Marnix Verplancke

Het samenleven van mensen blijkt onderhevig aan symbolische mechanismen. Socioloog Johan Goudsblom over sociale regimes : ?De maximale vrijheid is voor de mens beslist geen goed ideaal.?

Op het eerste gezicht lijkt schaamte iets dat we liever kwijt dan rijk zijn. Een aangenaam gevoel kan het niet genoemd worden, en erg functioneel lijkt het ook al niet. Maar schijn bedriegt. Sociologen vinden schaamte een uiterst betekenisvol gegeven. Zo ook de Amsterdamse hoogleraar Johan Goudsblom : ?Schaamte is sociale pijn. Het heeft een signaalfunctie. In de eerste plaats zendt schaamte een signaal naar de persoon die het voelt zelf. Het wordt hem duidelijk dat hij iets gedaan heeft waardoor hij in moeilijkheden kan geraken. Dat is het naar binnen slaan van de schaamte. De persoon in kwestie zou onopgemerkt willen blijven, maar tegenstrijdig genoeg reageert hij precies tegenovergesteld : hij wordt rood, slaat de handen voor het gezicht of buigt zich naar de grond. Daarmee vestigt hij net de aandacht op zichzelf. En daar blijkt dat de signaalfunctie van schaamte aan twee kanten werkt. Het is ook een teken naar buiten toe. De omstanders zien dat iemand zich bewust is van zijn fout en zich daarvoor schuldig voelt. Schaamte dient dus ook als een verdediging tegen de buitenwereld, een soort excuus.?

Het samenleven van mensen gaat gepaard met dit soort symbolische mechanismen, oftewel sociale regimes : vormen van dwang die mensen aan elkaar en aan zichzelf opleggen en die de olie van de maatschappelijke machine vormen. Dat we deze sociale regimes als natuurlijk ervaren, bewijst dat mensen sociale wezens zijn. Ook als ze met elkaar overhoop liggen, zijn ze nog sociaal bezig. We onderwerpen ons aan deze regimes en worden erdoor bestraft als we een misstap begaan.

Over deze sociale regimes en over hun betekenis in de sociologie schreef Goudsblom het boek ?Het regime van de tijd.? De auteur gelooft dat ook de tijd een uit de mens afkomstig sociaal regime is en dus niet, zoals velen denken, als een natuurlijk gegeven samen met het heelal ontstond. ?Onlangs nog kreeg ik een telefoontje van een kennis, een best intelligent iemand overigens, die opwierp dat mijn ideeën over de tijd helemaal niet kloppen. ?Mijn kat heeft ook tijdsbesef,? zo stelde hij. Waarop ik antwoordde dat ze het van hem geleerd had. ?O nee,? bracht hij daar tegen in, ?ze weet perfect wanneer ze moet gaan slapen of wanneer het etenstijd is.? En dan heb ik hem aan zijn verstand proberen te brengen dat dat geen tijdsbesef is. De biologische klok is één van de vele ritmes die zich in de wereld afspelen. De maan draait om de aarde en de aarde om haar eigen as. Je hebt eb en vloed en dag en nacht die elkaar afwisselen, seizoenen en allerlei andere ritmes die in de natuur aanwezig zijn. Pas wanneer mensen proberen uit al deze ritmes een soort gemeenschappelijke noemer te halen en die in een coördinatenstelsel vatten waarmee vervolgens de natuurlijke bewegingen weer gemeten worden, pas dan kan men spreken van tijd.?

KHOMEINI HAD GELIJK EN ONGELIJK

Er wordt wel eens beweerd dat de tijd een Europese uitvinding is en dat de wereld door deze Europese tijd gedomineerd wordt. Goudsblom noemt deze kritiek onterecht. ?De belangrijkste centra van de tijd liggen inderdaad in Europa : Londen met zijn Greenwich Mean Time en Parijs dat de absolute tijd bewaakt in het Bureau International de l’Heure. Maar de Europese cultuur is natuurlijk ook niet uit het niets ontstaan. Het hele tijdsstelsel waarmee wij werken een dag van 24 uren en een uur van zestig minuten komt uit het Midden-Oosten. De oudste getuigenissen van het twaalfurig stelsel werden in Mesopotamië gevonden, in wat tegenwoordig Irak is. Dat ayatollah Khomeiny het in 1979 een nachtmerrie noemde om zich te onderwerpen aan de Europese klokkentijd, wordt in dit kader wel heel grappig. Kennelijk wist hij niet dat de tijd in zijn buurt voor het eerst in 24 uren was verdeeld.?

