Rebellenleider Jean-Pierre Bemba rukt gestaag op in de Congolese Evenaarsprovincie. Een exclusief portret van een man met grootse plannen.

De sfeer is koortsig in Bumba, een stadje langs de Congostroom dat de eer had om als een van de eerste “bevrijd” te worden door de Mouvement de Libération du Congo (MLC) van de door Oeganda gesteunde Congolese zakenman Jean-Pierre Bemba. De voorzitter ( président) komt op bezoek, maar laat – zoals het grote leiders past – op zich wachten, en het is broeiend heet onder de evenaarszon. De mensen zijn ongeduldig. Bemba veroverde Bumba op 17 november 1998, rekruteerde er gedurende meer dan een maand soldaten en trok vervolgens westwaarts. Van de beloofde veranderingen kwam niet veel terecht: er is nog geen transport over de stroom, zodat handel onmogelijk is, en van vrede is ook nog geen sprake.

Maar Bemba verovert de harten door te voet de drie kilometer van de luchthaven naar het “stadion” af te leggen, waar hij de bevolking zal toespreken. Hij steekt met kop en schouders boven “zijn” volk uit, zijn modieuze militaire hoed een baken voor lijfwachten en volgelingen die hem in de massa uit het oog verliezen. De menigte wordt hysterisch door het directe contact met de “bevrijder” – honderden slippers sneuvelen in het gedrang.

Staande op een tafel met tapijt informeert de voorzitter zijn volk. Hij presenteert feiten, geen slogans. Ja, hij heeft het vredesakkoord in de Zambiaanse hoofdstad Lusaka ondertekend, maar nee, de oorlog is niet gestopt, omdat een dag na de ondertekening een Soedanese Antonov voor rekening van de Congolese president Laurent-Désiré Kabila een “cargobommenraid” uitvoerde op de stadjes Makanza en Bogbonga, die de MLC kort voordien veroverd had. Daarbij zouden honderden doden gevallen zijn – informatie die wegens de bijna-onbereikbaarheid van de plaatsjes onmogelijk geverifieerd kon worden.

Na de speech volgt een vragenronde. Een weduwe wil weten of er voor de défavorisés zal worden gezorgd, een scholier wanneer er staatsexamens komen, een chef of zijn dorp elektriciteit zal krijgen. Bemba benadrukt dat er weer aandacht voor de mensen zal zijn, zodra de oorlog achter de rug is. Als hij per vergissing het woord geeft aan een dronkelap, houdt hij het voor bekeken. De tijd voor het volk is beperkt, de oorlog gaat voor.

TWEEDUIZEND ZINGENDE REKRUTEN

Verder stroomafwaarts ligt Lisala, een stadje waar Bemba zes maanden lang zijn hoofdkwartier had en massaal soldaten rekruteerde, met wie hij de voorbije zomer het noorden van het land heeft veroverd. Nu is Lisala de sluis waarlangs zijn troepen over de stroom worden geschut, naar de fronten in de buurt van de stadjes Basankusu en Boende, die alleen over drassige junglepaadjes te bereiken zijn, en die op de weg liggen naar Mbandaka, vanwaaruit Bemba de sprong naar Congo’s hoofdstad Kinshasa wil wagen.

In het evenaarswoud moet hij niet alleen de Forces Armées Congolaises (FAC) van Kabila verdrijven, maar ook rekening houden met troepen van de concurrerende rebellenbeweging Rassemblement Congolais pour la Démocratie (RCD), gesteund door Rwanda en geleid door commandant Jean-Pierre Ondekane, die Bemba’s recente successen ongetwijfeld als een lelijke streep door zijn eigen rekening ziet.

Ondekane is een oudgediende uit de Forces Armées Zairoises (FAZ) van de door Kabila verdreven Mobutu Sese Seko, net als de topofficieren van Bemba’s MLC: de kolonels Grégoire Amuli en Géthéon Kibunge, en luitenant-kolonel Léonard Mongapa. Bemba’s militaire operaties worden gestuurd door jonge en hoogopgeleide Oegandese officieren en gecoördineerd door de in de Congolese stad Kisangani gekazerneerde generaal James Kazini. Het is onduidelijk hoeveel Oegandezen er met de MLC meevechten, maar het moeten er vele duizenden zijn. In tegenstelling tot de Congolese soldaten, worden de Oegandezen betaald, maar Bemba wil niet kwijt door wie.

