Piet Piryns
Piet Piryns Piet Piryns is redacteur bij Knack.

Agusta, dat zijn niet alleen helikopters en giften, maar ook primeurs. En die laatste marchandise bestaat niet.

Wijlen Johan Struye een soms lichtjes boosaardig journalist, maar een uitstekend kollega en een zeer aangename borrelbroer placht tot een decennium geleden menig jong scribent van deze courant de grond in te boren. Durfde een jonge blaag het woord primeur of scoop in de mond nemen, dan was het geheid prijs. Struye haalde zijn Gauloises boven, klapte zijn Zippo zorgvuldig open, borg die even zorgzaam weer weg in de zak van zijn gilet, priemde met zijn potlood (onveranderlijk een Gilbert nummer 2) naar de onverlaat en snierde afgemeten : “Ga daarmee onmiddellijk naar de Emile Jacqmainlaan nummer 105. ” Daar hield toen Het Laatste Nieuws kantoor, een dagblad dat grossierde in primeurs.

De liberale krant werd door die zondvloed niet opgestoten in de vaart der volkeren. Dat gebeurde pas later. La Dernière Heure investeerde eind jaren tachtig ook massaal in scoops en andere ongein ; commercieel vergeefse moeite. En dan was er de Gazet van Antwerpen. Lou De Clerck, in een vorig leven maître sommelier van premier Wilfried Martens en later hoofdschrijver van De Standaard, had de Frut-aandeelhouders beloofd hen via primeurs en scoops de grootste krant van Vlaanderen te bezorgen. Het heeft niet mogen zijn. Beter : het kon niet zijn, want de primeur bestaat niet. Tenzij misschien in de wijn- en groentenhandel, waar we niet zo goed in thuis zijn.

Primeurs vormen in medialand de hersenspinsels van narcistische journalisten, de gebakken lucht van omhooggevallen hoofdredakteurs. De primeur is een onuitroeibare myte omdat de lezer, kijker of luisteraar hem nooit als dusdanig kan herkennen. Hij leest gelukkig voor hem niet alle kranten en bladen, kijkt niet naar die pleiade van volstrekt overbodige TV-stations, luistert niet naar alle Donna’s en Radio 1’s. Hoe kan hij dan in godsnaam weten of zijn medium een bericht als eerste brengt ?

Het zal hem overigens een rotzorg wezen. Voor hem hoort alles wat hij uit zijn medium haalt, een beetje primeur te zijn. Blijkt dat niet het geval, dan pakt hij met zijn krant de aardappelschillen in of zapt hij gewoon naar ander behang. Niet alleen de grote koppen zijn voor hem brokken primeur, neen, gewoon het hele nieuwsaanbod. Hoewel hij de uitslag van Spanje-België al 24 uur kent, hoewel hij weet wie hoe scoorde, leest hij in zijn krant ’s anderendaags met veel genoegen, gramschap of nieuwsgierigheid wat Marc Degryse dacht toen hij van het veld stapte of Wilfried Van Moer na de match ging stappen. Voor die lezer : allemaal primeurs. Net zoals de overlijdensberichten, de weersvoorspelling, de gebroken armen en benen en de strips.

Alleen media-mensen willen of kunnen dat niet begrijpen. De vermelding van hun primeur bij andere, vaak naijverige konkurrenten als enig tastbaar resultaat van al die ijver is hun poort tot journalistieke onsterfelijkheid. Zo jagen zij verbeten verder op hun spook, al dan niet zelf opgejaagd door kijkcijfers en konkurrentie.

Wat krijgt de konsument dan ? Kwakkels en fake interviews in zijn lijfkrant. Hij moet radio-verslaggevers aanhoren die de val van het belegerde Kaboel doortoeteren, terwijl het enige wat valt de kwekker zelf is, met name over zijn dwaze verbeelding. Hij krijgt TV-zenders waar twee primeur-jagers hem, onder auspiciën van een direkteur-generaal, vergasten op blote piemels van jongetjes. Waar hoeren tegen dubbel nachttarief worden ingehuurd voor een exclusieve (maar helaas verzonnen) getuigenis. Waar op Zwitserse bankrekeningen namen geplakt worden van mensen die Zürich op geen blinde kaart kunnen situeren.

Dat daarbij af en toe slachtoffers vallen, tant mieux. Want wie zijn bek opent in protest, is goed voor een nieuwe scoop.

Jos Grobben

De Ronde van Vlaanderen 1995 (foto : Patrick De Spiegelaere).

De darmen uit het lichaam

De jonge, progressieve rockfreak is op wie VT4 mikt. De commerciële zender koestert vol eigenliefde zijn rebelse profiel. Nogal logisch dus dat VT4 toen het de voetbalwedstrijd Spanje-België naar zijn kanaal tranfereerde , Rik De Saedeleer inzette voor het kommentaar. Dat was nog eens een revolutionaire daad.

