Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Knack, jg 1, nr 4 : 11 maart 1971.

PORNOGRAFIE

Zeven volle bladzijden, dat was de plaats die als opening van het vierde nummer ingeruimd werd voor wat ipso facto wel een belangrijk maatschappelijk probleem moet geweest zijn : pornografie. Aanleiding is het proces tegen enkele boekhandelaren die zedenschennende publicaties zouden vertoond of verkocht hebben.

Sinds twee jaar zijn de ?porno-shops” een vertrouwd beeld geworden in Nederland. De spectaculaire opkomst ervan deed menig Nederlander het voorhoofd fronsen, maar een groot deel van de bevolking had zich na enige tijd toch neergelegd bij de realiteit van de seksboetiek. Sodoma en Gomora deden goede zaken en legden een bestendige zin voor expansie aan de dag, tot in het najaar van 1970 plots een verstrakking in de wetgeving plaatsvond.

Enigszins anders is de toestand in Duitsland, waar men nu ongeveer het punt van saturatie heeft bereikt. De Duitse pornomarkt zal op dit ogenblik heel diep in haar inspiratie moeten putten om nog iets nieuws op het gebied van seksuele productie te vinden. De seksbladen daar puilen ongeveer uit van alle mogelijke attributen, gaande van ?Massierstaben für Damen” tot vleeskleurige levensechte poppen die per lichaamsdeel te koop zijn.

De Scandinavische landen zijn in Europa altijd de voorlopers geweest van een liberale politiek op seksgebied. In Denemarken is de pornografie sinds 1968 gelegaliseerd. De druk van de Denen op de Duitse pornografiemarkt is momenteel zo groot dat Duitsland alleen al voor de omzet van pornografische lectuur een handelsverdrag met Denemarken zou kunnen sluiten.

Hoe België het onder de buitenlandse druk gaat klaarspelen om zijn voorgenomen kuise koers te blijven volgen, is een vraagteken. Minister Vranckx staat hier wel constant met twee voeten op de rem, maar het gevaar dat de wagen ondanks alles toch de helling afgaat, is niet denkbeeldig. Wellicht zou een middeleeuwse oplossing in de zin van ophaalbruggen bij de grenzen de meeste uitkomst bieden.

HERSENVLIES

Begin maart maakten de kranten gewag van hersenvliesontsteking in scholen in Dendermonde. Eerder was de kwaal al in Antwerpen gesignaleerd, waar het virus zich via zwembaden verspreidde. Knack trekt op onderzoek.

In Dendermonde zelf is de toestand niet gans duidelijk. De wildste geruchten doen er de ronde : sommigen spreken van gevallen in het St.-Vincentiusinstituut, anderen van verscheidene zieken in het H.-Maagdscollege. Een feit is dat de betrokken instanties de zaak vruchteloos in de doofpot trachten te stoppen. De directrice van de peutertuin van het St.-Vincentiusinstituut verklaart eerst dat er drie gevallen waren onder de peuters van één à twee jaar, vervolgens beweert ze dat er slechts één geval zou zijn geconstateerd, tenslotte dat alle geruchten nonsens zouden zijn. Deze houding is op zijn minst verwarrend. Bij verder aandringen wordt de directrice agressief en op het randje af brutaal. Dokter Vandenberghe, schoolarts, weigert elke verklaring. Deze mensen zijn blijkbaar zo bezorgd de faam van hun school hoog te houden, dat zij de meest elementaire voorlichtingen overbodig vinden, wat de geheimzinnigheid en de praatjes weer doet toenemen.

Er blijkt in Dendermonde wel een gezondheidsinspectie te bestaan, zij is echter sporadisch werkzaam. Op het stadhuis word je van Pontius naar Pilatus gezonden, niemand weet iets van de zaak af. Wel verklaart de heer De Backer, stadssecretaris, dat men al geruchten opgevangen had, maar dat men vermoedde dat het om een carnavalsgrap ging, een kwakkel opgelaten door de stad Aalst die de carnavalsfeesten in Dendermonde wou boycotten. De Dendermondenaars kunnen op beide oren slapen : als hun vroede vaderen verontrustende geruchten opvangen, denken zij aan carnavalsgrappen.

Overal op muren van stilte gestoten, zat van alle verwarde uitleg, wenden wij ons tot de heer superior van het H.-Maagdscollege. Deze schijnt de enige te zijn die iets duidelijks kan vertellen. Zijn instituut omvat het enige zwembad in het Dendermondse. Hij is er zich van bewust dat daarover dan ook de wildste verhalen de ronde doen. De superior : ?Wij laten onze instellingen regelmatig controleren op mogelijke ziekteverwekkende bacteriën. Deze controle wordt uitgevoerd door onze schoolarts en door de gezondheidsinspectie, ongeveer om de drie maanden. Onder de ouders van onze leerlingen heerst geen paniek. Zij werden gerustgesteld door de directie.”

