Wordt er minder ingebroken in uw auto ? Durft de politie weer donkere buurten in ? Een gesprek met Kris Van Limbergen, vaste sekretaris voor het preventiebeleid.

EEN AUTORACE in de formule 1 is maar interessant als er een schitterend ongeval gebeurt. Datzelfde gevoel heeft Kris Van Limbergen over de veiligheidskontrakten die de overheid met 29 steden afsloot. “Wat mij stoort, is dat zo weinigen aangeven hoe belangrijk die veiligheidskontrakten zijn. Wat de overheid doet, is per definitie slecht, inefficiënt, niet krachtdadig genoeg. Terwijl er ongelooflijk goede initiatieven zijn. Ik kom in Charleroi en vraag hoe het er in de metro aan toe gaat. Het antwoord luidt : sedert het veiligheidskontrakt daalden de agressies met 50 procent. In welke krant staat dat, vraag ik mij dan af. Je raakt alleen maar in het nieuws als je zegt dat de misdaad toeneemt. “

Dit keer goed nieuws dus. Veiligheid is een boom in bloei. De veiligheidskontrakten die de overheid in de voorbije jaren met 29 steden (van Brussel tot Sint-Niklaas) afsloot, hebben mettertijd meer ruimte gekregen. 1996 wordt bovendien een overgangsjaar. De veiligheidskontrakten zullen dan een aanvulling krijgen en daarna in samenlevingskontrakten opgaan. Er komt veel geld vrij.

– Meer geld kan betekenen : de resultaten zijn nog onvoldoende, of : we zitten op de goeie weg.

– KRIS VAN LIMBERGEN : Van waar komen de veiligheidskontrakten ? Ze werden afgesloten op het ogenblik dat onze steden de lasten van hun problemen niet meer konden dragen. Veroudering van de bevolking, toenemende marginalizering, spekulatie, inwijking van migranten. De enige nog overblijvende belastingbetalers waren oude mensen, niet-aktieven en niet-Belgen. Lege stadskassen dus. In 1992 waren sommige politiekorpsen bijna tot de helft herleid. In die omstandigheden konden onze steden onmogelijk een antwoord bieden op de terechte vragen over onveiligheid.

Vandaag gebeurden dankzij de veiligheidskontrakten bijna tweeduizend aanwervingen, waaronder 1.200 politieagenten. In dat opzicht was het ook een tewerkstellingsprojekt. De steden konden die niet betalen. En vandaag nog altijd niet. Dat was de eerste faze. De agent verscheen opnieuw nadrukkelijk in het straatbeeld, onder meer ook door de indienstneming van burgers voor administratieve taken. Dat was aanpassen, je moest mannen die jarenlang op kantoor gezeten hadden, de wijk in krijgen. Heel veel politiemensen zetten daar een rem op, omdat ze vonden dat ook de telefoon beantwoorden politiewerk was en dat je daarvoor opgeleid moet zijn. Maar is het zinnig om iemand te leren schieten en dan aan de telefoon te zetten ?

– U hebt het zelf aangegeven : toch is er kritiek op de veiligheidskontrakten.

– VAN LIMBERGEN : En dat is zo onbegrijpelijk. Er is in de preventie heel vindingrijk gewerkt. Tegen het einde van het jaar zullen we een boek uitbrengen met tien veel belovende preventiestrategieën in België. Kreatieve ideeën zoals de premie voor inbraakbeveiliging, de parkeerwachters, de overlegassistenten, allerlei veiligheidsprojekten in ziekenhuizen, herkontakt bij slachtoffers van inbraken, fan-coaching en city-coaching. We zullen dat boek in zes talen lanceren, zodat de hele wereld kan vaststellen wat België op dat domein presteert. Als we op internationale bijeenkomsten vertellen wat we de jongste jaren in veiligheid investeerden, blijken we het land dat het meeste deed.