Dit neemt natuurlijk niet weg dat Khomeiny ergens wel gelijk had. De tijd legt een enorme druk op de mens. Iedereen haast zich dag in dag uit van de ene naar de andere afspraak, en aan stress gerelateerde doodsoorzaken kunnen stilaan niet meer genegeerd worden. Met de uitvinding van de tijd lijkt de mens zichzelf de duivel te hebben aangedaan. ?Denken dat we zonder tijd kunnen, is zuiver utopisch,? werpt Goudsblom op. ?Als mensen afspraken willen maken, moeten ze niet alleen regelen waar ze elkaar zullen ontmoeten, maar ook wanneer. Daar komt natuurlijk enige dwang bij, maar dwang hoeft helemaal niet negatief te zijn. Het volstrekte ontbreken van dwang, de maximale vrijheid, is helemaal niet zo’n nastrevenswaardig ideaal. Stel je voor dat er geen enkele dwang meer zou zijn, geen enkel gareel of geen enkel spoor dat je zou moeten volgen. Er zouden dan alleen maar grillen overblijven. En die geven slechts een schijnvrijheid. Grillen zijn enorm dwangmatig ; ze beantwoorden aan impulsen die van binnenuit komen en niet van buitenaf worden gestuurd. Ze leiden tot weinig positiefs. Het is onvoorstelbaar om een samenleving op grillen te bouwen. Een mens moet altijd met de anderen en met de regels rekening houden.?

DE VERVELING DOOR HET TEVEEL

Behalve over schaamte en tijd, heeft Goudsblom het in zijn boek ook een sociaal regime dat hij verteveling noemt : de verveling ontstaan door het teveel. ?Zelf voelde ik het als kind vlak na sinterklaas. Dat zijn de enige momenten uit mijn kindertijd die nu in mijn geest geassocieerd worden met verveling en dat kwam omdat ik toen te veel dingen had om te doen. Ik had te veel speelgoed en te veel boeken gekregen. Alles leek aantrekkelijk en ik wist niet waar eerst aan te beginnen. Daardoor verzonk ik in passiviteit. Pas veel later zag ik in dat hetzelfde gevoel van verteveling overal terug te vinden valt. Het heeft zich over onze hele maatschappij verspreid. Het grootste deel van de mensen is zich daar momenteel echter nog niet van bewust. De verleiding is natuurlijk ook groot. We worden voortdurend bestookt met reclame. Je doet jezelf tekort als je geen reis boekt naar de Andes. Maar je doet jezelf ook tekort als je niet naar de Himalaya gaat. En daardoor ontstaat er een aangepraat tekort. We krijgen een opgejaagd gevoel doordat we altijd maar bezig zijn met geld verdienen en carrière maken, want als we dat niet doen, missen we al die prachtige gelegenheden waarvan ons voorgehouden wordt dat ze het mooiste zijn wat er in het leven te halen is. Als je niet meedoet aan de jacht op het teveel, tel je eigenlijk niet mee, dat is de onderliggende boodschap. Want wat ben je nou als je nooit naar de Himalaya bent geweest ??

De reclame, en met haar de verteveling, speelt in op een van de basisbehoeften van de mens : die naar sociale status. Goudsblom : ?Dit betekent niet alleen zich verheffen boven de anderen, maar ook voor vol aangezien worden, gelijkwaardig zijn met de anderen. Mensen willen zich dus niet anders gedragen dan de anderen. Integendeel, ze willen net zo handelen als de rest, wat men in het Amerikaans ?to keep up with the Jones’? heet. We behoren liefst bij een groep, en bij voorkeur bij de heersende. Maar dit mag ook weer niet overdreven worden. Mensen hebben altijd een soort realisme. ?Als je voor een dubbeltje geboren bent, deug je nooit voor een kwartje,? zegt een Nederlandse spreekwoord. Misschien streef je dan wel naar vijftien cent, maar je weet intuïtief dat de positie van de gulden je niet gegeven is. We hebben dus een gevoel van beperking. Als mensen te veel stijgen op de sociale ladder, voelen ze zich daar vaak heel onbehaaglijk door. In hun vroegere milieu worden ze dan niet meer gewaardeerd en het nieuwe aanziet hen niet voor vol. En dat weten ze ook. Mensen kunnen de navelstreng met het milieu, waaruit ze afkomstig zijn, nooit volledig doorknippen.?

DE STATUS VAN DE VOLWASSENHEID

Goudsblom wil status niet eenzijdig negatief belichten. ?Zoals met dwang is status op zichzelf niet iets verwerpelijks. Natuurlijk zijn de machtsverschillen in een samenleving soms veel te groot. Daarom alle status proberen af te schaffen, heeft echter geen zin. Dat mensen een status bezitten en nastreven, is inherent aan het leven. Ook in de dierenwereld vind je dat. En het vergemakkelijkt het bestaan vaak. De aanwezigheid van een hiërarchie maakt het eenvoudiger om te weten waar je aan toe bent. Je weet, bijvoorbeeld, tot wie je je kan wenden als je iets gedaan wilt krijgen.?