De rentree van De Saedeleer als TV-kommentator leverde één brok nostalgie op. Hier werd de klok teruggedraaid. Wat in beeld kwam, was eigenlijk niet Spanje-België, maar de “goede oude tijd. ” Niet Gunther Schepens, Pascal Renier of Manu Karagiannis liepen rond in het Estadio Sanchez Pizjuan van Sevilla. Nee, met een peulschil aan verbeelding draafden weer Luc Millecamps, Walter Meeuws en ook René Vandereycken op van wie Karagiannis de doodschop had afgekeken, met wie hij de hinderlijk getalenteerde Julen Geurrero opruimde. Ondertussen merkte Rik De Saedeleer vertederd op dat onze jongens “zich de darmen uit het lichaam speelden. “

“Gooooaaal, goal, ” viel er kennelijk niet te roepen. Ook niet na het doelpunt van Marc Degryse, een feit dat hoewel het beantwoordt aan het doel van het spel Rik misschien te zeer verraste om er gevat op te reageren. Wél verplaatste De Saedeleer zoals vanouds de spankracht van een match naar het simpele feit van het verstrijken ervan. Al na een half uur hield hij zich hoorbaar in, maar nog eens een half uur later verloste hij zich uit zijn eigen lijden : haast euforisch deelde hij mee dat er nog een half uur moest gespeeld worden. Meestal meldt een kommentator dan dat er een uur voorbij is. Bij De Saedeleer echter duren voetbalwedstrijden maar één uur, nadien volgt een half uur de minuten aftellen. De voetballiefhebber zag in dat tijdsbestek veel, maar weinig had nog met voetbal te maken. Ballen verdwenen diep in de tribune. “Ja, ja, alweer een minuut gewonnen, ” juichte De Saedeleer. De eenzame parachutist Gilles De Bilde liep zich in de spits te pletter tegen de Spaanse verdedigers. “Hij houdt ze goed bezig, ” prees Rik. Voorzetten vertrokken naar niemand. “Zo kunnen we even opgelucht ademhalen, ” loofde de gepensioneerde verslaggever.

Opgelucht ademhalen, deed na negentig minuten iedereen. De Saedeleer omdat de jongens met een gelijkspel het einde haalden. De jongens en hun coach omdat ze niet hadden verloren. De voetballiefhebber omdat zowel wedstrijd als kommentator had overleefd. Weliswaar niet met een gelijkspel, maar dat hij zijn darmen nog net in zijn lichaam had kunnen houden, was een overwinning waard.

Ben Herremans

Geld schaadt de gezondheid

Al jarenlang luidt de klacht dat de NMBS niet door dienstverleners, maar door ingenieurs wordt geleid, kerels die willen dat het mekaniekje goed marcheert. (Behalve wanneer een machtige arm het wil, want dan ligt het hele raderwerk stil.) Sinds kort hebben ze daar ook welzijnswerkers in dienst, die het voor mekaar hebben gekregen dat roken op de trein vrijwel uitgesloten is. Hier en daar is er nog een donker plekje in een wagonnetje waar een mens een sigaretje kan opsteken, maar daar houdt het mee op.

Het gevolg is dat het land soms wordt doorkruist door treinen die nagenoeg leeg zijn, maar waarin één plekje werkelijk overbevolkt is, dat éne rokerscoupé. Zonder dat ze de guts moet opbrengen om het roken kortweg te verbieden, slaagt de NMBS er daarmee wel degelijk in om het tabagisme danig te demotiveren. Het is kiezen : óf komfort, óf roken, and never the twain shall meet.

Opvallend is dat rokers nog op één plek vrij baan krijgen. Dat is in de eerste-klasse-afdeling. Er zijn zelfs treinstellen (wij verzwijgen uiteraard welke dat zijn) waar de rokende eersteklasser nog over de helft van de ruimte mag beschikken. Wie het kan betalen, krijgt inderdaad alles gedaan.

Marc Reynebeau

Groots en meeslepend

Wie dezer dagen de berichtgeving in de Nederlandse pers over de Agusta-affaire volgt, ontdekt een lichte toon van jaloezie. Waarom gebeuren die dingen nu nooit eens in Nederland ? Waarom zijn Nederlandse politici zo akelig fatsoenlijk ? Ze halen wel eens kattekwaad uit : iemand wordt met zijn vingers in de jampot betrapt, iemand heeft de melk aangelengd. Twee plattelandsburgemeesters kwamen in opspraak omdat ze in Zwolle de weg naar een bordeel hadden gevraagd. (Zoiets is in België ondenkbaar : wij kénnen de weg naar het bordeel). Maar echte schandalen zijn in Nederland zeldzaam : groots en meeslepend frauderen is er niet bij.

Er was natuurlijk de Lockheed-affaire. Die telt niet mee : prins Bernhard von Lippe-Biesterfeld is uiteindelijk (de naam zegt het al) een Duitser. En er is nu enige commotie over smeergeld dat aan de Nederlandse Spoorwegen zou zijn betaald voor de aankoop van lokomotieven. Maar in vergelijking met de affaires in Italië, Frankrijk en België blijft het kruimelwerk.

Nederlandse politologen die op zoek gaan naar een verklaring komen algauw uit bij de volksaard. De dichter J. Slauerhoff schreef destijds al : “In Nederland wil ik niet leven/ Men moet er steeds zijn lusten reven/ Men danst nooit op het slappe koord/ En nooit, neen nooit, gebeurt een mooie passiemoord. ” Het heeft met het calvinisme te maken, hoor je ook wel : het verschil tussen rekkelijken en preciezen. Katolieken hebben immers de biecht, die doen alles wat God verboden heeft in het besef dat er nog altijd een volle aflaat te koop is.

Of zou het met voedingsgewoonten vandoen hebben ? Hoe zuidelijker je komt, hoe meer knoflook er in het eten zit, hoe meer korruptie je aantreft vertellen Nederlandse journalisten met hun mond vol rauwe haring. Het is niet eerlijk verdeeld in deze wereld.

Piet Piryns

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content