In de buurt van Lisala ligt de MLC’s grootste opleidingscentrum. Meer dan tweeduizend rekruten worden er door Oegandezen ingewijd in het oorlogsleven. Ze demonstreren de voorzitter dat ze al weten wat dril is, en dat de morale hoog is – zo blijkt uit de luid gezongen marsen die Kabila als een lamme aap en papa Bemba als de ultieme hoop op beterschap presenteren. De wind neemt de lofzangen mee naar dorpjes in de buurt, waar later zelfs de kleinste peuters heupwiegend de hit van het moment gillen: papa Bembaaa…

De voorzitter is tevreden. Hij weet zich gesteund door het volk, dat het niet gemakkelijk heeft maar dat al wel zijn vertegenwoordigers mag kiezen. De rekruten moeten niet alleen leren marcheren en de basisbeginselen van democratie en goed gedrag worden bijgebracht, ze moeten ook bonen en bananen planten, want het leger dient voorlopig in zijn eigen onderhoud te voorzien. “Mijn soldaten krijgen eten, kleren, een opleiding en een wapen, en de kans te vechten voor vrijheid en democratie”, verklaart de voorzitter.

In het garnizoenstadje Kotakoli aan de noordgrens van het land worden achthonderd krijgsgevangen of overgelopen soldaten van Kabila’s FAC “heropgevoed”. “Militaire hoeren”, noemt Bemba ze smalend. Er zijn mannen bij, zoals majoor Menzo Vico, die ooit deel uitmaakten van de Division Spécial Présidentiel (DSP) van Mobutu, die in onmenselijke omstandigheden door Kabila werden “heropgevoed”, vervolgens meevochten met de FAC en zo in handen vielen van de MLC, waarmee ze het nog eens willen proberen. “Ze doen wat ze willen”, zegt Bemba. “Als ze naar huis willen, mogen ze gaan. Ik heb niets aan niet-gemotiveerde soldaten. Ik verplicht niemand om te vechten.”

Momenteel zijn zesduizend rekruten en tweeduizend overlopers in opleiding. De dril duurt vier tot zes maanden, waarvan één maand met een wapen. Dan volgt onherroepelijk het front. Bemba wil niet kwijt hoeveel soldaten er voor hem vechten – “vele tienduizenden” – en hoeveel slachtoffers er al zijn gevallen. Er zijn geen medische voorzieningen aan het front, elders trouwens evenmin.

VIERHONDERD TON WAPENS ALS BUIT

Momenteel bevindt Bemba’s hoofdkwartier zich in Gbadolite, het uit het niets verrezen plaatsje rond drie paleizen van Mobutu, waar wegwijzers naar Belgisch model in de richting van nu vernielde oorden wijzen en afgeknakte Belgische verkeerslichten aangeven dat er ooit auto’s reden. Nu worden de straten van Gbadolite gevuld met bataljons joggende en zingende rekruten, houten geweren en granaatwerpers stoer in de hand, de morale hoog en gelijkgestemd – zelfs kerkkoren zingen minder synchroon.

Overal lopen gewapende militairen maar de sfeer is ontspannen, er wordt geen schot gelost. De bevolking is er gerust op: de militairen vallen niemand lastig, zelfs ’s nachts niet, en ze betalen wat ze willen. “Ze moeten een strenge gedragscode memoriseren”, zegt Bemba. “Wie zich daar niet aan houdt, wordt gestraft. Soldaten moeten ten dienste staan van het volk, en niet omgekeerd.”

De luchthaven van Gbadolite is de draaischijf waarlangs troepen en zwaar materiaal uit het noorden naar Lisala worden gevlogen, in een Iljoesjin van Ukrainian Cargo Airways. Honderden soldaten komen zingend van het front, goedgemutst, want Kabila’s troepen slaan meestal op de vlucht voor er gevochten wordt en dat maakt de oorlog wel plezierig. Bemba beschikt over tanks, luchtafweergeschut en zware artillerie, en over een massa wapens en munitie. “Kabila en zijn Libische broodheer Kadhafi behoren tot de voornaamste sponsors van mijn revolutie”, zegt hij niet zonder leedvermaak.

Zijn troepen maakten in de buurt van Gbadolite vierhonderd ton wapens en munitie buit. Er zijn stingerraketten bij, mijnen en fragmentatiebommen van ambachtelijke makelij. “Jammer dat ze vergaten de ontstekers erin te steken”, schampert Bemba. “Zelfs eenvoudige bommen maken kan Kabila niet.”

