Bruto Nationaal Geluk? Het bestaat. De Britse econoom Richard Layard probeert in zijn boek ‘Happiness’ politieke lessen te trekken uit ‘de wetenschap van het geluk’. ‘We moeten meer aandacht besteden aan geestelijke gezondheid.’

Hij vergelijkt een roker met een werkloze. Dat wil zeggen: ze bevinden zich allebei in een situatie die verre van perfect en eigenlijk onwenselijk is. Alleen beseffen ze dat zelf niet goed. En dus kan – of moet – de overheid ervoor zorgen dat ze in omstandigheden terechtkomen waarbij ze zich beter zullen voelen. De werkloze moet er, desnoods tegen zijn zin, toe worden aangezet om een job te zoeken. De roker moet er, desnoods tegen zijn zin, toe worden aangezet om te kappen met zijn verslaving. Dus een roker die zich ergert aan het oprukkende rookverbod, maar net daarom – uit praktische overwegingen – stopt met roken, moet de overheid eigenlijk dankbaar zijn. Idem dito voor de werkloze die streng wordt gecontroleerd.

‘Dat argument gebruik ik al vijftien jaar om de Britse werkloosheidcijfers naar beneden te krijgen’, zegt de Londense hoogleraar economie Richard Layard, oud-topadviseur van de regering-Blair. ‘Uit onderzoek blijkt duidelijk dat werkloosheid een grote bron van ellende is – bijna elke job is beter dan geen job. Toch hebben heel wat werklozen het idee dat ze minder gelukkig zouden zijn als ze bijvoorbeeld verschillende baantjes zouden moeten combineren. Volgens mij vergissen ze zich, en hebben ze zich mentaal aangepast aan een situatie die niet in hun voordeel is. Die redenering kun je ook toepassen op roken, gokken en andere vormen van verslavend gedrag. Die moet de overheid zo onaantrekkelijk mogelijk maken.’

Zijn tegenstanders noemen hem ‘de gelukspolitie’, maar daar zit hij niet mee. ‘Ik word aangevallen door rechts, omdat ik zou beweren dat de overheid de mensen moet dwingen om gelukkig te zijn. Maar dat is absurd, zo mag je dat niet formuleren. Vrijheid is belangrijk, mensen houden er niet van als de overheid zich te veel bemoeit met hun privé-leven. Daar worden ze óók ongelukkig van. Maar dat neemt niet weg dat de overheid ertoe kan bijdragen dat mensen in situaties belanden die hun geluk zullen verhogen. Als de overheid maatregelen neemt waardoor meer mensen naar de universiteit gaan, heeft ze die mensen dan gedwongen om verder te studeren? Natuurlijk niet. Maar heeft ze hen een dienst bewezen? Natuurlijk wel. Het individu is vrij, maar de overheid creëert in hoge mate de omstandigheden waarbinnen dat individu een gelukkig leven kan uitbouwen.’

In zijn pas verschenen boek Happiness: lessons from a new science neemt Layard de wetenschap van het geluk onder de loep: wat weten we erover, en wat kan een overheid doen om het Bruto Nationaal Geluk van haar bevolking te verhogen? Layard stopt het niet onder stoelen of banken dat hij een overtuigd sociaal-democraat is, en dat hij regelrecht teruggrijpt op de theorie van de achttiende-eeuwse Verlichtingsprofeet Jeremy Bentham, de grondlegger van het zogenaamde utilitarisme – volgens een utilitarist is het onze morele plicht om bij al ons doen en laten te streven naar ‘het grootste geluk voor het grootste aantal’. Ook voor de overheid is dat de leidraad, aldus Layard: ‘De bedoeling van een overheid is altijd geweest om de omstandigheden te creëren die mensen de kans geven om gelukkig te zijn. Waarom hebben we anders een politiemacht? Om te vermijden dat mensen ons aanvallen of beroven, wat ons bijzonder ongelukkig zou maken. (lacht) Ik verdedig in mijn boek dus geen revolutionair idee, ik probeer het alleen op een systematische manier in kaart te brengen.’

Is uw boek een soort gids voor de verzorgingsstaat van de toekomst?

RICHARD LAYARD: Wel, het bevat alleszins een aantal inzichten waar we ons voordeel mee kunnen doen. De studie van het geluk is de afgelopen twintig jaar op een indrukwekkende manier gegroeid: we wéten nu al in hoge mate wat mensen gelukkig maakt. Dat wisten we honderd jaar geleden niet. In de twintigste eeuw hebben onze overheden zich toegelegd op het bruto nationaal product – dat kon tenminste gemeten worden. Maar vanaf een bepaald welvaartsniveau heeft verdere economische groei haast geen impact meer op het geluksgevoel van een bevolking. Dat hebben we ondertussen ook kunnen meten. We weten bovendien dat de meeste mensen hun relatieve inkomen haast even belangrijk vinden als hun absolute inkomen. Dat verklaart bijvoorbeeld waarom de voormalige Oost-Duitsers nu minder gelukkig zijn dan vóór de eenmaking: vroeger verdienden ze minder, maar de ongelijkheid was kleiner.

