoppeld aan roerige betogingen met duizenden deelnemers – nog altijd niet evident in een land dat decennialang kreunde onder de terreur van een militaire dictatuur. En er kwam lobbywerk op alle niveaus, het internationale inbegrepen.

Een sojaboon als o

‘Wij vragen in feite niet veel’, zegt Ezcurra. ‘Wij vragen een beetje gezond verstand. We vragen dat de kaalslag onmiddellijk wordt stilgelegd en dat er gedurende twee jaar wordt nagedacht over een verstandige aanpak van de sojaproblematiek, met aandacht voor een goed beheer van het land. Want als over een paar jaar de prijs van soja op de internationale markt inklapt, zijn we hier alles kwijt: het woud én een leefbare toekomst voor veel mensen.’

Mensen als Casimira Gomez zullen verplicht worden naar de steden te trekken als ze geen land meer hebben, waarop hun dieren kunnen rondlopen. In het centrum van de provinciehoofdstad Salta is het al duidelijk: bedelaars hebben een veel donkerder huidskleur dan gemiddeld – mensen met indiaans bloed dus. Maar aan de rand van Salta pronken de importeurs van grote landbouwmachines prominent langs de invalswegen.

‘Greenpeace remt de vooruitgang en wil de mensen arm houden’, verdedigt gouverneur Romero, de man die de natuur van zijn provincie aan de sojaboeren verpatste, zich tegen de aanvallen op zijn beleid. Het is overal in de wereld hetzelfde verhaal, of het nu goed gaat of slecht: alle bekritiseerbare beslissingen worden gekoppeld aan de heilige koe van de werkgelegenheid. Met jobs krijgt men alles verkocht.

De belangenvereniging van de sojaboeren, Prograna, met de o in de vorm van een sojaboon, sleepte Greenpeace voor de rechter omdat de organisatie werkzaamheden op privé-terrein hinderde. Ze kocht na de acties van de jaguars advertenties in de belangrijkste kranten om de lezers ‘objectieve informatie’ te verschaffen. Meer dan 20 procent van de regio is beschermd gebied, stelt Prograna, dat is twintig keer meer dan elders in het land. Maar er werd niet bij gezegd dat de reservaten en parken vooral onherbergzame gebieden betreffen: yungaswoud op bergflanken en hooggelegen vlakten waar vicuñas en condors heersen, en waar landbouw onmogelijk is. Ook Prograna schermde met de vele jobs die de sojacultuur zal creëren.

‘Onzin’, is de duidelijke reactie van socioloog Chris Van Dam, een Argentijn met Nederlandse roots, die verbonden is aan de universiteit van Salta en een studie maakte over de invloed van soja op het landgebruik. ‘De cultuur van soja wordt gekoppeld aan gebruik van dure technologie en grote machines, zodat ze alleen rendabel is op uitgestrekte velden. Dat sluit de lokale boeren meteen uit. Van de driehonderd sojaproducenten die er in 1990 in de regio waren, zijn er nog maar negentig over. De kleintjes worden uit de markt geconcurreerd.’

Daarenboven is er in een technologisch productiesysteem geen plaats voor landarbeiders. ‘We evolueren naar een landbouw zonder boeren’, zegt Van Dam, ‘wat erg is in een land met weinig sociale voorzieningen, want de boeren komen uiteindelijk allemaal in de slums rond de steden terecht. De mankracht nodig in de sojateelt, bedraagt nu nog maar een vijfde van in het begin van de jaren negentig. Voor duizend hectare genetisch gemanipuleerde soja zijn twee werkkrachten nodig, die meestal van elders worden aangevoerd omwille van de vereiste competenties.’