Volgens Goudsblom, en hiermee volgt hij zijn leermeester Norbert Elias, kan inzicht in het belang van status voor de mens, veel leren over de redenen van het menselijke handelen. Neem nu zoiets als roken. ?Al decennia worden we erop gewezen hoe slecht roken voor de gezondheid is. Het medisch regime van de goede raad speelt hier dus al lang, maar echt werken doet het niet. Steeds weer beginnen mensen met roken, ook al weten ze dat het hun dood kan betekenen. Waarom beginnen ze ? Omwille van de status van de volwassenheid. Zo ben ik zelf ook begonnen. Ik wou me niet alleen onderscheiden van degenen die jonger waren dan mij. Ik wou ook bij de ouderen horen. En daarom probeerde ik bruine vingers te krijgen. Want dat hadden de echte rokers. Maar ook stoppen met roken, wordt door dit principe gestuurd. In de Verenigde Staten is dat momenteel zeker zo en in West-Europa begint het te komen. Binnenkort moet ik naar een conferentie in Parijs, en ik weet nu al dat de zaal daar blauw zal staan. In zuidelijk Europa wordt roken namelijk nog altijd sociaal aanvaard. Op wetenschappelijke conferenties bij ons daarentegen rookt er nog slechts een enkeling. Bij onze intellectuele elite heeft de sigaret duidelijk afgedaan. En bij degenen die de status van deze elite ambiëren, daardoor ook.?

RIJKE MENSEN ZIJN GRAAG MAGER

Ook voor de milieuzorg dacht Goudsblom een door statusverschillen in gang gezette mentaliteitswijziging te kunnen waarnemen. Na statistisch onderzoek bleek die vlieger evenwel niet op te gaan. ?Op twee gebieden is er gedurende de voorbije eeuwen een opvallende vrijwillige matiging te zien. Vanouds waren een meer dan gemiddeld lichaamsvolume en een grote kroost tekenen van welstand. Zonder dat er enige wet of richtlijn uitgevaardigd werd, is dat totaal verdwenen. Mensen van begoede stand zijn nu over het algemeen slank en hebben geen groot gezin. Op dat vlak heeft er dus een matiging plaats gevonden. Vooral bij het eten is dat toch een duidelijk aan zichzelf opgelegd regime, want lekker eten vindt iedereen prettig.

Ik meende iets dergelijks te kunnen waarnemen in onze attitude tegenover het milieu. Op de achterpagina van het NRC Handelsblad staan altijd columns van de culturele elite van Nederland. In die stukjes werd en wordt nog altijd herhaaldelijk schamperend geschreven over reizen. Vakantiereizen, dat doe je toch niet, was de teneur. Urenlang in de file of in die stinkende vliegtuigen dicht op elkaar gepakt zitten om uiteindelijk tussen het klootjesvolk aan het strand te gaan liggen. Het goede leven betekende in de zomer in je tuin zitten genieten. Hier werd dus geen beroep gedaan op bezorgdheid om het milieu, maar wel op het eigenbelang. Dit eigenbelang van een elite wordt daarna door anderen tot statussymbool verheven. Ik had dus verwacht dat de modale Nederlander net zoals die elite een afkeer van het reizen zou kweken, maar uit onderzoek bleek dit niet te kloppen. Dat soort mensen bestaat waarschijnlijk wel al, alleen nog te weinig. Bij een sociologisch onderzoek glippen ze door de mazen van het statistische net. Mijn hypothese klopt dus nog niet, maar ik wil het onderzoek over tien jaar wel eens herhalen.?

EEN EIGEN EVOLUTIONAIRE DYNAMIEK

De sociale realiteit lijkt zich dus maar moeilijk te laten leiden of manipuleren. De vermindering van het aantal kinderen per koppel, bijvoorbeeld, probeerde men in de loop van de twintigste eeuw tegen te gaan door propaganda te voeren. Er werden organisaties als de Bond voor Kroostrijke Gezinnen opgericht. Maar ook zij konden het tij niet keren.

?Sociale regimes hebben hun eigen evolutionaire dynamiek,? zegt Goudsblom. ?Toen de eerste mensen het vuur leerden beheersen, waren ze amper te onderscheiden van mensapen. Ze hadden nauwelijks werktuigen en waarschijnlijk ook geen echte taal. Hebben ze toen een plan gesmeed ? Hebben ze gedacht : we moeten vuur gaan beheersen want dat is de eerste stap in de ontwikkeling, die ons over 500.000 jaar naar de landbouw zal voeren. En als we die eenmaal bezitten, komt er schot in de zaak want 10.000 jaar later zullen we industrie hebben. Zo is het beslist niet gegaan. Maar dat betekent ook niet dat het volledig zonder plannen verlopen is. Er zijn aldoor plannetjes geweest. Anders hadden ze het vuur niet kunnen beheersen, waren ze nooit overgegaan tot landbouw en was er nooit industrie gekomen. Op korte termijn zijn er dus aldoor kleine veranderingen die een langetermijnproces teweegbrengen dat niemand heeft kunnen voorzien of plannen. En zo moet je, denk ik, naar de geschiedenis kijken : het is een ongeplande ontwikkeling die is voortgekomen uit oneindig veel plannetjes.?

Marnix Verplancke

J. Goudsblom, Het regime van de tijd, Meulenhoff, Amsterdam, 255 p., 798 frank

Tijd : een soort gemeenschappelijke noemer uit de ritmes van de natuur.

Mensen willen bij een groep horen, liefst bij de heersende.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content