Als sociaal-democraat blijft u hameren op het belang van herverdeling.

LAYARD: Eén extra euro creëert meer extra geluk voor iemand die arm is dan voor iemand die rijk is. Dat vermoeden is altijd de basis geweest voor de herverdeling van welvaart via onder meer belastingen. Vandaag is het geen vermoeden meer, we weten uit onderzoek zéker dat het zo is. We hebben soms de indruk dat mensen niet graag belastingen betalen, maar dat is niet helemaal juist: als dat de openbare dienstverlening ten goede komt, zijn mensen best bereid om meer belastingen te betalen. Dat we overal in Europa de belastingen moeten verlagen, is dus geen onvermijdelijke eigenschap van de tijdgeest of zo. (lacht)

U verwijst geregeld naar Scandinavië, waar de belastingdruk relatief hoog is.

LAYARD: In het algemeen kun je zeggen dat Scandinavische landen een meer egalitaire ideologie hebben. Meer dan in andere Europese landen voelen de burgers zich verantwoordelijk voor elkaar. Het vertrouwen is er ook groter, dat blijkt uit de ‘portefeuilletest’: een onderzoek waarbij in allerlei wereldsteden een portefeuille op de grond werd gelegd. In Scandinavische landen is de kans het grootst dat die portefeuille, mét inhoud, wordt terugbezorgd aan de eigenaar. Ik vermoed dat er een verband bestaat tussen dat hoge niveau van vertrouwen en de bereidheid om inkomen en kansen op een zo rechtvaardig mogelijke manier te herverdelen.

Wat doet Europa met het geluksgevoel van de Europeanen?

LAYARD: Een moeilijke vraag. Mensen maken zich alleszins zorgen over de sociale cohesie, dat is duidelijk. Ze willen hun eigen identiteit beschermen tegen externe invloeden, snelle veranderingen en meer migranten. We weten uit onderzoek dat het niveau van vertrouwen hoger is in gemeenschappen met een lage mobiliteit: mensen voelen zich lekkerder in buurten waar niet voortdurend nieuwe mensen komen wonen. Dat lijkt een van de problemen die de immigratie met zich heeft gebracht. Ik vermoed dat de Fransen en de Nederlanders onder meer daarom ‘nee’ hebben gestemd in hun referenda: uit vrees voor nieuwe migranten.

Betreurt u die anti-Europese stemming?

LAYARD: Ja, ik vind het jammer dat het momenteel zo loopt. Ik denk dat het perfect mogelijk moet zijn om een hoge mate van lokale autonomie te verzoenen met een steeds groter Europa. Maar de Europese leiders hebben wel werk aan de winkel, zou ik denken. Ze zouden er opnieuw de nadruk op kunnen leggen dat de Europese Unie de meest succesvolle internationale organisatie is uit de geschiedenis van de mensheid. Het Europese project heeft ons de garantie op vrede bezorgd. Helaas zijn de meeste mensen nogal kortzichtig wat betreft de gevaren van een internationaal conflict. Een oorlog kan snel ontbranden, denk maar aan het voormalige Joegoslavië, waar mensen jarenlang hadden samengeleefd in grote harmonie.

Is Europa aan het verrechtsen?

LAYARD: Nee, dat geloof ik helemaal niet. Ik denk dat we de komende decennia veel linkse regeringen zullen zien, net omdat mensen een zorgzamer overheid zullen willen – links is over het algemeen genomen toch zorgzamer dan rechts. Maar linkse politici moeten wel een belangrijke koerswijziging doorvoeren: in plaats van mensen te categoriseren op basis van hun sociale klasse, moeten ze zich meer baseren op de behoeften van elk individu. Ik ben hier in Groot-Brittannië al jaren campagne aan het voeren voor een betere geestelijke gezondheidszorg. Want geestesziekten zijn de grootste bron van ongeluk in onze Europese landen.

En een depressie houdt geen rekening met je sociale klasse.

LAYARD: Precies. De armsten worden in verhouding weliswaar vaker het slachtoffer van een geestelijke aandoening dan de rijksten, maar er zijn andere factoren die een nog grotere rol spelen: schizofrenie, om maar een voorbeeld te geven, lijkt in hoge mate erfelijk te zijn. Het nieuwe egalitarisme zou volgens mij meer gebaseerd moeten zijn op het helpen van de ongelukkigen dan op het helpen van de armen. Armoede blijft belangrijk, herverdelingsmechanismen blijven belangrijk, maar we moeten volgens mij naar een soort ethiek die bij de zorg voor iemands welbevinden ook andere factoren in rekening brengt dan sociale klasse of inkomen. Ik denk trouwens dat mensen in de toekomst iets minder bezorgd zullen zijn over welvaart en iets meer over de manier waarop we met elkaar omgaan. Ik voorspel ook de terugkeer van strengere normen voor individueel gedrag.

Dat klinkt bijna religieus.