En om het nog erger te maken, is er geen verwerkingsindustrie in de regio: alles gebeurt elders. ‘De soja geeft niet de minste vorm van rijkdom, van toegevoegde waarde, aan de streek’, besluit Van Dam. ‘Salta moet alleen zijn grond ter beschikking stellen. En dat om vee elders in de wereld te voeden, terwijl Argentinië niet eens in staat is zijn eigen kinderen voldoende eten te geven. In de slums zijn er kinderen die twee keer per week te eten krijgen. Nergens ter wereld is de kloof tussen rijk en arm zo groot als in Argentinië. Dat is het gevolg van de globalisering en van een neoliberale politiek.’

Plaats voor tapirs

In dit soort discussies helpt het als er gefocust kan worden op een of andere verwaarloosde etnische groep. In het geval van de soja in Salta zijn dat de Wichi: vredevolle indianen die al in de regio leefden vóór de Spanjaarden er neerstreken, maar die er nooit in slaagden om rechten te verwerven op het land dat hen eeuwenlang in leven hield; die er altijd van uit zijn gegaan dat alles wel in orde zou komen, dat er rekening zou worden gehouden met hun aanwezigheid.

‘Wij kunnen hier niet weg, maar wij weten niet wat wij moeten doen als er alleen maar soja in de buurt groeit’, zegt Wichi-chef Donato Antolem in de buurt van Pizarro. De Wichi zijn jagers-verzamelaars, die elke dag het woud intrekken op zoek naar wat te eten. Een moeilijk bestaan, want de indianen zien er, net als hun honden en kippen, ziekelijk en slonzig uit en hun hutten tonen armoede. Het is moeilijk voor te stellen dat ze een nog slechter leven kunnen leiden dan dit.

Alle authentieke culturen zijn gedoemd om geassimileerd te worden door de ‘vooruitgang’. Op het traditionele offerfeest voor Moeder Aarde (Pachamama) op 1 augustus werden naast cocabladeren en andere kruiden ook geuten Coca-Cola en Sprite aan de goden geofferd. Je moet meegaan met je tijd. Van de Wichi en andere indianenstammen dreigen op termijn alleen wat traditionele gewoonten over te blijven, zoals het drinken met een rietje van mate (een soort kruidenthee).

De Wichi hebben geen salaris of andere vormen van inkomen. Ze hebben land nodig om te overleven, 2000 hectare voor een gemeenschap van een honderdtal mensen. Ook de spectaculairste dieren uit de regio, de jaguar en de tapir, hebben grote oppervlakken woud nodig. Natuurparken moeten de dieren bescherming bieden, zoals El Rey, 44.000 hectare prachtig bergwoud vol tapirs, in moeilijke omstandigheden beheerd door gedreven mensen als parkwachter Mariano Lasalic.

‘De ontbossingsgraad in Argentinië is zes keer hoger dan het wereldgemiddelde’, jammert Lasalic. ‘Door de opmars van soja laten boeren noodgedwongen steeds meer koeien op het grondgebied van de parken lopen, want ze kunnen nergens anders naar toe. Die eten vooral de jonge bomen op, zodat de regeneratie van het woud gehinderd wordt. We houden ons hart vast voor de toekomst.’

Toerisme is geen optie om de economische rendabiliteit van de parken te verdedigen. Daarvoor zijn er te weinig dieren te zien, en te veel ongemakken van teken en ander ongedierte te verduren. De parken moeten voor de dieren beschermd worden. Maar de druk neemt zichtbaar toe. De kaalslag rukt op naar de parkgrenzen. Langs de weg naar de ingang van El Rey zijn honderden hectaren bomen tegen de grond gewalst. Bendes blauwgroene papegaaien vliegen doelloos en gedesoriënteerd rond over wat tot voor enkele weken hun leefgebied was. ‘Een bomenkerkhof’, zegt Lasalic.