We openden zopas Transit. Daarvan durf ik zeggen dat het een Europese primeur is. Transit is de opvulling van een ontbrekende schakel. Enkele jaren geleden kregen we van de Brusselse politiediensten te horen dat drugs een massaal probleem werden : en wat kunnen wij, politiemensen, daaraan doen ? Het ging zo. De dief van een autoradio wordt binnengebracht en blijkt verslaafd te zijn. Men stelt proces-verbaal op, neemt kontakt op met het parket en het antwoord is : laat hem maar gaan, we zullen hem oproepen. Een half uur later staat dezelfde man in het kommissariaat, alweer gepakt. Het gaat hier over problematische drugsgebruikers. Geen huisvesting, geen werk, geen relaties, alleen maar problemen en niet gedekt door het ziekenfonds. Alles wat je niet wil in je drugsopvangcentrum.

In samenwerking met Sociale Zaken en het Riziv ontstaan nu negen transitcentra : hulpverlening met de allerlaagste drempel die ook van de politie kan uitgaan. De agent telefoneert met het centrum en er komt een minibusje met een sociaal assistent en een dokter die de eerste zorgen toedienen en de eerste gesprekken op gang brengen.

Transit in Brussel bevindt zich in een oude school, die we tot een ziekenhuis-opvangcentrum ombouwden. Je kan er drie dagen kosteloos verblijven. Er is altijd plaats. De onderliggende gedachte is dat je de drugsproblematiek niet wegwerkt door méér mensen in de gevangenis te stoppen. Drugsgebruikers zijn zieke mensen, geen delinkwenten. Hoe meer je vanuit de politie kan draineren naar de hulp, hoe beter. De heroïneverslaafde is vaak ook een kansarme, we moeten hem uit de misdaadsfeer halen. Dat is het speerpunt van het drugsbeleid dat de minister van Binnenlandse Zaken wil voeren.

– Geeft u eens een voorbeeld van een domein waar de veiligheidskontrakten duidelijk gewerkt hebben.

– VAN LIMBERGEN : De inbraken. Twintig jaar lang kenden we een stijging van het aantal inbraken. Niet alleen hier, ook in de rest van Europa. In 1993 hadden we bijna negentigduizend inbraken, een cijfer van het centraal bureau van de opsporingen van de rijkswacht. Vorig jaar, na één jaar aktie, hadden we er vijfduizend minder. Die afname is niet groot, maar dat je die grafiek kan ombuigen, is op zichzelf een krachttoer. Het was zaak om je eraan te zetten en er een prioriteit van te maken. Ondersteund en begeleid van hier uit, maar uitgevoerd door de steden. Dat is overigens het voordeel van de veiligheidskontrakten : wat we hier organizeren, gebeurt overal. Als je alleen de inbraken in Charleroi aanpakt, zijn er zovele andere steden waar je als misdadiger wel aan de slag kan gaan, omdat daar geen speciaal toezicht is.

– U noemt Charleroi. Maar in vergelijking met dezelfde periode vorig jaar zijn de hold-ups daar in de eerste zes maanden van ’95 verdrievoudigd, terwijl de diefstallen met geweldpleging met 40 procent omhoog gingen. Ook de apotekers stelden onlangs vast dat ze almaar meer worden belaagd.

– VAN LIMBERGEN : Cijfers over kriminaliteit moet je behoedzaam benaderen. Hoewel sommige professoren daar anders over denken, geloven wij dat zo’n 89 procent van alle inbraken ook werkelijk aangegeven wordt. Zeker, er zijn stukken van steden waar dat cijfer lager ligt, maar globaal mag je stellen dat er over het hele land geen spectaculaire verschillen tussen het vorige en het huidige jaar zullen optreden. Iedereen is het erover eens dat er een systematische fout in die statistieken zit, maar niet zo dat die het ene jaar zoveel sterker is dan het andere. Ik durf het tegenovergestelde zeggen : we hebben nu zoveel meer politie op straat, we schiepen een ander onthaal, we zien en verbalizeren meer. Als de cijfers dan naar beneden gaan, is de tendens alleszins positief. Na twintig jaar stijging ga je voor het eerst naar beneden, dat kan geen toeval zijn. Hetzelfde met autodiefstallen. Als je in de veiligheidskontrakten aan alle betrokken burgemeesters en kommissarissen vraagt om daarrond aktie te voeren, zou het een verschrikkelijk affront zijn mocht er geen verbetering in de toestand komen.