LAYARD: Wel, in mijn boek predik ik in feite een soort seculiere religie. Het grootste geluk voor het grootste aantal moet volgens mij de basis worden van zowel het overheidsbeleid als de individuele moraal. Het zou een soort religieuze slogan kunnen worden, waarmee we onze kinderen opvoeden. Er moet nog een manier gevonden worden om het wat emotioneler te laten klinken – het boeddhistische concept van ‘mededogen’ komt heel dicht in de buurt: behandel andere mensen alsof ze even belangrijk zijn als jezelf. Mededogen met jezelf is ook belangrijk, natuurlijk: als je jezelf voortdurend straft, kun je moeilijk gelukkig zijn. Ik kan de spirituele ontwikkeling van de 21e eeuw niet voorspellen, maar ik maak me sterk dat het een veel boeddhistischer eeuw zal worden dan de vorige.

Als de overheid zich officieel tot doel zal stellen om de burger gelukkig te maken, zal het onbehagen dan niet toenemen? De overheid krijgt nu al van alles de schuld, en straks zullen we het de overheid ook nog eens kwalijk nemen als we niet gelukkig zijn. Wijst dat gevaar niet op een zwak punt in uw redenering?

LAYARD: Nee, dat is een absurd argument. Uw vraag gaat ervan uit dat mensen vinden dat ze ‘recht’ hebben op allerlei diensten van de overheid. En het concept van ‘het grootste geluk voor het grootste aantal’ is helemaal niet gebaseerd op ‘rechten’. Rechten zijn dingen die bij wet worden geregeld. En je kunt niet bij wet vastleggen dat mensen ‘recht’ hebben op geluk. Volgens mij werkt het net omgekeerd: we moeten naar een maatschappij waarin mensen zich veeleer afvragen wat ze kunnen bijdragen tot het algemeen belang, in plaats van zich af te vragen wat ze zelf van het systeem krijgen. Ik denk niet dat je gelukkig kunt zijn als je de hele tijd alleen maar aan je rechten zit te denken. Oorspronkelijk is dat nooit de bedoeling geweest, maar het denken in termen van rechten is geëvolueerd naar een verschroeiend individualisme. We zouden dankbaar moeten zijn om wat we hebben, in plaats van voortdurend te denken aan wat we niet hebben. (lacht) Al is dat natuurlijk een spirituele invalshoek, en geen beleidsvisie.

Nogal ambitieus ook. Hoe denkt u dat ooit rondgebokst te krijgen?

LAYARD: Dat weet ik niet. Maar het is een wezenlijke discussie. Kijk, denken in termen van rechten is typisch voor zowel links als rechts. Links vindt dat mensen recht hebben op werk, op inkomen, op de vrucht van hun arbeid, op onderwijs, op gezondheidszorg… Om dat te realiseren moet je dus belastingen heffen. Maar rechts vindt van oudsher dat de rechten van het individu net worden geschónden doordat er zo veel belastingen worden geheven. (lacht) Ik bedoel maar: alles kan worden geformuleerd in termen van rechten. Maar zulke conflicten kunnen niet worden opgelost door een beroep te doen op rechten. Als we teruggrijpen op het concept van ‘het grootste geluk voor het grootste aantal’ kan dat wel.

U beweert dat televisie kijken niet gelukkig maakt. Hoe zit dat precies?

LAYARD: Hoe meer televisie iemand kijkt, hoe armer hij zich voelt – relatief gezien. En dat gevoel maakt ongelukkig. We weten ook dat tv-kijken de behoeften van mensen verhoogt, en hun koopgedrag stimuleert. En vanaf een bepaald welvaartsniveau geldt de eenvoudige regel: alles wat je behoeften verhoogt, vermindert je geluk. Hoe minder je wilt, hoe gelukkiger je bent. Daarom staan televisie en reclame haaks op geluk.

Een van de suggesties in uw boek is het invoeren van een cursus ‘opvoeding’ in de middelbare school, om kinderen voor te bereiden op het ouderschap. Is dat niet wat overdreven? Zijn we ons privé-leven nu niet te veel aan het professionaliseren?

LAYARD: Laten we gewoon even logisch nadenken. Er is nog nooit een maatschappij geweest waarin mensen niet geinteresseerd waren in de manier waarop kinderen worden opgevoed. Die opvoeding heeft namelijk een enorme impact op ons allemaal. Er is dus niets onnatuurlijks met scholen die zich expliciet bezighouden met de vorming van waarden. Dat is de belangrijkste reden waarom het openbaar onderwijs is uitgevonden: kinderen moeten leren om zich te gedragen tegenover anderen, zeker in steden waar de anonimiteit zo groot is dat het gevaar van anarchie altijd bestaat. (lacht) In het onderwijs wordt de wijsheid van de eeuwen overgedragen op onze kinderen. Waarom zou dat niet kunnen met lessen opvoeding?

Stellen we nu al niet te veel eisen aan het onderwijs? Wie durft het straks nog aan om voor de klas te gaan staan?

LAYARD: Wel, één voorspelling die ik met grote zekerheid kan doen, is deze: een carrière in het onderwijs zal de komende jaren opnieuw in aanzien stijgen.

Door Joël De Ceulaer

‘Ik denk dat we de komende decennia veel linkse regeringen zullen zien, net omdat mensen een zorgzamere overheid zullen willen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content