Dode vegetatie

De problematiek is ondertussen doorgedrongen tot in de Argentijnse hoofdstad Buenos Aires. Volksvertegenwoordiger Miguel Bonasso, voorzitter van de parlementaire commissie voor natuurlijke rijkdommen, zakte naar Salta en omgeving af om de situatie te velde te bestuderen. Hij is goed bevriend met de huidige president, en bijgevolg een rechtstreekse politieke tegenstander van provinciegouverneur Romero, die hij vroeger nog van maffiapraktijken beschuldigde.

Hij maakt zich sterk dat hij de kaalslag op zijn minst tijdelijk zal stoppen: ‘De uiteindelijke verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de nationale regering – dat geven zelfs de vertegenwoordigers van de conservatieve landeigenaars in het parlement toe. De provincie Salta bracht een debat op gang om onze procedure te vertragen en te bekomen dat de verantwoordelijkheid ervoor naar de provincies wordt doorgeschoven. Maar dan kunnen we het parlement evengoed meteen afschaffen. Romero probeert er een machtsstrijd van te maken, hoewel het in feite om een puur zakelijke kwestie gaat.’

Daarenboven maakt ook Bonasso zich zorgen om de toekomst: ‘Die sojakoorts is niet gezond voor het land. Er werden al kleine boeren gewapenderhand van hun grond gejaagd om er genetisch gemanipuleerde soja op te kunnen zetten. Onze mensen lijden honger, omdat hun land soja kweekt voor kippen, varkens en koeien in Europa. We moeten diversifiëren, we moeten naar een duurzaam landgebruik, zodat we binnenkort niet nog eens met een economische catastrofe te kampen zullen krijgen. De sojaprijs wordt niet in Argentinië bepaald, maar op de wereldmarkt.’

Dat het met de genetisch gemanipuleerde soja in Argentinië de verkeerde richting uit gaat, wordt stilaan duidelijk. Wetenschappers wijzen erop dat boeren nu al méér onkruidverdelgers moeten sproeien dan vroeger, omdat het onkruid weerstand kweekt tegen Roundup. Er is sprake van gezondheidsproblemen voor mensen die leven in de buurt van grote velden, waar bananen en andere vruchtenbomen afsterven als gevolg van de intense sproeiactiviteiten. De bodem van de velden wordt inert, zodat er geen natuurlijke afbraak meer is van wat er na het oogsten achterblijft. Op sommige plaatsen moet de dode vegetatie al van de velden geblazen worden – wat dan eindelijk wat lokale werkgelegenheid creëert. Vreemde schimmels en slakken nestelen zich graag op de van onkruidverdelger doordrenkte grond.

De Argentijnse situatie bevestigt wat ecologen al zo dikwijls hebben vastgesteld: de focus op één strategie om onkruid of ongedierte te verdelgen, is gedoemd te mislukken. Ook het promoten van monoculturen leidt bijna per definitie tot problemen. ‘Argentinië is het enige land ter wereld, waarin de overheid op geen enkele manier tussenbeide komt in het landbouwbeleid’, schampert socioloog Van Dam. ‘Boeren worden niet begeleid, er zijn geen minimumprijzen, geen subsidies. Alles wordt aan de markt overgelaten. Dat is vragen om moeilijkheden.’

‘Zelfs de officiële landbouwinstanties beginnen te waarschuwen voor wat er komen gaat’, zegt Greenpeace-activist Ezcurra. ‘De ongebreidelde toename van genetisch gemanipuleerde soja, gekoppeld aan een bloeiende en oncontroleerbare zwarte markt, impliceert dat het moeilijk zal worden om de uitputting van de bodem en de opkomst van onkruid dat resistent is tegen verdelgers, tegen te gaan. Binnen enkele jaren zal de landbouw in Argentinië niet meer duurzaam zijn, waarna de catastrofe niet te overzien zal zijn. Dat komt ervan als de productie van één enkel product voor de wereldmarkt voorrang krijgt op klassieke voedselvoorziening.’

Door Dirk Draulans

‘Als de prijs van soja op de wereldmarkt inklapt, zijn we hier alles kwijt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content