Regen, thee en ontslagnemende premiers

THERESA MAY EN DAVID CAMERON Aftreden is in het Verenigd Koninkrijk de regel sinds de Tweede Wereldoorlog. © GettyImages
Walter Pauli

Theresa May, sinds 13 juni de eerste vrouwelijke Britse premier na Margaret Thatcher, is gewaarschuwd: Britse politici die zonder verkiezingen de fakkel overnemen van een aftredend premier brengen het er meestal niet zo goed af.

Sinds 13 juli is Theresa May de nieuwe premier van het Verenigd Koninkrijk. David Cameron ruimt baan naar aanleiding van het verloren brexitreferendum. Niet dat de Britten verbaasd opkijken als er een premier voortijdig zijn ontslag aanbiedt: het is er zelfs de regel sinds de Tweede Wereldoorlog. Eerste ministers houden er meestal de eer aan zichzelf, liever dan zich in verkiezingen te laten aftroeven.

Het begon al bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Winston Churchill nam in mei 1940 de plaats in van zijn voorganger Neville Chamberlain, de man die akkoorden had proberen af te sluiten met Adolf Hitler. Op het einde van zijn tweede premierschap was de stokoude Churchill na een beroerte niet meer in staat om te regeren. Op zijn 81e gaf hij de fakkel door aan zijn rechterhand, Anthony Eden. Eden was een knappe politicus, maar een verbazend slechte premier. Na het debacle van de Suezcrisis (een militaire operatie van Britten, Fransen en Israëli’s tegen Egypte) moest hij al in 1957 opstappen. Zijn opvolger werd zijn eigen minister van Buitenlandse Zaken, Harold Macmillan. Macmillan was dé planner geweest van de Suezoperatie, maar hij was ook de eerste die zijn kar keerde. Hij mocht de man opvolgen die hij zelf ten val had gebracht. Macmillan hield het vol tot 1963, toen zijn positie onhoudbaar was geworden door een reeks seksschandalen zoals de Profumo-affaire (defensieminister John Profumo had een affaire met een vrouw die ook nog de lakens deelde met een Sovjetofficier).

Macmillan werd opgevolgd door Alec Douglas-Home, maar dat was al de derde opvolger op rij. Hij diende dus om amper één jaar lang de rit vol te maken tot de verkiezingen van oktober 1964. Toen nam Labour over, en werd Harold Wilson de nieuwe premier. Hij was twee keer eerste minister, van 1964 tot 1970 en van 1974 tot 1976, toen hij op zijn beurt onverwacht plaatsmaakte voor een opvolger: James Callaghan – Wilson wist dat hij ziek was, maar realiseerde zich nog niet dat hij én kanker én alzheimer had. Drie jaar later legde Callaghan de duimen voor Margaret Thatcher.

In 1990 was John Major de leider van de opstand tegen Margaret Thatcher: niet alleen het Verenigd Koninkrijk maar ook haar eigen partij was op haar uitgekeken. Major was een interim-paus die het aanvankelijk aardig deed, maar in 1997 helemaal de boot in ging tegen New Labour en Tony Blair. In die regering wist minister van Financiën Gordon Brown dat hij slimmer was dan de premier, en dacht het ook beter te kunnen. Na een jarenlange interne oorlog nam Brown het in 2007 over. Brown vergiste zich deerlijk in zijn eigen talent. Hij had weinig charisma en moest Downing Street 10 in 2010 alweer verlaten voor de even duffe David Cameron. Die ruimt dus op zijn beurt plaats voor een lerares aardrijkskunde, Theresa May. Afwachten of ook de nieuwe vrouwelijke eerste minister van ijzer is.

Walter Pauli

Theresa May wordt deel van een Britse traditie.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content