Dat sommige vormen van kriminaliteit in de slechte zin blijven evolueren, ontken ik niet. Maar ook dat is relatief. Als we België met het buitenland vergelijken, heb je de neiging om je af te vragen : waarover praten we eigenlijk ? Ik geef één voorbeeld : Amsterdam heeft 700.000 inwoners en 800.000 fietsen. Laatst bij een bezoek van minister Vande Lanotte vertelde de burgemeester dat er daarvan jaarlijks 400.000 gestolen worden. Wij hebben geen 30.000 fietsdiefstallen in heel België, al weet iedereen dat de statistieken zelf daar schuld aan hebben.

– We hebben ook veel minder fietsen.

– VAN LIMBERGEN : Nederland spant natuurlijk de kroon, maar ik geef de teneur aan. We hadden vorig jaar 317 moorden, vergelijk het maar met de rest van Europa, relatief gezien zit dat cijfer helemaal onderaan. Wat niet wegneemt dat het bij ons ook naar beneden moet, omdat de mensen een onveiligheidsgevoel hebben. Maar men moet ook eens kunnen toegeven dat we suksessen boeken. In de autodiefstallen kent heel West-Europa in ’94 een stijging, terwijl wij voor het eerst met 10 procent achteruitgaan. En dat is alleen te wijten aan het feit dat we alle neuzen in dezelfde richting hebben gezet. Ik beweer niet dat alles nu in orde is. In sommige steden funktioneren de preventieraden niet goed, maar in andere bestrijken ze al een groter terrein dan wij kontraktueel met hen afgesproken hadden

– Het komt er nu op aan om de omgebogen misdaadcijfers verder te doen afnemen.

– VAN LIMBERGEN : Ik roep het systeem van de inbraakbestrijding nog even in herinnering. De overheid betoelaagt mensen die zich willen beveiligen, ze krijgen tot één vierde van de prijs terugbetaald, met een maximum van tienduizend frank. Charleroi was een voorloper. Om het model op gang te trekken, waren de voorwaarden daar nog aantrekkelijker. Na één jaar zijn we met 7 procent gedaald, dat is niet slecht. Je moet dat systeem vanzelfsprekend integreren. Je moet zorgen dat je aan buurtbeheer doet, de politie versterkt, meer patrouilles organizeert, het vakantietoezicht verhoogt. Een dief wordt door zo’n technische installatie niet gestopt, alleen vertraagd. En je moet ervoor zorgen dat de daders van die inbraken achteraf ook berecht worden.

– Zijn die inspanningen ook werkelijk rendabel gebleken ? Je kan de veiligheidsuitgaven van jaar tot jaar laten stijgen en vooruitgang boeken, maar ten koste waarvan ?

– VAN LIMBERGEN : Op dat punt zou ik niet graag Nederlander worden. Nederland maakt de afweging tussen kosten en baten tot in het absurde. Daar ben ik bang van. Je kan geen prijs kleven op de psychologische schade die iemand oploopt omdat ze in zijn spullen hebben gezeten.

Elke misdaad die met overheidsmiddelen kan worden voorkomen, is een stap vooruit. Moet je daar heel veel middelen voor inzetten ? Ja. Hoeveel ? Dat weet ik niet. Dat moeten we politiek blijven beslissen. De vraag hoeveel het kost, is eigenlijk een valse vraag. Het komt erop aan uit te maken hoe je de beschikbare middelen het best besteedt. In het parlement zijn er leden, veel zelfs denk ik, die te vinden zijn voor de stelling dat je de twee miljard frank aan veiligheidskontrakten voor 100 procent aan de politie moet besteden.