In Dendermonde lijken de betrokken personen zich niet ongerust te maken. Geen enkele van de ondervraagden heeft ernstige voorzorgsmaatregelen laten nemen. Men heeft geen preventieve inenting laten doen. De gouden regel ?beter voorkomen dan genezen” lijkt in Dendermonde niet van toepassing te zijn.

STRADIVARIUS

In de rubriek ?België” kwamen in de eerste nummers ook onderwerpen van regionaal belang aan bod. In Knack nummer vier bijvoorbeeld een ontslagen kleuterlerares in Ardooie en er is ook iets merkwaardigs aan de hand in Roeselare.

?Ge moet op een avond eens naar mijn antiquiteiten komen kijken,” zei mevrouw Armand Blomme tot mijnheer Etienne Platteeuw. Beiden wonen in de Wallenstraat te Roeselare en beiden zijn verzamelaars van relikwieën uit de goede oude tijd.

Als de schoenenhandelaar in de schatkamers van de confiserie-exploitante afgedaald was, toonde deze laatste hem terloops haar viool : destijds gekocht van een Antwerps violist en pas onlangs dat merkwaardige plaatje binnenin opgemerkt. ?Antonio Stradivarius Cremonensis. Faciebat anno 1723.”

Ze zegden tot elkaar dat ze niet wisten dat Stradivarius met een zekere Cremonensis gehuwd was maar bij het naslaan van een bijgehaalde muziekencyclopedie kwamen ze vlug tot de vaststelling dat dit laatste woord een duidelijk verband had met Cremona, de stad waar destijds de maatschappelijke zetel van de werkhuizen Stradivarius gevestigd was.

En ofschoon geen van beiden in zijn zaak al een dergelijk stuk aan de man gebracht had, voelden ze aan hun handelaarselleboog dat het hier om een instrument van uitzonderlijke waarde ging.

?Ik heb daar op mijn schoorsteen ook een oude viool staan,” zei de schoenenhandelaar tot de doopsuikertante, ?ik zal wel eens direct gaan kijken.” Hij zei het lachend, maar kon toch niet nalaten bij zijn thuiskomst even met de zaklamp in het bestofte binnenste van het vervallen instrument te kijken. Na enig krabben ontdekte hij een identiek plaatje als in de viool van de buurvrouw, met dat verschil dat zijn ?faciebat” op 1735 terugsloeg.

In de Wallenstraat leven twee gezinnen in blijde verwachting. Waar blijft de deskundige die hen van een blijde droom zal doen bevallen ? In de door hen geraadpleegde encyclopedie staat dat Stradivarius (1644-1737) duizend violen zou gemaakt hebben waarvan er tot nog toe 540 bekend zijn. De kans dat er na 250 jaar nog veel zullen ontdekt worden is bitter klein. Wie zou ze dan ook BIJ PAREN in de doodgewone Wallenstraat van het doodgewone middenstandsstadje Roeselare gaan zoeken ? Je zou zeggen dat men er indertijd in die straat van de Nieuwmarkt mee ?geleurd” heeft !

CAMILO TORRES

In ?Portret” wordt stilgestaan bij de dood van Camilo Torres, op de datum van verschijnen precies vijf jaar en één maand geleden. Torres, ooit nog student in Leuven, leidde in 1965 als priester de gewapende revolutie in Colombië. Door het volk aanbeden, door kerkelijke en wereldlijke overheid verguisd. Knack lijkt ook partij te kiezen.

In de vechtsgroep had men alle voorzorgen genomen om zijn leven te beschermen, en om te vermijden dat hij in gevecht werd verwikkeld. Men had hem te veel nodig. Maar hij wilde alles doen zoals de anderen. Niemand kon hem overtuigen geen deel te nemen aan het gevecht dat hem uiteindelijk het leven kostte. ?Ik wil dezelfde risico’s lopen als iedereen.” Wanneer zij aandrongen zei hij : ?Laat me vechten, of fusilleer mij.”

De groep was in een hinderlaag van het leger gevallen. Toen hij, naar de wet van de guerrilla, de wapens van een gedode soldaat wilde grijpen werd hij neergeschoten. Het was 15 februari 1966, 10 uur 30 ’s morgens. Niemand weet precies wat en hoe het gebeurd is. Ongeveer dertien verschillende verhalen doen de ronde. Het lichaam van Camilo Torres werd nooit vrijgegeven. Niemand weet waar men hem heeft begraven, behalve de regering.

Goethe schreef eens : ?Gij mislukt ? Dat is het wat u groot maakt.” Camilo Torres mislukte althans als men dit op 15 februari 1966 wil bekijken. Men heeft hem na zijn dood belachelijk gemaakt, hem gek verklaard. Absurd. Schandalig. Communist.

