Als Peter Rouffa in de bronsttijd gewekt wordt door de roep van een edelhert, denkt hij wel eens dat het leven nog zo kwaad niet is. Acht jaar geleden verhuisde hij met zijn vrouw en zijn twee kinderen naar de Ardennen. Een jongensdroom. ?Hoewel ik in de stad ben opgegroeid, had ik het gevoel dat ik er stikte. De winkels, de etalages, die constante druk om te consumeren. Je moet er je vrijheid kopen.”
Een fermette, met een karrewiel en een zilverspar voor de deur, was ook niet echt zijn ideaal. De bossen van de Ardennen hadden hem altijd al gelokt. In Barvaux-sur-Ourthe begon hij een café, maar hij kreeg uitsluitend toeristen over de vloer. ?De plaatselijke middenstand heeft het niet zo begrepen op import. Of je nu een Luikenaar bent of een Vlaming maakt niets uit ze moeten je niet.” Negen maanden per jaar viel er geen droog brood te verdienen.
In het gehucht Deux-Rys, met niet eens honderd inwoners, werden Peter en zijn gezinnetje wel geaccepteerd. ?Ik denk dat Vlamingen en Walen toch meer met elkaar gemeen hebben dan Vlamingen en Nederlanders.” Hij stortte zich weer op zijn oude ambacht en leeft nu van zijn tekenpen en zijn penseel : hij kleurt plaatjes in voor de albums van De Rode Ridder en maakt illustraties voor Professor Barabas’ Labohoekje in het weekblad Suske en Wiske. Het is geen vetpot, maar wat dan nog ? Ooit wil hij een eigen strip maken. ?Iets met Indianen.” Hij hoopt nooit volwassen te worden.
Sinds hij een Indiaanse medicijnman ontmoette is Peter geheel in de ban van het Hogere. Achter zijn huisje heeft hij een authentieke tipi staan en een zweethut, een iglo-achtige constructie die weliswaar niet met dierenhuiden maar met dekens is afgedekt en waar witheet gestookte stenen worden binnengedragen. Als hun squaws ongesteld zijn, trekken de Indiaanse mannen zich daar terug om zich ritueel te zuiveren. Dus doet Peter dat ook. Hij leeft met de maan. ?Zo’n zweethut is heel iets anders dan een sauna. Het gaat niet alleen om lichamelijke zuivering maar om een spirituele belevenis. Tijdens zo’n zweetceremonie ontvang ik vaak beelden die ik achteraf in olieverf op doek probeer vast te leggen. Ik kan het zelf ook niet verklaren.”
Heimwee naar ’t Stad heeft Peter nooit. Als hij voor zijn werk in Antwerpen moet zijn, krijgt hij het na drie dagen al flink op zijn heupen. In de Ardennen maakt hij graag lange wandelingen, maar niet om kilometers te vreten zoals een toerist hij moet een doel hebben. Dan zoekt hij paddestoelen : eekhoorntjesbrood, judasoortjes, cantharellen. Of hij neemt zijn verrekijker mee om het wild te bespieden. Eén keer heeft hij in een weiland dertig reeën geteld. ?Een onvergetelijke ervaring.” Het leven is een geestelijke zoektocht, denkt Peter. ?Geen stress aan mijn lijf. We moeten opnieuw leren leven met Moeder Aarde. Dat is de les die ik mijn kinderen wil bijbrengen.”
P.P.