Rudy Tambuyser
Rudy Tambuyser Muziekjournalist

Over de vooringenomenheid van de criticus.

Elke artistieke discipline gaat gebukt onder de mediocriteit van zijn critici. Dat lijkt een ijzeren wet. Nochtans hebben die critici geen enkel excuus. Anders dan kunstenaars hoeven ze hun leven niet te wijden aan het vinden van het delicate evenwicht tussen verstand, inspiratie en fysieke randvoorwaarden dat de kern vormt van elke artistieke uiting. De criticus moet voelen, denken en weten. De eerste twee vermogens ontleent hij aan zijn mens-zijn. Het laatste is de vrucht van niet meer dan een ernstig voornemen.

Wat de criticus dan weer déélt met een kunstenaar, is de oorspronkelijkheid als noodzakelijke voorwaarde voor deugdelijk metier. Ooit zag ik een ervaren criticus zich verliezen in een vergelijking van Viva la Vida, een album van Coldplay, met Achtung Baby van U2. De liner notes hadden hem immers geleerd dat Brian Eno van beide producer was.

De waarheid is nochtans dat de twee platen niets met elkaar te maken hebben. Goede oren en wat beroepstrots hadden volstaan om dat in te zien. Maar bibliografische gemakzucht maakte een betekenisloze premisse tot pseudospitsvondige conclusie.

Mijn voorbeeld is misschien wat vilein – zoals bekend kom je met een popencyclopedie en een bepaald, streetwise taaltje soms erg ver als rockcriticus. Maar de klassieke wereld gaat niet vrijuit. Talloos zijn de voorbeelden van kritische vooringenomenheid, waardoor zelfs werken en soms hele oeuvres onterecht in de plooien van de geschiedenis zijn terechtgekomen. Een goed voorbeeld is Robert Schumann. Uiteraard maakte zijn nalatenschap de vergetelheid onmogelijk. Maar de appreciatie van vooral zijn late werken heeft sterk geleden onder zijn biografie. Jazeker, hij sprong als prille veertiger in de Rijn. Jazeker, hij sleet zijn laatste jaren in een gekkenhuis, op het einde rondkruipend als een geknakt vogeltje. Maar wie die wetenschap gebruikt om te beweren dat in de late werken hoorbaar is hoe ‘zijn artistieke bron opdroogt’ en de kwaliteit van zijn componeren taant, die heeft van de muze geen woord, geen zucht en geen gebaar begrepen.

Maar goed. Wat ik eigenlijk wilde zeggen, is dat pianist Leif Ove Andsnes, celliste Tanja Tetzlaff en violist Christian Tetzlaff zopas een redelijk definitieve uitgave van Schumanns muziek voor pianotrio hebben verzorgd voor EMI. Van vroeg tot laat, van horizontaal tot verticaal, van karakter- tot geleerde stukken: we horen Schumann in al zijn gedaanten. En van jong tot middelbaar, van min of meer gezond tot knettergek: hij was een meester van het zuiverste water. Dat tonen ons deze drie grote musici, deze drie solisten die zich hier in de mooiste zin van het woord verliezen in al te zelden gespeeld repertoire. Een dijk van een dubbelaar, die eigenlijk in geen romantische collectie mag ontbreken.

Rudy Tambuyser

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content