Marleen Finoulst
Marleen Finoulst Arts en journalist

In China en Japan lopen mannen 90 maal minder risico van prostaatkanker dan bij ons. Kennis over dit verschil kan helpen bij de zoektocht naar geschikte preventie.

Kan kanker wel voorkomen worden? Professor De Sy (uroloog): ‘Tweederde van alle kankers ontstaat door de inwerking van externe factoren: invloeden uit het leefmilieu (pollutie, pesticiden…) en leefgewoonten (roken, alcohol, voedingsfactoren). Eens je die factoren kent, kun je ze vermijden en het risico van kanker beperken. In de meeste gevallen speelt ook genetische of familiale aanleg mee, die de ene al wat gevoeliger maakt voor kanker dan de andere. Maar dat is geen reden om fatalistisch te zijn.’

Omgevingsinvloeden en leefgewoonten wegen doorgaans zwaarder door op het risico van kanker te ontwikkelen, dan het genetische patrimonium. En precies omdat prostaatkanker zo traag evolueert, leent de ziekte zich als geen andere voor preventieve ingrepen.

Tergend traag

Prostaatkanker is uiterst zeldzaam bij mannen jonger dan 50 jaar. Mannen zijn gemiddeld 72 tot 74 jaar op het ogenblik van de diagnose. Op de gezegende leeftijd van 85 jaar heeft 20 procent met prostaatkanker te maken. Als men autopsiestudies bekijkt, blijkt het aantal echter veel hoger te liggen. Dan vindt men bij 30 procent van de mannen tussen 30 en 40, bij de helft van de mannen tussen 50 en 60 en bij maar liefst driekwart van de 85-plussers prostaatkankercellen. Vanwaar die grote verschillen?

Professor De Sy: ‘Je moet een onderscheid maken tussen een echte prostaatkanker en de sluimerende prostaatkankerhaardjes die op zich geen last berokkenen. Het mag dan wel om verschillende stadia van eenzelfde ziekte gaan, voor prostaatkanker is dit onderscheid heel belangrijk. De haardjes kan je beschouwen als het voorstadium van prostaatkanker, maar een echte kanker is dan meestal nog veraf. Een prostaatkanker groeit meestal zo traag dat de meeste mannen niet lang genoeg leven om het eindstadium ervan mee te maken: de tijdspanne tussen voorstadium en eindstadium bestrijkt makkelijk 20 tot 30 jaar. En dan nog. Zelfs wanneer een echte prostaatkanker aanwezig is, kan het jaren duren voordat de ziekte uitzaait en levensbedreigend wordt.’

De oosterse keuken

Voorstadia van prostaatkanker komen in het Oosten even vaak voor als in het Westen. Bij westerse mannen evolueert dit voorstadium veel vaker naar een echte kanker. Het grote verschil laat zich echter niet genetisch verklaren, want zodra bijvoorbeeld Chinezen in het Westen wonen, neemt hun risico van prostaatkanker snel toe. Vanaf de tweede generatie is hun risico zelfs identiek aan dat van westerlingen. Professor De Sy is gefascineerd door dit fenomeen: ‘Wij beschikken vandaag over voldoende wetenschappelijke bewijzen waaruit blijkt dat dit verschil in frequentie in hoofdzaak samenhangt met verschillende voedingsgewoonten. Net als borstkanker, een andere hormoongevoelige kanker, komt prostaatkanker minder voor in China en Japan. Oosterlingen eten veel meer fruit, groenten, sojabonen en vezels en veel minder verzadigde vetten.’

Sojabonen bevatten isoflavonen, stoffen die op de prostaat inwerken en de degeneratie van prostaatcellen afremmen. Recent nog ontdekten Amerikaanse vorsers dat equol, een kleine molecule die vrijkomt in de dunne darm bij de vertering van sojabonen, de werking van dihydrotestosteron (DHT) blokkeert en tegelijkertijd de werking van oestrogeen verandert. Equol bindt DHT, zodat dit hormoon de androgeenreceptoren in de prostaat niet kan bezetten. Gevolg is dat de groei van de prostaat wordt afgeremd en het risico van prostaatkanker vermindert. Vrij testosteron wordt daarentegen ongemoeid gelaten. Experimenten waarbij equol werd ingespoten bij ratten, toonden een reductie van het prostaatvolume, zonder dat de concentratie van vrij testosteron veranderde.

Het sojaverhaal biedt een mogelijke verklaring voor de lage frequentie van prostaatkanker in het Oosten, waar nog steeds een hoge sojaconsumptie bestaat. De introductie van sojabonen in de westerse keuken lijkt dan een aanlokkelijke oplossing om het prostaatkankerprobleem in onze contreien in te dijken. Volgens professor De Sy is het echter niet zo simpel: ‘Om de voor de prostaat noodzakelijke hoeveelheid isoflavonen te bereiken, zouden we dagelijks 1,5 liter sojamelk moeten drinken of 250 gram sojaburger eten. Dit houdt geen mens vol! Onze darmflora verschilt bovendien van die van oosterlingen, zo zijn er bepaalde bacillen nodig die soja omzetten in werkzame stoffen die de prostaat gunstig beïnvloeden. Die bacillen ontbreken grotendeels in onze darmflora.’

Volgens Walter De Sy is het dan ook beter isoflavonen in te nemen in de vorm van tabletten die de actieve substanties bevatten, samen met twee andere stoffen, vitamine E en selenium, waarvan het beschermende effect voldoende is aangetoond. ‘Ik ben ervan overtuigd dat wanneer mannen vanaf hun veertigste, vijftigste levensjaar dagelijks dergelijke supplementen innemen, zich veel minder gevallen van prostaatkanker zouden voordoen.’

Marleen Finoulst

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content