Vandaag is de verhouding 70 procent politie, 30 procent preventie. Bovendien zat de preventie tot vandaag vooral in de sfeer van de echte kriminaliteit. Als je vanuit Binnenlandse Zaken verder wil gaan, sta je snel op de gevoelige tenen van andersbevoegden. Vertrek je, bijvoorbeeld, vanuit de idee dat drugspreventie veel misdaden voorkomt en investeer je daarin, dan zullen anderen zeggen : daar moet je afblijven, dat is gezondheidsproblematiek. Maar ook dat is een valse diskussie. We moeten efficiënt zijn.

– Dat heeft te maken met politieke invloedssferen en andersgekleurde ministeries. En maakt onze staatsstruktuur, met allerlei overleginstanties, dat niet nodeloos ingewikkeld ?

– VAN LIMBERGEN : Dat is zo. Vijftien ministers die bevoegd zijn voor drugs. Anderzijds is dat ook een rijkdom, op voorwaarde dat alle partijen er met hun volle zin aan werken. Wallonië en Brussel zitten al drie jaar mee aan tafel en leveren financiële en andere bijdragen. Maar als Vlaanderen bij de onderhandelingen over de samenlevingskontrakten opnieuw wegblijft, is dat een absoluut tekort. Als je ingrijpende maatregelen op het niveau van de gemeenten afspreekt en de voogdijoverheid zit niet mee aan tafel, zelfs niet als waarnemer, noem ik dat abnormaal. Ik hoor dat Vlaanderen de problematiek van de grote steden gaat aanpakken, met heel veel middelen en overtuigingskracht, maar dan apart. Dat zou een gemiste kans zijn.

– Hoe moeten we de overgang van veiligheids- naar samenlevingskontrakten zien ?

– VAN LIMBERGEN : In de veiligheidheidskontrakten van ’96 zullen we meer aandacht vragen voor de steun aan de rechtszoekende, voor het vluchtelingenvraagstuk en voor de voorbereiding van projekten die daarna in de samenlevingskontrakten zullen kaderen. De veiligheidskontrakten worden niet afgeschaft.

Als ik het even persoonlijk mag invullen, denk ik bijvoorbeeld aan de uitdaging om de probleemwijken in ons land op een geïntegreerde manier aan te pakken. In Anderlecht hebben we schitterende resultaten behaald : het hele kommissariaat verbouwd, nieuwe politiefunkties geschapen, de uitrusting verbeterd. Maar als je naar de andere kant van het kanaal stapt, kom je in de verschrikking van het Lemmensplein terecht. Huizen zonder ramen en deuren, maar vol mensen zonder vooruitzichten, die niets meer te winnen of te verliezen hebben en zich organizeren of georganizeerd worden door getto-menners. Met afdreiging van de handelaars uit de buurt : we slaan alles kort en klein als je ons geen geld geeft. Met wapenhandel, prostitutie en drugsverspreiding. Met leerlingen die hun leraren duidelijk maken hoeveel ze op hun rapport willen. Dat krijg je nooit meer in de goede richting, zo lijkt het. Geen mens die daar nog durft komen. Ook de politie moet er met drie, vier patrouilles tegelijk opereren. De enige manier om korte metten met zo’n toestand te maken, is een geïntegreerd plan om de hele wijk aan te pakken : met een renovatieprojekt, een wijkpolitiepost, sportaktiviteiten en opnieuw vestiging van privé-organizaties. Ik denk ook aan tewerkstellingsprojekten, waarvoor je de VDAB moet interesseren. Dat is werk van lange adem, maar mettertijd moet je toch sukses boeken.

In de 29 grote steden zijn verscheidene wijken aan te wijzen die met grote samenlevingsproblemen af te rekenen hebben. Ik heb het Lemmensplein vermeld, maar moet ik Nieuw-Sledderlo in Genk noemen, of Droixhe, of Anneessens in Brussel ? Ze vallen niet met mekaar te vergelijken, tenzij op het punt dat alleen een geïntegreerde aanpak vooruitgang kan brengen.

