Volgende vrijdag houdt Hella Haasse de jaarlijkse L.P. Boon-lezing : een portret van een romantische en avontuurlijke schrijfster.

WAT wellicht niemand behalve hijzelf had verwacht, geschiedde dit jaar toch : Harry Mulisch werd bekroond met de Grote Prijs der Nederlandse Letteren de uitreiking (door koning Albert II) volgt over anderhalve maand. Kenners hadden nochtans Hella Haasse getipt, Gerard Reve om niet-literaire redenen al bij voorbaat kansloos achtend. De genomineerden behoren alle drie tot een generatie voor wie de Tweede Wereldoorlog haast een tweede geboorte is geweest.

Toch bestaat er tussen hen een belangrijk verschil. Net als bijvoorbeeld de eerder dit jaar gestorven Willem Frederik Hermans, werden Mulisch en Reve in 1940 met een harde smak in een chaotische wereld geworpen. Reve zou deze haast lichamelijke ervaring van zinloosheid later verwoorden in “De avonden” (1947), dat onder meer op Louis Paul Boon een diepe indruk maakte : “Als men De avonden leest, dan weet men zich pijnlijk, onmeedogend, met de radeloosheid en het cynisme der hedendaagse jeugd gekonfronteerd. ” Nog later zou Harry Mulisch met “Archibald Strohalm” (1952) opteren voor de sublimatie van een en ander in een wat filozoferige fabel, maar zijn intellektualisme kon niet verhullen dat ook hij ruw losgescheurd werd uit de vertrouwde burgerlijke samenleving van weleer.

Anders verging het de in Nederlands-Indië geboren auteur Hella S. Haasse (1918), voor wie de Duitse inval het begin betekent van een langzaam afscheid van het paradijselijke Insulinde harer jeugd. Zwervend van het ene adres naar het andere, zet zij haar Bildung in en probeert, na korte tijd Skandinavische letteren te hebben gestudeerd, als aktrice een plaats te vinden in een even verwarde als verwarrende wereld. “Mijn leven is altijd gericht geweest op het vormgeven van wat ik fantaseer : opvoeringen, in zekere zin. Wanneer ik was doorgegaan met toneel, dan had ik mij hoogstwaarschijnlijk ontwikkeld tot regisseur, ” zei de schrijfster. Na haar huwelijk in 1944 beëindigt Haasse evenwel haar toneelcarrière. Ze kiest voor liefdevolle geborgenheid en uiterlijke orde, om daarna op papier de konfrontatie met zichzelf aan te gaan en zich met een overrompelende werkelijkheid te meten.

MYSTERIE.

Hoewel Haasse als auteur al vóór de oorlog haar officiële debuut had gemaakt met nogal lyrische gedichten, kiest ze na de bevrijding resoluut voor de roman. Dat epische genre acht ze het meest geschikt om haar disparate indrukken en complexe gewaarwordingen samen te smelten tot een visie. Die visie is romantisch gekleurd. In Haasses vroege werk staat het woord mysterie in grote letters tussen de regels gespeld. Natuurlijk wordt daar niet het mysterie van de goddelijkke schepping, laat staan genade mee bedoeld, maar het geheim van de artistieke kreatie en het verbijsterende kluwen van leven en dood waarvan de schrijfster haar draad van Ariadne probeert te spinnen.

Dat laatste ziet Haasse uitdrukkelijk als haar taak. Want al blijft de mens uiteindelijk ook voor zichzelf een raadsel en is elke waarheid maar een voorlopige waarheid, toch dient men een dynamisch evenwicht na te streven tussen de vaak tegengestelde elementen die het innerlijke leven beheersen. Naast het woord mysterie staan bij Haasse ook inwijding, bewustwording en zelfverwerkelijking in grote letters tussen de regels geschreven.

Als prozaschrijfster debuteerde Haasse in 1948 met de inmiddels verfilmde novelle “Oeroeg”, waarin zij de navelstreng met haar geboortegrond definitief doorknipt in de beschrijving van de tragisch aflopende vriendschap tussen de zoon van een Hollandse administrateur en een Indonesische jongen. Deze laatste, Oeroeg, treedt uit het werk naar voren als een mens die onnoembaar anders en ongrijpbaar is.

Een jaar na “Oeroeg” verschijnt Het woud der verwachting, waarin de auteur haar eigen ontwikkelingsgang lijkt te projekteren in het leven van Charles d’Orléans. Er is nauwelijks sprake van enige kritische distantie ten opzichte van de historische werkelijkheid in deze door romantische clichés bijeengehouden roman. Maar de suggestieve kracht van het werk is erg sterk en Haasse slaagt er in om een sfeer op te roepen die de lezer voor het boek wint. Ze verwerft weldra een breed en trouw publiek, en dat sukses heeft ze beslist niet gestolen. Geen criticus kan ontkennen dat Haasses werk een steeds hechtere struktuur krijgt, al beweren sommigen dat haar boeken te nadrukkelijk symbolisch zijn en al bij al te braafjes blijven.

ERUDITIE.

Maar in haar werk is Haasse dan ook niet al schrijvende op zoek naar wat de wereld-van-vandaag beweegt. Ze geeft op een soms nogal beschouwelijke wijze vorm aan haar overtuiging dat mensen en hun ogenschijnlijk verschillende geschiedenissen in een geheimzinnig verband met elkaar staan. Zo worden in “De ingewijden” (1957) de levensdraden van zes personages, die elk hun verhaal vertellen, ingenieus vervlochten tot een gemeenschappelijk lot. En in het niet minder vernuftige “Huurders en onderhuurders” (1971) wordt door allerlei spiegeleffekten gesuggereerd dat de merkwaardige rituelen die zich afspelen in een huis vol door het leven gekneusde mensen, een moderne versie van de antieke bacchanalia zouden zijn. Steeds weer verwerkt Haasse een aantal aan haar persoonlijke verbeelding ontsproten, min of meer fantastische gegevens tot een geloofwaardige, algemeen-menselijke situatie. Stilistische trefzekerheid, een grote eruditie en psychologisch doorzicht staan haar daarbij ten dienste.

