Almaar meer raken jongeren en vrouwen thuisloos. Het beeld van de oude clochard is dus achterhaald.
De tijd dat thuisloos worden gold als het bedenkelijk privelege van mannen, is lang vervlogen. Was in 1976 nog 86 procent van alle mensen die zich in de opvangcentra aanmeldden mannen, in 1982 daalde hun aandeel tot 73 procent, en in 1994 betrof het nog 62 procent. Het aandeel vrouwen ligt zelfs nog hoger dan deze cijfers doen vermoeden omdat voor 1994, de Centra voor Integrale Gezinszorg (de vroegere tehuizen voor moeder en kind) niet meer onder de thuislozenzorg vallen en dus niet in de cijfergegevens opgenomen zijn. Een publikatie van Thuislozenzorg Vlaanderen zoekt een verklaring voor deze evolutie in de maatschappelijke erkenning van bepaalde problemen zoals mishandeling (die gepaard ging met het subsidiëren van vluchthuizen), in de verhoging van het aantal echtscheidingen en éénoudergezinnen en in de toegenomen ekonomische en maatschappelijke zelfstandigheid van vrouwen.
?Een grotere zelfstandigheid verhoogt namelijk eveneens de risico’s om maatschappelijk overboord te gaan,” zegt Denies Vandevoort, koördinator van een kleinschalig opvanghuis in het Leuvense. Dat laatste lijkt een dubbelzinnige redenering. Creëerde het vroegere tekort aan vrouwelijke zelfstandigheid niet allerlei onevenwichten in relaties, die vrouwen soms dwongen om vrede te nemen met onmenselijke situaties ? Neem je eigen leven in handen, zo werd van alle zijden geroepen. Nu zou de groei in vrouwelijke zelfstandigheid dus tevens een risicofaktor zijn.
Hoe dan ook, ongehuwd of gescheiden en thuisloos zijn, blijft in eerste instantie een mannenzaak. Respektievelijk 61 procent en 28 procent van de mannelijke thuislozen in 1994 waren ongehuwd of gescheiden, wat zich laat samentellen tot negen alleenstaanden op tien thuisloze mannen. Daarentegenover is bijna de helft van de vrouwelijke thuislozen gehuwd.
Een andere evolutie die zich in het voorbije decennium voordeed, is de daling van de gemiddelde leeftijd van thuislozen. Het beeld van de oude clochard is tot op de draad versleten. Bijna de helft van de huidige thuislozen is jonger dan dertig jaar. Dat komt voor een niet aanzienlijk deel door de toename van kinderen in de statistieken. Zij bleken in 1991 goed voor maar liefst een kwart van alle opnames. Het gaat hierbij vaak om jonge tot zeer jonge kinderen : zes op tien kinderen onder de zes jaar, en vier op tien kinderen niet ouder dan drie. Gelukkig lijkt de ?verjongingstrend” van de voorbije decennia zich de jongste jaren niet verder door te zetten, uitgenomen voor de kategorie 18- tot 21-jarigen. De vervroegde meerderjarigheid speelde een aantal jongeren, namelijk jongeren uit instellingen, blijkbaar parten. Is meer dan de helft van de mannelijke thuislozen jonger dan dertig jaar, bij vrouwen neemt het aantal jongeren af in vergelijking met een tiental jaar geleden.
Veranderingen binnen de populatie thuislozen geven aanleiding tot nieuwe werkvormen binnen de thuislozenzorg. Een nieuw aanbod veroorzaakt een hogere visibiliteit van voordien meer onzichtbare groepen. Momenteel kent de thuislozenzorg in Vlaanderen vijf erkende werkvormen : krisisopvangcentra voor verblijf van korte duur ; opvangcentra voor jongeren ; vrouwenopvangcentra (onder andere vluchthuizen en moeder-kind-centra) ; algemene onthaalcentra waar mannen en vrouwen voor een langere periode kunnen blijven ; en begeleid wonen voor wie een overgangsperiode nodig heeft na, bijvoorbeeld, een verblijf in psychiatrie, gevangenis of onthaalcentrum.