Maar ligt de sleutel van zijn mysterie niet in zijn onvoorwaardelijke en eerlijke trouw ? Een trouw aan de zotheid van het Kruis ? Een trouw aan de ongenadige boodschap van Jezus Christus ? Camilo Torres is een zaad, omdat hij durfde spreken, leven en sterven, anders dan de anderen. Hij is een zaad omdat hij een ?zaak” is, een antwoord op een noodroep van Amerika. Hij is het grote symbool van het nieuwe Amerika. Met hem is een grote verwachting geboren.

POLITICUS EN PLAYBOY

Het omslagverhaal brengt een uitgebreid interview met Hugo Schiltz. Opgefleurd met negen foto’s. En men kan niet om de vaststelling heen : Hugo Schiltz zag er in 1971, op enkele details na, hetzelfde uit als nu. De Kennedy van de Volksunie !

Baccalaureus in de Thomistische wijsbegeerte. Volgens het kerkelijk recht had hij dus kanunnik of kardinaal kunnen worden. Maar hij deed het nog veel spectaculairder : hij werd de Kennedy van de Volksunie. Academische vorming. Aangeboren distinctie. Uitdagend jongensachtig. Veertiger zijn en dertiger schijnen. Intelligent. Dynamisch. Modieus progressief. Flair. Soms wat arrogant. Zin voor humor. Ciceroniaans redenaarstalent. Graag advocaat van de duivel. Populair. Volksvertegenwoordiger Hugo Schiltz kijkt ons aan. Voor één keer niet vanop een affiche.

Als je naar zijn functies informeert vermeldt hij als eerste : huisvader met drie dochters. Een advocatengrapje wellicht, want dat is hij : advocaat-politicus. Meester Schiltz ontvangt ons in zijn kantoor. Een zwerm secretaressen. Kopje koffie ? De service is functioneel en huiselijk. Aan de wand een zeldzame kubistische Jespers.

HUGO SCHILTZ : Een openbaring voor mij was mijn nadere kennismaking met Spaak. Zoals zovele anderen was ik als jonge man de mening toegedaan dat Spaak in de politiek slechts ?l’art pour l’art” zag. Toen hij in het parlement zijn afscheidsspeech hield, zag ik dat het niet zo was. Het ontroerde mij dat die man na zulke indrukwekkende loopbaan heel eenvoudig en zonder show op de tribune kwam zeggen : ?Heren, ik speel niet meer mee. Ik heb mijn partij altijd gevolgd, zelfs tot in haar dwaasheden, omdat men dat in de politiek desnoods moet. Maar nu overschrijdt men een grens, die ik niet neem. Er gelden nog morele normen, die ik niet wens op te geven. Voor niets.”

KNACK : Uw imago werd doelbewust gecreëerd. Maar is er ook niet een zeker fysiek facet mee gemoeid ?

SCHILTZ : Dat kan. Maar op louter fysieke elementen kan men geen blijvend imago bouwen. De fysiek speelt alleen een rol bij het ophouden van een imago op voorwaarde dat er valabele ideeën achter steken. Het zijn trouwens niet eens uitzonderingen dat politici met een minabele fysiek toch een gunstig imago bij het publiek hebben weten op te trekken.

KNACK : Sommigen noemen u een playboy.

SCHILTZ : Dat epitheton heeft mijn oren al eerder bereikt. Wanneer men het op de juiste manier interpreteert, zou ik er niet voor terugschrikken het als een eretitel te aanzien. In die zin dat ik een grondige hekel heb aan de dodelijke ernst van onze samenleving. Een kunstmatige, gefrustreerde ernst die zelden creatief of vruchtbaar is.

KNACK : Over uw intrede in de politiek doen heel wat legenden de ronde. Onder meer dat uw eerste politieke liefde de CVP zou geweest zijn.

SCHILTZ : Mijn intrede in de politiek was in die zin uniek dat ik lid was van geen enkele partij en dat ik door een bepaalde partij werd aangezocht om op de lijst van een andere partij te fungeren voor de gemeenteraadsverkiezingen in Antwerpen. In 1958 wenste de Volksunie niet met een aparte lijst deel te nemen. Er werd een akkoord gesloten met de CVP waarbij zou worden uitgekeken naar een kandidaat, voor te stellen door de Volksunie, die zonder tot een van beide partijen te behoren toch aanvaardbaar was voor beide. In 1963 koos ik definitief voor de Volksunie, hoewel de CVP mij een schepenambt aanbood met alle mogelijkheden die zulk ambt biedt wanneer men tot een regeringspartij behoort. Insiders weten ook wat de positie van schepen der stad Antwerpen materieel en politiek betekent. Het is een niet te versmaden politieke carrièrebekroning.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content