Méér patrouilleren, houdt ongetwijfeld een aantal problemen tegen, maar is nog te fel op de gelegenheid gericht. Kriminaliteit is een samengaan van een goede gelegenheid, weinig toezicht en gemotiveerde daders. Dat laatste aksent moeten we nu leggen. Hier en daar hebben we al projekten die oog hebben voor het verschaffen van perspektief aan desperado’s, maar dat zijn druppels op een hete plaat. Ik geloof in kleinschaligheid. Renoveer acht gebouwen rond het Lemmensplein met mensen die in de buurt zelf wonen en geen job hebben, stuur hun kinderen naar een hervormde school, hou de straat drugsvrij, zorg ervoor dat er naschoolse opvang is en dat moeders met problemen in de sociale sektor terechtkunnen.

– Je moet er ook over waken dat misdaadplegers achteraf berecht worden.

– VAN LIMBERGEN : Dan komen we op het terrein van de justitie. Een minderheid van misdrijven komt werkelijk voor de rechtbank. Meer dan 80 procent wordt geseponeerd. Wat betekent dat ? Ik sla je blauw, maar men zegt : de man is van goede afkomst, heeft geen strafblad en wij zijn overbelast, dus laat hem maar gaan. Het komt wel in mijn dossier, maar dat geraakt zoek in dat grote paleis. Zo ontstaat de mentaliteit van misdaad loont. We moeten reageren, hoewel ik betwijfel of dat met repressie moet gebeuren.

Een ander pakket van misdrijven dat wel voor de rechter komt, hoort daar gewoon niet thuis. Familiale twisten, jonge boefjes, de hooligans, de auto-inbraken van de heroïneverslaafde. Een log apparaat kan daar niet mee werken. Reageer snel. Betrek de mensen in een leerprojekt waar ze sociale vaardigheden opdoen. Breng dader en slachtoffer bij mekaar en bemiddel. Daarvoor moet je heel veel personeel leveren. Justitie zal daar niet alléén toe in staat zijn. Maar je zou kunnen werken aan de idee van de gedecentralizeerde justitiehuizen. De maisons de la justice uit Frankrijk, wijkjustitie, wat ik vroeger al de bureaus van preventie en bemiddeling heb genoemd. Dat wil zeggen : een huis in de rij met een substituut die, als ik luidop mag dromen, tien dossiers voorlegt aan de wijkagent met de vraag om een kijkje te gaan nemen. Of die zijn sociale werker vraagt om een voorstel van sanctie te formuleren. Dat kan perfekt voor burentwisten, vandalisme of eerste inbrekertjes. Breng het probleem en de justitie terug naar de mensen. De week daarop hoort de substituut dat de familietwist opgeruimd is. Of dat de twee partijen niet met mekaar willen praten : probeer nog eens, en als het dan niet lukt, roep ze naar het paleis. Dan pas. Waar de problemen blijven opduiken, kan je strukturele preventie organizeren. Op dit ogenblik probeert prokureur des konings Dejemeppe projekten met die strekking uit in Brussel en ik ben blij dat die de nodige ruimte krijgen. Ik heb het gevoel dat minister De Clerck, na vele jaren verwaarlozing, daar werk wil van maken. Preventie werkt maar als justitie als sluitstuk ook goed funktioneert.

Piet Cosemans

De politie gaat weer de straat op. “Iemand die je leer schieten, moet je niet aan de telefoon zetten. “

Kris Van Limbergen : “De vraag hoeveel het kost is een valse vraag. “

Huizen zonder ramen en deuren maar vol met mensen zonder vooruitzichten.

Transit, het pas geopende opvangcentrum voor mensen met drugsproblemen : een primeur voor Europa.

Na twintig jaar daalde het aantal inbraken nog eens.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content