Van alles wat Bemba zegt straalt de haat jegens Kabila af. Hij houdt vol dat hij de man nooit heeft ontmoet en dat hij nooit een aanvaring met hem heeft gehad. “Ik stelde vast dat het regime van Kabila een totale mislukking is. In plaats van een democratie installeerde hij een dictatuur. Hij verbood politieke partijen, beslist eigenmachtig wie gearresteerd en veroordeeld wordt, en heeft niet het minste respect voor de mensenrechten. Het land heeft geen economisch perspectief meer. Sinds Kabila aan de macht is, wordt er niet méér maar minder geïnvesteerd. Daarom besloot ik een revolutie op gang te brengen.”

De idee werd voor het eerst uitgesproken op een feestje van een vriend in Brussel – Bemba woonde 21 jaar in België. In september 1998 kuste Bemba – nu 39 jaar oud – zijn vrouw en vijf kinderen vaarwel en vertrok op “zakenreis”.

Hij vloog naar Kisangani, toen nog stevig in handen van de Oegandezen, en kreeg er een spoedcursus tactiek en strategie. Amper een maand later legde hij met 650 manschappen en een bataljon Oegandese artilleristen een hinderlaag tussen de stadjes Buta en Bumba, ten noordwesten van Kisangani. Honderden soldaten van de FAC vonden er de dood, onder hen ook veel militairen uit Tsjaad, die Kabila waren komen helpen. Na een reeks guerrilla-acties en nog een succesvolle veldslag (bij het plaatsje Mintembo) blies de FAC de aftocht. Het liep niet altijd even vlot, maar ondertussen heeft Bemba’s beweging het noorden van het land in handen.

EEN REVOLUTIE VOOR EEN SPICE GIRL

Zijn inspanningen worden stilaan ernstig genomen. Begin augustus zat Bemba nog het grootste deel van zijn tijd in Gbadolite, in een leren fauteuil in een villa van zijn vader: de patron des patrons onder Mobutu, Bemba Saolona, ondertussen gerecycleerd als minister in de regering van Kabila. Zoon Bemba zit aan een tafeltje vol handgeschreven lijsten van beschikbare zware wapens en catalogi van militair materiaal – zijn eigen uniformen koos hij uit het aanbod van het Franse Marck. Met een batterij satelliettelefoons, radio’s en een faxmachine houdt hij contact met zijn troepen en de buitenwereld.

Voortdurend houdt hij een half oog op de televisie gericht die meestal afgestemd staat op de videoclipzender Channel O. “Zou die iets zien in een rebellenleider?” vroeg hij over de Belgisch-Burundese zangeres Khadja Nin, en voor ex-Spice Girl Geri Halliwell wil hij best een revolutie in Engeland beginnen. Bemba’s humeur wisselt zoals het tropische weer: het ene moment zon, het volgende donder en bliksem. Eerst discussieert hij met zijn acolieten over de vragen in welke maand druiven moeten worden geplukt om de beste wijn te produceren, en of hij een kans had gemaakt op een uitnodiging voor een huwelijksfeest in de Brusselse beau monde als hij geen rebel was geweest.

Vervolgens leest hij ze de levieten omdat ze geen bataljon naar Kisangani kunnen sturen om die paljas van een Ondekane te arresteren, en omdat zijn vis niet goed genoeg gebakken is.

De snelheid waarmee hij door de Evenaarsprovincie walst, trok de aandacht. De secretaris-generaal van zijn MLC, Olivier Kamitatu, vertrok op reis naar de goudmijnstadjes Bunia en Beni in het noordoosten, waar Oegandese troepen het voor het zeggen hebben, om er de MLC politiek te promoten. Bemba wordt steeds meer gevraagd om zijn verhaal te verkopen. Libanese diamanthandelaars, die een mannetje droppen in elk stadje dat de MLC verovert, en hier en daar Franse prospectors, sponsoren de King Air waarmee hij rondvliegt. Als het nodig is, staat een Lear Jet ter beschikking om Bemba en zijn secretaris Monfort Nkonzi, een man met een goed humeur maar zonder pen of papier, naar het buitenland te vliegen.