Zijn Haasses oudere romans onbetwistbaar knap van kompositie, ze vallen vaak niet vrij te pleiten van een zekere opzettelijkheid. De personages bijvoorbeeld dansen wel eens te nadrukkelijk naar de pijpen van de vertelster. Dat Hella Haasse voorgedragen werd voor de Grote Prijs der Nederlandse Letteren, was wellicht mede te danken aan het feit dat ze intussen afstand had genomen van haar in wezen idealizerende vertelkunst en de klassieke alwetendheid en alomtegenwoordigheid van de schrijver die deze schragen, om nieuwe wegen der verbeelding te bewandelen. Wanneer dat is gebeurd, valt niet exact aan te geven. Het gaat namelijk niet om een breuk in het oeuvre maar veeleer om een verschuiving, onder meer van de zuivere inventio naar de literaire verwerking van wat de realiteit zelf aanreikt. Al in het lastig te katalogizeren “De tuinen van Bomarzo” (1968) exploreert Haasse het laat-renaissancistische labyrint uit de titel minder als een metafoor voor het mysterie van het bestaan dan als een symptoom van een bepaalde, historisch dateerbare mentaliteit.

Dit bijna wetenschappelijke onderzoek naar wat de mens van vroeger tot nu heeft bewogen, treedt helemaal op de voorgrond in het latere werk. Daarbij wordt de realiteit die als uitgangspunt of inspiratiebron funktioneert, almaar minder persoonlijk, bizar en spectaculair. Wel blijft het geheimzinnige een rol van betekenis spelen, maar het wordt nu met een kleinere letter geschreven. Haasse kultiveert het raadselachtige niet langer om het raadselachtige en de zogenaamd existentiële betekenis ervan, maar introduceert een lichte vervreemding die het haar als schrijver mogelijk moet maken om iets van de historische realiteit te laten zien wat normaal verborgen blijft.

TOEVAL.

Parallel aan deze versmalling van het geheimzinnige naar het vreemde in haar werk, neemt Haasse ook een andere houding in acht ten aanzien van de door haar beschreven wereld en de personen die deze bevolken. In de roman “Een gevaarlijke verhouding of Daal- en Bergse brieven” (1976), waarin ze haar verbeelding ent op Choderlos de Laclos’ klassieker “Les liaisons dangereuses”, zet de schrijfster het masker op van de cynische vrouw van de wereld, de markiezin de Mertueil. Haar overweldigende inlevingsvermogen heeft als resultaat dat ze brieven gaat schrijven in naam van deze zo van haar verschillende vrouw.

Maar hier is niet langer sprake van identifikatie, en al helemaal niet van projektie, want tegelijkertijd levert ze onder haar eigen naam kritisch kommentaar. Deze opzet leidt tot een fascinerend spel met (auto)biografisch feit en fiktie. Haar werk oogt minder gekonstrueerd en steeds meer wordt, via parallellen en associaties die door het bronnenmateriaal zelf worden aangereikt, aan het toeval overgelaten. Haasse wordt alsnog regisseur, ze ensceneert deels al bekende geschiedenissen.

De uitvoerige beschrijvingen met didaktische ondertoon die een romantische jeugdlektuur verraden, maken nu plaats voor collage-achtige technieken. Deze werkwijze bereikt een hoogtepunt in het meesterlijke tweeluik “Mevrouw Bentinck / De groten der aarde” (1978-1981) en de intrigerende kroniekroman “Schaduwbeeld of Het geheim van Appeltern” (1989). Meer nog dan deze geschiedenissen uit de achttiende eeuw viel het eveneens op dokumenten gebaseerde “Heren van de thee” (1992) in de smaak van met name het Nederlandse publiek, vermoedelijk omdat het koloniale leven in de laatste decennia van de vorige eeuw erin verhaald wordt.

Niet alleen in haar “romans”, ook in haar essayistische bijdragen gaat de schrijfster steeds avontuurlijker te werk. Ze waagt zich in toenemende mate aan de beschouwing van wie of wat haar gezien achtergrond en opvoeding vreemd is, zoals blijkt uit kritische uiteenzettingen over literaire kollega’s uit heden en verleden.

Schreef Haasse in de jaren zestig nog twee belangwekkende opstellen over Simon Vestdijk, aan wiens werk het hare om tal van redenen herinnert, dan zal ze op 13 oktober in Antwerpen de konfrontatie aangaan met Multatuli en Louis Paul Boon. Deze auteurs begrenzen de ruimte waarbinnen Haasses literaire ontwikkeling zich heeft voltrokken. De eerste als de ontembare romanticus die zich aan geschiedenis en traditie maar weinig gelegen liet. De tweede als de tegendraadse realist die niet alleen de traditionele historische roman, maar de roman tout court opblies, onder het fijne motto : Wie geen bom durft gooien, schrijve er één !

Kris HumbeeckErnst Bruinsma

De vijfde Louis Paul Boon-lezing vindt plaats in Antwerpen op vrijdag 13 oktober in het Auditorium van de Generale Bank (Wapper). Informatie : L.P. Boon-dokumentatiecentrum, Universitaire Instelling Antwerpen, tel. 03/820.27.81.

Hella Haasse : draad van Ariadne.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content