Romantiek uit Roemenië in het Hessenhuis.

Volgens de organizatoren van de tentoonstelling Roemeense schilderkunst (1800 tot 1940) was er nooit eerder in het Westen zo’n uitgebreid overzicht te zien. Op de kaart van de kunstgeschiedenis is Roemenië een blinde vlek waarover niet eens een degelijk naslagwerk bestaat. Wie zich in het Antwerpse Hessenhuis laat charmeren door de honderdnegentig werken beseft dat daar dringend iets moest aan gedaan worden. Ook de samenstellers kenden hun onderwerp niet en maakten van de nood een deugd. Een delegatie bezocht Roemenië en selekteerde volgens eigen smaak in de zalen en reserves van de plaatselijke musea. De Roemenen zouden echter geen Roemenen zijn, indien de bureaukraten niet geprobeerd zouden hebben die selektie enigszins te korrigeren.

Zo hangt er uiteindelijk avantgarde die de samenstellers liever in Roemenië hadden gelaten. Het eindresultaat, zegt Paul Verbraeken, mag dus wel hybridisch heten. Het merkwaardige is dat zijn persoonlijke smaak in grote lijnen overeenstemt met de krachtlijnen die al eerder door de Roemeense kunstgeschiedenis zijn uitgetekend. Zo kan de selektie toch nog op enige objektiviteit aanspraak maken. Dat in de Roemeense schilderkunst nooit bekende namen opduiken, heeft met de Byzantijnse traditie te maken. Tot in de negentiende eeuw werd er vooral op muren geschilderd om de kerken wat op te fleuren en koncentreerden de kunstenaars zich op ikonen en achterglasschilderijen. Toen uiteindelijk het typische atelierschilderen werd geïntroduceerd, is dat dekoratieve, verhullende element blijven domineren.

De tentoonstelling is opgebouwd rond enkele grote namen. Een Nicolae Grigorescu, bijvoorbeeld, en een Theodor Aman. Doordat van ieder van hen een grote groep werken wordt getoond, is het mogelijk hun visie te nuanceren. Haast altijd is er dat beeld van rozegeur en maneschijn : een wereld die niet alleen verdwenen is, maar er wellicht nooit is geweest ; een visie die in plaats van religieuze idealen de politieke belangen moest steunen. De selektie laat vermoeden dat rond de eeuwwisseling toen de avantgarde opgang maakte en er in de kunst niet langer betoverd moest worden maar vooral gedacht de Roemenen de pedalen zijn kwijtgeraakt. De organizatoren konden de lijn doortrekken tot na de Tweede Wereldoorlog, met enerzijds de door vadertje Stalin gepropageerde staatskunst en anderzijds een avantgarde die zich daartegen verzette. Vreemd genoeg hebben ze die kans laten liggen. Daardoor krijgen we de indruk dat we naar de onderste helft van de boom staren, zonder dat we de kans krijgen om te zien wat de kruin heeft opgeleverd. Maar ondanks de beperkingen is dit een niet te missen evenement.

Max Borka

“Roemeense schilderkunst”, tot 17/9, Hessenhuis, Antwerpen, inl. 03/232.84.28.

I. Strâmbu (1871-1934), “Een zonnige namiddag”.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content