Bemba was al op bezoek bij de presidenten van Zuid-Afrika, Zambia en Tanzania, en heeft geregeld contact met de Oegandese leider Yoweri Museveni, zijn voornaamste toeverlaat. Hij onderhoudt goede relaties met zijn “buurman” van de Centraal-Afrikaanse Republiek – deels noodgedwongen, want duizenden soldaten van Kabila, onder wie nogal wat Rwandese génocidaires, zijn gevlucht over de grens, waar ze ontwapend werden en in kampen ondergebracht. Hij overlegt geregeld met de president van Gabon, die hij goed blijkt te kennen, en bracht in het grootste geheim een blitzbezoek aan Congo-Brazzaville. Vorige week werd hij opgepikt door twee Fransen voor een bezoek aan een aantal presidenten uit het francofone deel van het continent.

EEN ZWARTE GUY VERHOFSTADT

Belgen komen in het stuk niet voor. “Belgische politici hebben nog geen contact met me opgenomen”, zegt Bemba. “Misschien hadden ze het te druk met de verkiezingen en de regeringsvorming.” De liberalen moeten ongetwijfeld wat zien in het dertien bladzijden lange programma van de MLC, dat leest als een ode aan het vrije ondernemerschap, met de klemtoon op het scheppen van een investeringsvriendelijk klimaat en de uitbouw van de infrastructuur. Sociale aspecten als onderwijs en gezondheidszorg moeten in handen komen van de société civile, met voorop de NGO’s en de kerken.

Bemba klinkt zoals Guy Verhofstadt als hij zijn programma verdedigt. Hij is even ambitieus om de top te bereiken en president te worden, hoewel hij voorzichtig benadrukt dat die keuze uiteindelijk bij het volk ligt. Maar hij is er gerust op: de mensen steunen hem. Hij weet zelfs al welke naam voor de nieuwe staat hij ter goedkeuring aan het parlement zal voorleggen: de République Démocratique du Congo/Zaire.

Een samenwerking met het RCD van Ondekane en voorzitter Emile Ilunga – “een stroman” – ziet hij niet zitten. “Er zijn essentiële verschillen tussen ons en het RCD”, meent Bemba. “Vooreerst hebben wij een duidelijk programma, en zij niet. Verder begonnen wij als een politieke beweging die militairen inschakelt om een democratie te vestigen, terwijl Ondekane als militair politici aanwees, die nu zonder mandaat van het volk ruziemaken over postjes. Het is niet te verwonderen dat het RCD geen steun geniet van de mensen. Ondekane, die een jaar geleden honderd dollar per maand verdiende, kocht ondertussen huizen in Tanzania en Kameroen, en een flat in Parijs. Waar haalde hij dat geld?

Het RCD neigt nu al naar een regime vergelijkbaar met dat van Kabila, dat voor sommigen gewoon een geldmachine is. Justine Kasavubu, die in België jarenlang een uitkering van het OCMW kreeg, kocht vijf maanden nadat ze Kabila’s ambassadeur in Brussel was geworden een huis van elf miljoen frank in Linkebeek. Kabila’s veiligheidschef Gaetan Kakudji kocht onlangs in Sint-Genesius-Rode een villa met indoorzwembad van meer dan 40 miljoen frank.”

Bemba beseft dat het uitwieden van corruptie, nepotisme en tribalisme tijd zal vragen – minstens een generatie. “Ik wens een beroep te doen op experts om de overgang vlot te laten verlopen”, beweert hij. “Ik wil buitenlandse rechters inschakelen om snel een goed werkend en objectief juridisch systeem te verkrijgen. Ik wil de implementatie van een efficiënt belastingstelsel door ervaren fiscalisten laten begeleiden, en controlebureaus als het Zwitserse SGS inhuren om de activiteiten van de douane te evalueren, zodat de rijkdommen niet langer uit Congo verdwijnen zonder dat de bevolking er iets aan heeft.”

Maar de weg zal lang zijn. De clash tussen Oegandezen en Rwandezen in Kisangani maakte duidelijk dat de krachtsverhoudingen tussen MLC en RCD momenteel niet noodzakelijk in Bemba’s voordeel zijn. En telkens als de voorzitter naar het buitenland verdwijnt voor een tocht langs presidenten van vroegere Franse kolonies, daalt een zalige rust neer over Gbadolite. De revolutie is duidelijk niet voor iedereen even dringend.

Volgende week: leven in een rebellie

Dirk Draulans Foto’s: Wim Van Cappellen (Reporters)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content